ECLI:NL:OGEAC:2022:312

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
CUR202102192 en CUR202102193
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terechtheid van de definitieve aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014 en de intrekking van het beroep inzake de aanslag OZB voor het jaar 2015

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over de definitieve aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014, opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende, wonende te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het Gerecht oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd. De waarde van de onroerende zaak was niet in geschil en de belanghebbende stelde dat er sprake was van dubbele heffing, omdat bij de verkoop van de onroerende zaak door de notaris een bedrag aan OZB reeds was ingehouden. Het Gerecht oordeelde echter dat de voorlopige aanslagen niet op naam van de belanghebbende stonden en dat deze om die reden niet met de definitieve aanslag konden worden verrekend. Bovendien waren de voorlopige aanslagen vernietigd, waardoor verrekening niet mogelijk was.

De belanghebbende had ook geklaagd over restituties die aan haar ex-echtgenoot waren gedaan, maar het Gerecht merkte op dat zij zich over deze kwestie diende te wenden tot de civiele rechter. De belanghebbende trok haar beroep inzake de aanslag OZB voor het jaar 2015 in, omdat de Inspecteur aan haar bezwaar was tegemoetgekomen. Het Gerecht besloot dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende diende te vergoeden, maar wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen kosten waren aangetoond die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 12 oktober 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 12 oktober 2022
BBZ nrs. CUR202102192 en CUR202102193
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak te [adres], (hierna: de onroerende zaak) op 28 december 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2014 opgelegd naar een waarde van NAf 550.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 2.400.
1.2
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak op 20 november 2020 een aanslag OZB voor het jaar 2015 opgelegd naar een waarde van NAf 550.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 2.400.
1.3
Belanghebbende heeft op 21 januari 2019 (2014) respectievelijk 23 november 2020 (2015) daartegen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft op 16 augustus 2021 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.
1.5
Belanghebbende heeft op 11 augustus 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 27 juni 2014 voor wat het jaar 2014 betreft een verweerschrift in de vorm van een pleitnota aan het Gerecht doen toekomen.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
1.8
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overhandigd en voorgedragen.
1.9
De rechter heeft het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft bij echtscheidingsconvenant van 16 december 2011 de onroerende zaak toebedeeld gekregen.
2.2
Aan de ex-echtgenoot van belanghebbende zijn voor de onroerende zaak voorlopige aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2015 opgelegd.
2.3
Op 7 januari 2015 werd de onroerende zaak verkocht aan een derde. De notaris heeft toen een bedrag van NAf 6.300 aan achterstallige belastingen – waaronder de voorlopige aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2015 voor een totaalbedrag van NAf 6.300 - ingehouden en afgedragen aan de Ontvanger. De voorlopige aanslagen zijn nadien vernietigd. De restituties die daaruit voortvloeiden, zijn ten goede gekomen aan de ex-echtgenoot van belanghebbende.
2.4
Na de verkoop in 2015 is belanghebbende naar de belastingdienst gegaan om de onroerende zaak op haar naam te laten registeren. Aan belanghebbende zijn op respectievelijk 28 december 2018 en 20 november 2020 de (definitieve) aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2015 opgelegd.
2.5
De aanslag OZB 2015 heeft de Inspecteur op 27 juni 2022 vernietigd. Hiervan heeft hij een schermprint overgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende op de zitting het beroep inzake het jaar 2015 ingetrokken.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag OZB voor het jaar 2014 terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, en de Inspecteur bevestigend.
3.2
De waarde van de onroerende zaak van NAf 550.000 is tussen partijen niet in geschil.

4.OVERWEGINGEN

OZB 2014

4.1
Belanghebbende stelt dat de aanslag dient te vervallen. Volgens haar is er sprake van dubbele heffing omdat bij de verkoop van de onroerende zaak door de notaris het bedrag aan OZB voor de voorlopige aanslag OZB 2014 reeds is ingehouden.
4.2
De volgende wettelijke bepalingen van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (LOZB) zijn van belang.
Artikel 1.
Onder de naam onroerendezaakbelasting wordt jaarlijks een belasting geheven terzake van de waarde van een op Curaçao gelegen onroerende zaak.
Artikel 2.
1. Deze belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak.
(…).
4.3
Belanghebbende bestrijdt niet dat zij vanaf 1 januari 2014 in de zin van artikel 2, lid 1 van de LOZB de rechthebbende was van de onroerende zaak. Nu tussen partijen geen geschil bestaat over de waarde, oordeelt het Gerecht dat de definitieve aanslag OZB voor het jaar 2014 terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd aan belanghebbende. Dat de voorlopige aanslag 2014 is betaald, maakt niet dat de definitieve aanslag OZB onjuist is.
4.4
Voor zover belanghebbende stelt dat de voorlopige aanslag verrekend moet worden met de aanslag OZB oordeelt het Gerecht als volgt. De voorlopige aanslagen staan niet op naam van belanghebbende en kunnen reeds om die reden niet met de aanslagen OZB worden verrekend. Bovendien volgt uit de vaststaande feiten (2.3) dat de voorlopige aanslagen zijn vernietigd. Ook om die reden zou een verrekening in de heffingssfeer niet mogelijk zijn. Belanghebbendes beroep tegen de aanslag OZB voor 2014 is ongegrond.
4.5
Belanghebbende klaagt dat de door de belastingdienst gedane restituties op de voorlopige aanslagen niet aan haar ex-echtgenoot, maar aan haar ten goede hadden moeten komen. Zij wijst erop dat de belastingdienst vanaf 2015 wist van het echtscheidingsconvenant waarin staat dat de baten en lasten van de onroerende zaak vanaf 1 december 2011 voor haar rekening komen.
4.6
De belastingrechter is bevoegd om over de juistheid van opgelegde aanslagen te oordelen. Hiervoor is geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd. Over de teruggaaf van het door belanghebbende gestelde bedrag aan restitutie is de belastingrechter niet bevoegd te oordelen. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat de restituties aan de ex-echtgenoot van belanghebbende zijn gedaan omdat de voorlopige aanslagen op zijn naam stonden. Het Gerecht merkt op dat belanghebbende over (onjuiste) verrekeningen en restituties zich dient te wenden tot de civiele rechter (vgl. GEA Curaçao 31 augustus 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:368 en GEA Curaçao: 12 november 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:255).
OZB 2015
4.7
Belanghebbende heeft ter zitting het beroep tegen de aanslag OZB voor het jaar 2015 ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. In haar pleitnota heeft belanghebbende verzocht om de belastingdienst te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.8
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
4.9
In artikel 18, lid 5, LLB is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur is tegemoetgekomen aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat ook dan de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het Gerecht merkt op dat van door een derde beroepsmatig verleende bijstand niet is gebleken.
5.2
De Inspecteur dient het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen aanslag OZB voor het jaar 2014 ongegrond;
  • wijst met betrekking tot de aanslag OZB voor het jaar 2015 het verzoek tot vergoeding van de proceskosten af; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 12 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500