ECLI:NL:OGEAC:2022:29

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
CUR202004673 t/m CUR202004676
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen van de Inspecteur bij aanslagregeling en bezwaar in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, een inwoner van Curaçao, in beroep ging tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2016. De Inspecteur had op 13 maart 2020 deze aanslagen opgelegd, maar belanghebbende maakte op 8 mei 2020 bezwaar. De Inspecteur handhaafde de aanslagen bij uitspraken op bezwaar op 26 juni 2020. Belanghebbende trok zijn beroep in op 28 oktober 2021, maar verzocht tegelijkertijd om vergoeding van de proceskosten. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur vergaand onzorgvuldig had gehandeld door zonder om bewijs te vragen een aanzienlijke correctie aan te brengen in het belastbaar inkomen van belanghebbende. Dit onzorgvuldige handelen werd ook doorgezet in de bezwaarfase, waar de Inspecteur het bezwaar zonder nader onderzoek afwees. Het Gerecht besloot dat belanghebbende recht had op vergoeding van de gemaakte proceskosten, zowel in de bezwaarfase als in de beroepsfase. De kosten in de bezwaarfase werden vastgesteld op NAf 100, terwijl de kosten in de beroepsfase op NAf 2.300 werden vastgesteld. Daarnaast werd het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende vergoed. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de Inspecteur om zorgvuldig te handelen en de rechten van belastingplichtigen te respecteren.

Uitspraak

Uitspraak van 4 maart 2022
BBZ nrs. CUR202004673 tot en met CUR202004676
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in Belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende], wonend te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 13 maart 2020 definitieve aanslagen inkomstenbelasting, premies AVBZ, AOV/AWW en BVZ voor het jaar 2016 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 8 mei 2020 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 juni 2020 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 23 november 2020 tegen de uitspraken van de Inspecteur pro forma beroep ingesteld bij het Gerecht. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 7 januari 2021 het beroep nader gemotiveerd.
1.6
Partijen zijn op 15 juli 2021 uitgenodigd voor de zitting van 26 augustus 2021. De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2021. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [X]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Aan het einde van de zitting is het onderzoek ter zitting verdaagd.
1.7
Partijen zijn op 22 september 2021 uitgenodigd voor de zitting van 28 oktober 2021.
1.8
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 28 oktober 2021 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
1.9
De griffier heeft op 28 oktober 2021 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Inspecteur heeft niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende daar recht op heeft. Belanghebbende heeft tijdig aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van negatief NAf 3.736. Vervolgens heeft de Inspecteur de aanslag opgelegd en daarbij het belastbaar inkomen met NAf 40.000 verhoogd tot NAf 36.264 met als motivering dat belanghebbende niet heeft bewezen dat hij met een negatief inkomen zijn kosten heeft gedekt. Echter, de Inspecteur heeft bij de aanslagregeling helemaal niet gevraagd om dat bewijs te leveren en belanghebbende is geenszins verplicht om dat uit eigen beweging (zonder vragen van de Inspecteur) te doen. In dat geval is het vergaand onzorgvuldig om, zonder nader onderzoek, een aanzienlijke correctie op het belastbaar inkomen aan te brengen. Daar komt nog bij dat, zoals ook belanghebbende heeft aangevoerd, de Inspecteur in de aangifte inkomstenbelasting van het jaar daarvoor (2015) had kunnen zien dat belanghebbende in dat jaar een dividenduitkering had genoten van NAf 6.913.200, dus meer dan genoeg om in 2016, ook zonder een positief inkomen, de kosten te dekken. Gelet daarop had de Inspecteur temeer niet zonder contact met belanghebbende het belastbaar inkomen in 2016 mogen verhogen.
2.6
Het Gerecht stelt de vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Kosten beroepsfase
2.7
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.8
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.9
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten worden met toepassing van artikel 2, lid 1 van het Besluit forfaitair vastgesteld.
2.1
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Van een bijzondere omstandigheid die een integrale kostenvergoeding rechtvaardigt is (onder meer) sprake bij vergaand onzorgvuldig handelen van de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975). Die bijzondere omstandigheid doet zich hier voor. De Inspecteur heeft zonder enig aanwijsbaar nader onderzoek en kennelijk zonder enige motivering het bezwaarschrift, met daarin een uitgebreide onderbouwing van het standpunt van belanghebbende, afgewezen en de aanslagen gehandhaafd. Dit vormt naar het oordeel van het Gerecht een voortzetting van de vergaand onzorgvuldige werkwijze in de aanslagregelende fase.
2.11
Belanghebbende heeft gesteld dat de kosten van bezwaar en beroep tezamen Naf 3.052 bedragen, waarbij geen onderscheid gemaakt is tussen de kosten van bezwaar en van beroep. Als bewijs voor de gemaakte kosten heeft belanghebbende facturen bijgevoegd, maar die facturen bevatten ook kosten van andere werkzaamheden. De Inspecteur heeft zich niet uitgelaten over de hoogte van de proceskosten. Het Gerecht stelt de in beroep gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking komen in goede justitie vast op NAf 2.300.
2.12
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.13
Gelet op het vorenstaande is sprake van een kennelijk gegrond verzoek.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 2400; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 4 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.