ECLI:NL:OGEAC:2022:178

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
CUR202100708
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen en boetes na boekenonderzoek bij ICT onderneming

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een ICT onderneming en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een onderneming die ICT-diensten verleent, was in geschil met de Inspecteur over naheffingsaanslagen winstbelasting voor de jaren 2014 en 2015, alsook over de opgelegde vergrijpboetes. De Inspecteur had op basis van een boekenonderzoek correcties aangebracht, waarbij hij stelde dat er sprake was van privé-uitgaven die ten onrechte als zakelijke uitgaven waren geboekt. Het Gerecht oordeelde dat de tekortkomingen in de administratie van de belanghebbende voldoende ernstig waren om de bewijslast om te keren. Dit leidde tot de conclusie dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen en boetes terecht had opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en boetes, maar het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond. De boetes werden als passend en geboden beschouwd, gezien de grove schuld van de belanghebbende. Het Gerecht veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 27 juni 2022
BBZ nrs. CUR202100708 en CUR202100709
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 18 april 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2014 opgelegd naar een verschuldigde belasting van NAf 20.525. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd vanwege het te weinig aangeven van winstbelasting van NAf 475.
1.2
Aan belanghebbende is op 18 april 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2015 opgelegd naar een verschuldigde belasting van NAf 17.084. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd vanwege het te weinig aangeven van winstbelasting van NAf 4.271 (25%).
1.3
Belanghebbende heeft op 4 juni 2019 tegen de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes pro forma bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft het bezwaar op 3 januari 2020 nader gemotiveerd.
1.4
Belanghebbende heeft op 3 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 21 februari 2022 een verweerschrift en twee bijlagen ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 23 februari 2022 een pleitnota ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A], verbonden aan [X], en [B] (directeur). Namens de Inspecteur is verschenen [C]. Toen is tegelijkertijd behandeld de zaak van belanghebbende met betrekking de winstbelasting 2016 (CUR202100654).

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft een onderneming die bestaat uit het verlenen van ICT services. De (enig) aandeelhouder van belanghebbende is [AI] B.V. De heer [K] bezit alle aandelen in [AI] B.V. De heer [K] is tevens de directeur van belanghebbende.
2.2
De Stichting Belastingaccountantsbureau (hierna: SBAB) heeft een onderzoek ingesteld bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangiften winstbelasting over de jaren 2013 t/m 2016. De bevindingen zijn door SBAB vastgelegd in een rapport van 25 september 2018.
2.3
In het rapport van SBAB is onder andere het volgende vermeld:

3.3 Administratieplicht
Op basis van artikel 43, lid 2 ALL zijn administratieplichtigen onder andere gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen evenals de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk blijken.
Tijdens het boekenonderzoek is naar voren gekomen dat de daadwerkelijke banktransacties volgens de zakelijke bankrekening ([bankrekening]) niet zijn bijgehouden in de financiële grootboekadministratie. Dit had tot gevolg dat de balanspost bank volgens de jaarrekeningen niet aansluit met de daadwerkelijke bedragen conform de bankafschriften aan het einde van de controlejaren. Ook is op basis van de ontvangsten geconstateerd dat de omzetverantwoording over het jaar 2014 onvolledig is.
Daarnaast is er een grootbockrekening 'Accounts payable [K]' bijgehouden betreffende transacties die reeds op de zakelijke bankrekening zijn opgenomen. Hierdoor is dan ook niet per direct duidelijk te traceren welke kosten door de directeur zijn betaald en verrekend moeten worden in de rekening -courant verhouding met belastingplichtige. Kortom, de financiële administratie is zodanig bijgehouden dat er geen duidelijk onderscheid is te maken tussen de privé bestedingen en de zakelijke uitgaven.
Tevens worden twee grootboekrekeningen 'Tax' en 'Tax payable' bijgehouden waarop de verschuldigde en betaalde WB is opgenomen. Echter, salderen deze grootboekrekeningen niet tot 'nihil'. Ook zijn er transactieboekingen op de materiele vaste activa die niet te volgen zijn. Kortom, niet alle grootboek transacties zijn te volgen.
Als gevolg van deze wijze van administreren kunnen aansluitingen niet gemaakt worden en ontstaan onzekerheden ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften WB en OB.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering bewijslast.
(..)
4.2
Fiscale balans
4.2.1
MCB/ Rekening courant directeur
Zoals aangegeven bij onderdeel 3.3 zijn de geboekte transacties onder de balansposten ‘MCB’ en ‘Account payable [K]’ (rekening courant directeur) niet direct te volgen.
Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat er geen aansluiting is tussen de balanswaarde MCB per 31/12 van de controlejaren en het eindsaldo volgens de bankafschriften MCB. Bij nadere analyse bleek dat de uitgaven via MCB (‘withdrawal’) niet zijn geboekt in de grootboekadministratie. Aan het einde van het jaar worden correctieboekingen gedaan die niet geoormerkt zijn. De grootboekrekening ‘Account payable [K]’ wordt tot ‘nihil’ afgeboekt, waarbij de transacties aan het einde van de controlejaren niet geoormerkt zijn. Bij nadere analyse bleek dat op de grootboekrekening ‘Account payable [K]’ transacties zijn geboekt die feitelijk via de zakelijke rekening zijn gemuteerd. Kortom, er is geen duidelijk beeld van daadwerkelijke transacties via de bank en de rekeningcourant directeur.
Om een beeld te krijgen van de zakelijke uitgaven en privé bestedingen heb ik, aan de hand van de MCB bankafschriften, de uitgaven in kaart gebracht en aansluiting gezocht met de mutaties in de rekening courant directeur. Uit deze analyse kan worden geconcludeerd, dat via de zakelijke MCB rekening met regelmaat geld werd overgeboekt naar privé rekeningen van de directeur. Dit op basis van de transactieomschrijvingen (..). Tevens gaf de heer [K] zelf aan dat gedurende de controle jaren geld werd overgeboekt naar zijn privé rekening, waaruit hij zakelijke uitgaven voor de NV heeft betaald. Ook bleek dat er aanvullende privé betalingen hebben plaatsgevonden via de zakelijke MCB rekening, die niet zijn verwerkt in rekening courant directeur. Hier doel ik op uitgaven voor onder andere de grondbelasting woonhuis van de directeur/echtgenote, IB van de directeur en echtgenote, hypotheek en levensverzekering.
Op basis van de cijferanalyse is geconstateerd dat de privé overboekingen / bestedingen hebben plaatsgevonden, zonder dat deze volledig in de rekening courant verhouding zijn verrekenen. Het gaat om de volgende bedragen:
Omschrijving
2013
2014
2015
2016
Overboeking naar privé rekeningen directeur (excl. Loon)
131.5
121.893
85.354
36.501
Aanvullende privé uitgaven via de zakelijke rekening:
- Grondbelasting
5.643
2.484
4.03
8.337
- Seguro Brouwer
27.423
9.61
3.406
1.925
- Sagicor / Live
7.514
5.162
6.299
7.514
- IB van directeur
8.593
20.302
- IB en premies van echtgenote directeur
5.845
10.263
- Hypotheek
7.518
11.875
- Member viva
300
Totaal privé overboekingen / bestedingen
172.08
144.994
115.2
97.017
Verrekening:
-/- Zakelijke uitgaven in privé
-67.06
-57.074
-43.234
-33.81
-/- Zakelijke uitgaven m.b.t. accountancy
-52.47
-52.47
Verschil
52.55
35.45
71.966
63.207
Bovenstaande verschillen zijn niet verwerkt in de rekening courant verhouding en zijn geen zakelijke uitgaven. De directeur is niet meer werkzaam bij belastingplichtige.
(..)
4.5
Recapitulaties
4.5.1
Voorgestelde correcties
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulaties:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
2016
(..)
4.2.1
MCB / Rekening courant directeur
52.55
35.45
71.966
63.207
(..)
4.3.2
Omzet
56.4
(..)
Totaal
43.206
66.936
76.315
97.556
(..)
6 GEVOLGEN VOOR DE BELASTINGHEFFING
6.1
WB
Naar aanleiding van het boekenonderzoek stel ik u voor de aangegeven / vastgestelde belastbare winst te corrigeren. De gecorrigeerde belastbare winst kan als volgt worden berekend:
2013
2014
2015
2016
Aangegeven belastbare winst (na verliesverrekening)
21.286
21.053
-7.976
-4.228
Winstcorrecties (inclusief fiscale faciliteiten)
43.206
66.936
76.315
97.556
Gecorrigeerd belastbaar bedrag voor verlies en giftenaftrek
64.492
87.989
68.339
93.328
(..)
Over de jaren 2013 tot en met 2016 stel ik u voor naar aanleiding van het boekenonderzoek naheffingsaanslagen WB op te leggen naar het bedrag van de hiervoor berekende belastbare winst na correctie.”
2.4
In bijlage 7 bij het rapport van SBAB is op basis van een vermogensvergelijking de belastbare winst berekend na toepassing van de correcties. De (gecorrigeerde) vermogensvergelijking leidt in het rapport eveneens tot de hierboven vermelde belastbare bedragen.
2.5
De administratie van belanghebbende werd bijgehouden door Imagine IT Curaçao NV. De eigenaar van deze NV is de echtgenote van de directeur van belanghebbende.
2.6
De Inspecteur heeft overeenkomstig de bevindingen in het rapport met toepassing van de omkering van de bewijslast de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd en tevens boetes vastgesteld.

3.GESCHIL

3.1
In geschil zijn de correcties die in onderdeel 4.2.1 van het SBAB-rapport zijn opgenomen (zie 2.3). Het betreft correcties die zien op privé uitgaven van de directeur die zakelijk zijn geboekt en correcties die zien op zakelijke uitgaven die met de privé rekening van de directeur zijn betaald. De overige winstcorrecties zijn niet in geschil. Wel zijn de boetes in geschil.
3.2
Belanghebbende stelt dat de bestreden correcties aangemerkt dienen te worden als dividenduitkering en verwerkt dienen te worden in de rekening-courantverhouding met de directeur. Zij stelt dat de dividenduitkering geen invloed heeft op de winst- en verliesrekening en derhalve geen invloed heeft op de belastbare winst. Belanghebbende is de mening toegedaan dat de boetes vernietigd dienen te worden.
3.3
De Inspecteur stelt dat de winst is vastgesteld op basis van vermogensvergelijking. Het door belanghebbende vastgestelde vermogen is volgens de Inspecteur terecht gecorrigeerd, omdat met de zakelijke bankrekening privé-uitgaven zijn betaald, zonder dat die op juiste wijze in rekening courant zijn verrekend. De winstcorrecties zijn derhalve terecht toegepast, aldus de Inspecteur. Ook de boetes zijn volgens de Inspecteur terecht opgelegd.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen

4.1
Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslagen winstbelasting 2014 en 2015 en de bijbehorende boetes is op 4 juni 2019 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 4 maart 2020, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 4 maart 2021, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 3 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Omkering bewijslast
4.6
Artikel 31, lid 3 ALL bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien niet is voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 43 ALL, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
4.7
Het Gerecht stelt voorop dat belanghebbende in zijn reactie op het conceptrapport met betrekking tot het boekenonderzoek zelf heeft aangegeven dat er gebreken in de boekhouding zijn. Het Gerecht is, anders dan belanghebbende, verder van oordeel dat de tekortkomingen in de administratie die geconstateerd zijn tijdens het boekenonderzoek (zie 2.3), in zowel 2014 als 2015 voldoende ernstig zijn om de bewijslast om te keren. Immers, door de wijze waarop privé rekeningen van de directeur van belanghebbende zijn gebruikt voor zakelijke doeleinden en de zakelijke rekening voor privé doeleinden bevat de administratie zodanige tekortkomingen dat deze onvoldoende basis biedt voor de winstberekening. Daar komt bij dat naast deze tekortkomingen in 2014 een bedrag aan omzet van NAf 56.400 ten onrechte niet in de grootboekadministratie en de winst is opgenomen (zie 4.3.2 SBAB-rapport). Gelet op de hoogte van het bedrag moet belanghebbende zich er bewust van zijn geweest dat hierdoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven (vgl. HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1312; GHvJ 6 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:105). Dit heeft tot gevolg dat voor het jaar 2014 tevens de vereiste aangifte niet is gedaan, hetgeen voor dat jaar temeer leidt tot omkering van de bewijslast.
Naheffingsaanslagen winstbelasting
4.8
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de winstberekening gemaakt op grond van vermogensvergelijking. In de onderhavige jaren hebben privé betalingen van de directeur plaatsgevonden via de zakelijke rekening van belanghebbende. Daarnaast heeft de directeur met zijn privé rekening zakelijke kosten betaald. De Inspecteur heeft deze bedragen terecht gecorrigeerd in de vermogensvergelijking en in de winstberekening. Per saldo heeft belanghebbende, blijkens de opstelling in het controlerapport, niet-zakelijke kosten ten laste van het resultaat gebracht. Het Gerecht concludeert daaruit dat de Inspecteur de correcties terecht en tot het juiste bedrag heeft vastgesteld, zodat temeer geldt dat de correcties niet onredelijk of willekeurig zijn.
4.9
Belanghebbende bestrijdt niet dat er zakelijke uitgaven in privé (stortingen) zijn gedaan en privé uitgaven via de zakelijke rekening (onttrekkingen) zijn betaald. Zij is de mening toegedaan dat deze correcties de winst- en verliesrekening niet raken. Het Gerecht verwerpt het standpunt van belanghebbende. Indien privé en zakelijke uitgaven niet juist in de boekhouding zijn verwerkt dan leidt dat tot een onjuiste vaststelling van de winst en dient correctie van die winst plaats te vinden. De Inspecteur heeft dat gedaan door die stortingen en onttrekkingen in de vermogensvergelijking te betrekken. Belanghebbende heeft niet gesteld, laat staan doen blijken dat de Inspecteur dat op onjuiste wijze heeft gedaan. Dit betekent dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt, laat staan overtuigend heeft aangetoond dat de naheffingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd.
Boetes
4.1
Bij het boekenonderzoek is gebleken dat de administratie van belanghebbende ondeugdelijk is. Op basis van deze gebrekkige administratie heeft belanghebbende aangifte gedaan die tot te lage betalingen hebben geleid, hetgeen als een grove onachtzaamheid van belanghebbende kan worden beschouwd. Daarom is sprake van grove schuld zijdens belanghebbende, zodat de boete voor het jaar 2015 terecht is vastgesteld op 25% van de nageheven belasting. Deze boete is volgens het Gerecht in overeenstemming met de ernst van het vergrijp. Dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd met toepassing van omkering van de bewijslast doet daar niet aan af. De Inspecteur heeft opgemerkt dat de boete voor het jaar 2014 per abuis naar een te laag bedrag, in het voordeel van belanghebbende, is opgelegd. Het Gerecht oordeelt dat de boetes passend en geboden zijn.
4.11
Belanghebbende stelt dat de boetes niet in stand kunnen blijven omdat de echtgenote van de bestuurder niet deskundig is in het voeren van administraties. Het Gerecht oordeelt dat dit er niet toe leidt dat de boetes onterecht zijn opgelegd. Belanghebbende kon immers niet vertrouwen op de administratie nu hij de wetenschap had dat de echtgenote van de bestuurder niet deskundig was in het voeren van de administratie.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)).
5.5
Over de wegingsfactor merkt het Gerecht het volgende op. Tot kort geleden werd voor het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak een wegingsfactor gehanteerd van 0,25. In navolging van het door de Gerechtshoven in Nederland gehanteerde beleid (zie Gerechtshof Den Bosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, bijlage punt 1.2.3, onder h) zal het Gerecht een factor 0,5 toepassen (vgl. GEA Curaçao 11 maart 2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:49).
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen gegrond;
- verklaart de bezwaren ongegrond;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 27 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat om de
uitspraak te ondertekenen.
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500