ECLI:NL:OGEAC:2021:74

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
500.00264/19 en 500.00279/10
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en andere ernstige misdrijven in Curaçao

Op 8 april 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder moord, poging tot moord, en diefstal met geweld. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 7 april 2019, waarbij twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], om het leven kwamen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze moorden samen met een medeverdachte. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een auto hadden gestolen en deze gebruikten om de moorden te plegen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de feiten, maar het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar, en de rechtbank verklaarde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden als gevolg van de misdrijven.

Uitspraak

Parketnummers: 500.00264/19 en 500.00279/10

Uitspraak: 8 april 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE]

geboren [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Wilsoe, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met vorderingen tot schadevergoeding.
De officieren van justitie, mrs. C.H. Hato- Willems en C. Janssen, hebben ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het:
- onder 1 en 2 steeds primair (medeplegen moorden op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]),
- onder 3 subsidiair (medeplegen poging tot doodslag op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]),
- onder 4 primair (diefstal met geweld in vereniging),
- onder 5 meer subsidiair (poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 5]),
- onder 6 (vernieling van een auto),
- onder 7 (vuurwapenbezit),
ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, met aftrek van voorarrest.
De vordering behelst voorts onttrekking aan het verkeer van het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen en verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen auto (Hyundai Elantra). De officieren van justitie hebben een standpunt ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen (op onderdelen) betwist.
Tenlastelegging
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 (pagina’s doorgenummerd) aan dit vonnis gehecht en geldt als hier overgenomen.
De verdenking komt - kort en zakelijk weergegeven - neer op het volgende:
Feit 1 t/m 4: Onderzoek Phoenix, gepleegd 7 april 2019
Op 7 april 2019 heeft bij een snack in de wijk [wijk 1] een schietincident plaatsgevonden waarbij (feit 1:) [slachtoffer 1] en (feit 2:) [slachtoffer 2]om het leven zijn gekomen. De verdachte wordt verweten dat hij als medepleger, dan wel als uitlokker, betrokken is geweest bij deze dodelijke schietincidenten.
Het verwijt behelst voorts (feit 3:) dat de verdachte samen met iemand anders heeft geprobeerd om passant [slachtoffer 4] en politieagent [slachtoffer 3]te doden, door in hun richting te schieten, en dat hij vervolgens (feit 4:) met die ander tijdens de vlucht onder bedreiging van een vuurwapen een voorbijrijdende auto heeft doen stoppen en die auto (met daarin bezittingen) heeft gestolen.
Feiten 5 en 6: Schietincident gepleegd op 11 maart 2019
De verdachte wordt verweten dat hij op 11 maart 2019 met een vuurwapen op zijn vriendin [slachtoffer 5] en op haar auto (een Audi A3) heeft geschoten.
Feit 7: Voorhanden hebben vuurwapen, gepleegd in de periode 11 maart 2019 -2 augustus 2019
Ten slotte wordt de verdachte ervan verdacht dat hij in de periode 11 maart 2019 tot en met 2 augustus 2019, al dan niet samen met een ander, een vuurwapen voorhanden te hebben gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is. Daarbij verdient opmerking dat in de tenlastelegging bij feit 7 de pleegplaats niet is opgenomen, hetgeen in beginsel een nietige dagvaarding oplevert. Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft er echter nooit onduidelijkheid bestaan over het feit dat de pleegplaats Curaçao is. Het Gerecht zal daarom de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeteren door toevoeging van deze pleegplaats, zodat de nietigheid aldus is geheeld. Het Gerecht heeft voorts vastgesteld dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 3 primair en feit 5
Feit 3 primair: poging tot moord/doodslag [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5]
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3].
Verdachte heeft de feiten ontkend en de raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen,
Het Gerecht overweegt dat aan verdachte onder feit 3 primair ten laste is gelegd:
“dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april
2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen
misdrijf om, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en
rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met (een) vuurwapen(s)
een of meerdere (gerichte) schoten heeft gelost in de richting van die,
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4],
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid.”
Uit hetgeen hierna, ten aanzien van de feiten 1 en 2, is overwogen en bewezenverklaard, volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte]zich op 7 april 2019 hebben schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij de dodelijke schoten werden gelost door medeverdachte [medeverdachte] terwijl verdachte zich in de vluchtauto bevond.
Het Gerecht stelt vast dat de tekst van feit 3 primair, zowel ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 4] als slachtoffer [slachtoffer 3], ziet op het plegen van poging moord/doodslag, en
nietop het medeplegen daarvan.
Nu de medeverdachte [medeverdachte] was die op de plaats delict de schoten loste, kan niet bewezen dat verdachte zich als pleger heeft schuldig gemaakt aan dit feit ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 4].
Uit het dossier en onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken wie er vanuit de vluchtauto op politieagent [slachtoffer 3] heeft geschoten. Het Gerecht constateert dat hier geen nader onderzoek naar is verricht. De enkele stelling van de officier van justitie, dat dit verdachte moet zijn geweest omdat de medeverdachte gewond was aan zijn arm, kan niet zonder meer tot die conclusie leiden. Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte, als pleger, vanuit de vluchtauto op politieagent [slachtoffer 3] heeft geschoten.
Het Gerecht zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 3 primair tenlastegelegde moord/doodslag.
Feit 5: Poging tot moord/doodslag/zware mishandeling [slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn vriendin [slachtoffer 5]. Daartoe is aangevoerd dat uit de verklaring van [slachtoffer 5] en de (objectieve) bevindingen van de politie blijkt dat de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten op de auto van [slachtoffer 5], terwijl [slachtoffer 5] op dat moment in de buurt van de auto stond. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de kogels op de auto af zouden ketsen en [slachtoffer 5] zouden raken en dat [slachtoffer 5] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, aldus de officier van justitie.
Verdachte heeft ontkend dat hij op [slachtoffer 5] heeft geschoten. De raadsman heeft in het verlengde daarvan vrijspraak bepleit.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Naar aanleiding van een telefonische melding van [slachtoffer 5], inhoudende dat de verdachte op haar auto heeft geschoten, is de politie naar de [adres 1] gegaan. Ter plaatste constateerden de verbalisanten dat de auto van [slachtoffer 5] (een Audi A3 met kenteken [kentekennummer 1]) meerdere schotbeschadigingen had en dat zes hulzen van het kaliber 9x19 mm ter hoogte van de voorbumper van de auto op de grond lagen.
Het Gerecht gaat ervan uit dat verdachte degene is geweest die op de auto heeft geschoten. Dit volgt uit de verklaringen die aangeefster [slachtoffer 5] tegenover de politie heeft afgelegd en het telefoongesprek tussen [getuige 1] en een verbalisant [1] . Bij forensisch onderzoek heeft de politie vastgesteld dat de auto met de voorzijde in de zuidelijke richting stond en dat de zes kogels die de perforaties in de voorzijde van de auto hebben veroorzaakt, nagenoeg loodrecht vanuit het zuiden naar het noorden zijn afgevuurd. [Slachtoffer 5] heeft bij de politie een tekening gemaakt van de plek waar verdachte en zij zich ten tijde van het schieten bevonden. Op die tekening is te zien dat verdachte voor de auto stond terwijl zij zich achter het geopende linker voorportier bevond, zoals zij eerder ook verklaard had.
Gelet op het bovenstaande kan niet worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 5] had. Naar het oordeel van het Gerecht kan de stelling van de officier van justitie, inhoudende dat een kogel kan afketsen als op een auto wordt geschoten, niet zonder meer worden aangenomen. Daarvoor is nader onderzoek nodig, hetgeen niet heeft plaatsgevonden. Het Gerecht is aldus van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat één van de kogels op de auto had kunnen afketsen en vervolgens [slachtoffer 5] had kunnen raken. Bij deze stand van zaken kan niet worden bewezen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood of zware mishandeling van [slachtoffer 5], zodat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. (primair)
dat hij op
of omstreeks7 april 2019, a
lthans in of omstreeks de maand april 2019te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk en
- al dan niet -met voorbedachten rade,
[slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebben verdachte en/ofzijn mededader
(s)met dat opzet en
-al dan niet-na kalm beraad en rustig overleg, met
(een
)vuurwapen
(s) een ofmeerdere (gerichte) schoten gelost op en
/ofin de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer 1] aan die verwondingen is overleden;
2. ( (primair)
dat hij op
of omstreeks7 april 2019,
althans in of omstreeks de maand april
2019te Curaçao
,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans
alleen,opzettelijk en -
al dan niet-met voorbedachten rade,
[slachtoffer 2]
van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebben verdachte en/ofzijn
mededader
(s)met dat opzet en
-al dan niet-na kalm beraad en rustig overleg,
met
(een
)vuurwapen
(s)een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in
de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan
die [slachtoffer 2]
eenverwonding
enheeft opgelopen en die [slachtoffer 2] aan die verwonding
enis overleden;
3. ( (subsidiair)
dat hij op
of omstreeks7 april 2019,
althans in of omstreeks de maand april
2019te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen
misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans
alleen,aan,
[slachtoffer 3]
en/of
[slachtoffer 4],
opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radezwaar lichamelijk letsel, te
weten een of meerdere schotwonden
, in elk geval verwondingentoe te
brengen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
stoen en daar met
een vuurwapen
op, althansin de richting van die [slachtoffer 3]
en/of
[slachtoffer 4]geschoten, zijnde de verdere uitvoering
van dat door hem, verdachte, en
ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf
niet voltooid;
en
dat hij op
of omstreeks7 april 2019,
althans in of omstreeks de maand april
2019te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen
misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans
alleen,aan,
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4],
opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te
weten een of meerdere schotwonden
, in elk geval verwondingentoe te
brengen, hebbende hij,
verdachte, en/ofzijn mededader
stoen en daar met
een vuurwapen
op, althansin de richting van die
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] geschoten, zijnde de verdere uitvoering
van dat door hem, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf
niet voltooid;
4. ( (primair)
dat hij op
of omstreeks7 april 2019
, althans in of omstreeks de maand april 2019
te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- een (groengelakte) personenauto (van het merk Hyundai, model Accent)
en
/of,
- een (zwart) kleurige handtas met inhoud en
/of,
- een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model J1) en
/ of,
- NAf. 400,-
, althans een of meerdere geldbedragen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende [benadeelde 3]
en/ of [zoon benadeelde 3],
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/ of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan en
/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/ofvanbedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en
/ of[zoon benadeelde 3]
/gepleegd door hem, verdachte en/of zijn mededader
(s)met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en
/ofgemakkelijker te maken
en/of bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/ of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijenhet
bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande
dat geweld en/ ofdie bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
- ( dreigend) de personenauto van die [benadeelde 3]te blokkeren
en
/of,
- het (dreigend) een
of meerderevuurwapen
s, althans (een) soortgelijk(e)
voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en)aan die [benadeelde 3] en
/ of[zoon benadeelde 3] voorhouden en
/ oftonen en
/of,
- het op agressieve en dreigende toon die [benadeelde 3] en
/of
[zoon benadeelde 3] herhaaldelijk te manen om uit de personenauto te stappen
("Baha, baha, drumi, abou, drumi abou") ('"Stap uit, stap uit, ga op de
grond liggen, ga op de grond liggen").
dat hij op
of omstreeks11 maart 2019
althans op een tijdstip in of omstreeks
de maand maart 2019te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een auto van
het merk, Audi, model A3
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan (zijn vriendin) [slachtoffer 5],
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft
vernield en/ ofbeschadigd
en/ of onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
dat hij op
een of meer tijdstippen gedurende de periode11 maart 2019
tot en
met 2 augustus 2019in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meerderevuurwapen
(s), in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
en
dat hij op
een of meertijdstippen gedurende de periode 7 april 2019 tot en
met 2 augustus 2019
in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,een
of meerderevuurwapen
(s), in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen (bijlage 2, pagina’s doorgenummerd) zijn vervat en die redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid politieverklaringen van getuige [slachtoffer 5] en bewijswaarde verklaring bedreigde getuige F57
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de bij de politie afgelegde verklaringen van [slachtoffer 5] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat het Gerecht zich geen oordeel heeft kunnen vormen over de betrouwbaarheid van die verklaringen.
[Slachtoffer 5] heeft bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting van 14 februari 2020 verklaard dat de inhoud van de politieverklaringen niet klopt.
De raadsman heeft voorts betoogd dat aan de verklaring van de bedreigde getuige F57 slechts een geringe bewijswaarde toekomt omdat het een de auditu verklaring betreft en omdat het Gerecht niet kan controleren of de informatie die bedreigde getuige F57 zegt van anderen te hebben ontvangen, juist is.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de politieverklaringen van de getuige [slachtoffer 5] wel betrouwbaar. Deze verklaringen vinden niet alleen steun in andere bewijsmiddelen, maar ook in het opgenomen en uitgewerkte telefoongesprek dat de getuige met de politiemeldkamer heeft gevoerd en in hetgeen zij aan haar vriendin heeft verteld.
Ook de verklaringen van de bedreigde getuige F57 kunnen voor het bewijs worden gebezigd, aldus de officier van justitie. Deze getuige is door de rechter-commissaris gehoord, de bewezenverklaring berust niet in beslissende mate op zijn verklaring en zijn verklaring vindt steun in andere bewijsmiddelen.
Oordeel van het Gerecht
De getuige [slachtoffer 5] heeft bij de politie op verschillende momenten voor verdachte belastende verklaringen afgelegd. Zij is vervolgens op verzoek van de verdediging op 15 januari 2020 bij de rechter-commissaris gehoord. Bij gelegenheid van dat verhoor heeft zij haar belastende verklaringen grotendeels ingetrokken, en op de terechtzitting van 14 februari 2020 heeft zij haar verklaring bij de rechter-commissaris gehandhaafd.
Bij de beoordeling van het verweer, heeft het Gerecht acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2753), waarin de Hoge Raad, onder aanhaling van zijn arrest van 1 februari 2004 (ECLI:NL:HR:1994:AB7528), onder 3.2 heeft overwogen:
“(i) Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de zaak en de omstandigheid of en in hoeverre het tenlastegelegde feit door de verdachte wordt ontkend, kunnen beginselen van een behoorlijke procesorde meebrengen dat het openbaar ministerie bepaalde personen als getuige ter terechtzitting dient op te roepen dan wel dat de rechter zodanige oproeping ambtshalve dient te bevelen bij gebreke waarvan processen-verbaal voor zover inhoudende de door die personen in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
(ii) Dit zal in ieder geval gelden indien een ambtsedig proces-verbaal, inhoudend een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd. Indien dit is geschied ter gelegenheid van een verhoor van de bedoelde persoon door de rechter-commissaris behoort deze persoon ter terechtzitting in eerste aanleg en in geval van appel ook ter terechtzitting in hoger beroep als getuige te worden opgeroepen, opdat de rechter zich door eigen waarneming van de getuige een oordeel zal kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van diens verklaringen dan wel omtrent de redenen van diens weigering aldaar een verklaring af te leggen. (…)”
Het Gerecht stelt vast dat de getuige bij de rechter-commissaris, en ter terechtzitting van 14 februari 2020, heeft verklaard dat de politie haar verklaring niet correct heeft weergegeven in de processen verbalen van verhoor, dan wel dat de politie de verklaringen wel correct heeft geverbaliseerd doch dat zijzelf gelogen heeft tegen de politie.
De getuige is op verschillende momenten door de politie is gehoord. In die verklaringen staat telkens vermeld dat zij na voorlezing haar verklaring heeft ondertekend. Het Gerecht stelt vast dat de inhoud van de verschillende verklaringen consistent is.
De getuige heeft, behalve met de verhorende verbalisanten, ook gesproken met een centralist en met verbalisanten die op 12 maart 2019, naar aanleiding van haar telefonische melding, ter plaatse zijn gekomen. Bij deze gelegenheden heeft zij (ook) voor verdachte belastende verklaringen afgelegd, waarvan de inhoud overeenkomt met delen van hetgeen de verhorende verbalisanten als haar verklaring hebben opgeschreven.
Het Gerecht overweegt verder dat de belastende verklaringen van de getuige ook steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaring van bedreigde getuige F57, het tapgesprek tussen [getuige 2] en [oom getuige 2] en het forensisch onderzoek van de politie naar aanleiding van het schieten op de auto van getuige op 11 maart 2019.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hecht het Gerecht geen geloof aan de verklaringen die getuige [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting van 14 februari 2020 heeft afgelegd. Het Gerecht acht de bij de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat [slachtoffer 5] ter terechtzitting van 14 februari 2020, ten onrechte niet op haar verschoningsrecht is gewezen, en dat dit een normschending oplevert.
In art. 413, lid 7 van het Wetboek van Strafvordering staan de factoren opgesomd waarmee de rechter, in het geval van een normschending, bij de beoordeling daarvan in het bijzonder rekening dient te houden. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. ECLI:NL:HR:2004:AM2533) dat van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim, mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van die beoordelingsfactoren wordt aangegeven tot welk rechtsgevolg dit dient te leiden, en dat de rechter alleen op een zodanig verweer gehouden is een met redenen omklede beslissing te geven.
Daargelaten dat het Gerecht de verklaring van [slachtoffer 5], zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2020 niet voor het bewijs heeft gebezigd, heeft de raadsman zijn standpunt niet nader gemotiveerd, zodat het Gerecht aan het verweer voorbij gaat.
Het Gerecht acht ook de verklaring van de bedreigde getuige F57 bruikbaar voor het bewijs. Deze getuige betreft een bedreigde getuige in de zin van artikel 261 lid Wetboek van Strafvordering en heeft ten overstaan van de rechter-commissaris twee keer een verklaring afgelegd, waarbij - ten aanzien van het tweede verhoor - de verdediging in de gelegenheid is gesteld om, door tussenkomst van de rechter-commissaris, vragen aan de getuige te stellen. De verklaring van F57 betreft een de auditu verklaring, dat wil zeggen dat de getuige niet vanuit eigen bevindingen heeft verklaard maar dat hij heeft verklaard over wat anderen tegen hem hebben gezegd. De Hoge Raad heeft reeds in 1926 een arrest gewezen waarin -kort gezegd- het gebruik van een de auditu verklaring voor het bewijs wordt toegestaan, mits die verklaring met de uiterste behoedzaamheid wordt beschouwd. Het Gerecht heeft er zich rekenschap van gegeven dat de waarneming van de getuige beperkt is tot wat hij van anderen heeft gehoord, doch heeft ook vastgesteld dat de verklaring betrouwbaar is omdat deze belangrijke steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs niet in beslissende mate berust op de verklaring van de bedreigde getuige. Het Gerecht ziet dan ook geen reden waarom met de verklaring van F57 geen rekening zou mogen worden gehouden.

De zaak Phoenix (feiten 1 tot en met 4)

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen, stelt het Gerecht het navolgende, dat niet ter discussie heeft gestaan, vast.
Op 7 april 2019 heeft bij de [naam Snack] te [wijk 1] een schietincident plaats gevonden. Hierbij zijn twee personen om het leven gekomen: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. De schutter heeft gericht op [slachtoffer 1] geschoten, en heeft hem drie keer geraakt. [Slachtoffer 1] is overleden als gevolg van bloedverlies, veroorzaakt door een schotwond. [Slachtoffer 2] was toevallig aanwezig op de plaats van het schietincident. Toen de schutter al schietend achter [slachtoffer 1] aanrende, werd [slachtoffer 2] door één van de kogels dodelijk in zijn hoofd getroffen. De auto van mw. [slachtoffer 4], een Toyota 4-runner, die op dat moment langs reed, werd aan de bovenkant van het rechter voorportier door een kogel van het kaliber .40 geraakt. Het glas van de zijruit van de Toyota ging daardoor kapot, en kwam deels tegen de arm van [slachtoffer 4] aan. De schutter, die een bedekt gezicht had, was even voordat het schietincident begon, uit een grijze Kia Forte gestapt. Deze Kia is tijdens het schietincident met de schutter opgereden, terwijl vanuit de auto het passagiersportier werd geopend. De schutter is na het schietincident als bijrijder weer in de Kia gestapt, waarna de Kia wegreed. Tijdens het instappen in de vluchtauto, heeft politieagent [slachtoffer 3] op de schutter geschoten en heeft hem met een kogel verwond. Bij het wegrijden werd er vanuit de vluchtauto twee keer op politieagent [slachtoffer 3] geschoten. [Slachtoffer 3] heeft zich klein gemaakt, en werd niet geraakt.
Kort nadat de Kia van de plaats van het schietincident was weggereden, werd [benadeelde 3] in haar groene Hyundai Accent door de Kia klemgereden en moest zij haar auto, onder bedreiging van een vuurwapen door de chauffeur van de Kia -die zijn gezicht bedekt had-, aan de twee inzittenden van de Kia afstaan.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte zou de bestuurder van de Kia zijn geweest en de medeverdachte de schutter.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niets met deze feiten te maken heeft.
De raadsman heeft bewijsverweren gevoerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat geen betrokkenheid van verdachte, ook niet als medepleger, uit de bewijsmiddelen kan volgen.
Oordeel van het Gerecht

De betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachte

Het Gerecht leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen het volgende af.
De verdachte had enkele dagen vóór de gebeurtenissen van 7 april 2019 ruzie met zijn vriendin [slachtoffer 5] vanwege een liefdesrelatie die zij onderhield met slachtoffer [slachtoffer 1]. De verdachte heeft twee dagen vóór de moord tegen [slachtoffer 5] gezegd dat zij zal zien wat er met [slachtoffer 1] zou gaan gebeuren.
Volgens de bedreigde getuige F57 heeft de verdachte op de dag van de moord samen met medeverdachte [medeverdachte] een auto gestolen. Met die auto, die door verdachte bestuurd werd, zijn ze de moord gaan plegen.
Bij forensisch onderzoek op de plaats van het schietincident zijn meerdere hulzen aangetroffen van het kaliber .40 en van het kaliber 9 mm Luger. Laatstgenoemde munitie bleek afkomstig te zijn uit het dienstwapen van de verbalisant [slachtoffer 3]. De .40 hulzen bleken afkomstig zijn uit het vuurwapen van de schutter.
Politieagent [slachtoffer 3] heeft de schutter herkend op een print die gemaakt is van camerabeelden in de nabijheid van de polikliniek. De persoon die op die print staat afgebeeld, betreft medeverdachte [medeverdachte].
Kort na het schietincident hebben de inzittenden van de Kia Forte ter hoogte van [wijk 2] een groene Hyundai Accent klemgereden. Uit de Kia stapten twee mannen. De chauffeur van de Kia bedreigde de inzittenden van de Hyundai, mw. [benadeelde 3] en haar zoon [zoon benadeelde 3] met een vuurwapen. De passagier van de Kia kreunde en liep moeilijk. De twee mannen zijn met de Hyundai weggereden. De Hyundai is diezelfde avond door haar teruggevonden, op korte afstand van de woning van [getuige 2]. In zowel de Kia als de Hyundai is forensisch onderzoek verricht. In de Kia werden bloedsporen aangetroffen bij de gordel en het deurpaneel van de mede-inzittende. In de Hyundai werd op de B-stijl aan de zijde van de mede-inzittende een bloedspoor aangetroffen. Het NFI heeft vastgesteld dat het DNA in deze bloedsporen afkomstig is van verdachte. De matchkans van het DNA-profiel is één op één miljard.
Uit een afgeluisterd gesprek tussen [getuige 2] en [oom getuige 2] leidt het Gerecht af dat [bijnaam verdachte] en zijn vriend op de middag van het schietincident bij [getuige 2] zijn geweest en aan hem gevraagd hebben om één van hen naar de poli te brengen en de ander ergens anders af te zetten. [Getuige 2] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] die middag, rond 13:30 uur, bij de poli heeft afgezet.
Door een arts in het ziekenhuis werd geconstateerd dat medeverdachte [medeverdachte] twee schotwonden had, en dat er zich nog een kogel in zijn rechter bovenarm bevond. Deze kogel, met kaliber 9 mm Luger, is door de arts verwijderd en aan de politie overhandigd. Met het pistool van verbalisant [slachtoffer 3] zijn proefschoten gemaakt. De met die proefschoten afgeschoten kogels zijn door het NFI vergeleken met de kogel die uit de bovenarm van medeverdachte [medeverdachte] was verwijderd. Het NFI heeft gerapporteerd dat het vergelijkend onderzoek aanwijzingen heeft opgeleverd dat de kogel die is aangetroffen in de arm van [medeverdachte] is afgevuurd uit dezelfde loop als de proefkogels. Het is veel waarschijnlijker dat de hypothese dat de in de arm van [medeverdachte]aangetroffen kogel is afgevuurd uit dezelfde loop als de proefkogels waar is, dan de hypothese dat de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop waaruit de proefkogels zijn afgevuurd.
Het Gerecht stelt op grond van het voorgaande vast dat medeverdachte [medeverdachte]de persoon is geweest die bij de snack te [wijk 1], met een wapen dat voorzien was van .40 munitie, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft doodgeschoten. Tijdens het lossen van de schoten is ook de auto van de voorbijrijdende mw. [slachtoffer 4] geraakt door een kogel afkomstig uit het wapen van de medeverdachte. Het Gerecht stelt voorts vast dat er zich twee personen in de Kia Forte, en later in de Hyundai Accent bevonden: verdachte was de bestuurder van die auto en medeverdachte [medeverdachte]was de bijrijder in beide auto’s.

Medeplegen

Het Gerecht dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake was van medeplegen. Het Gerecht beantwoordt die vraag bevestigend, en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit is het geval indien de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daarvan sprake is kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De enkele omstandigheid dat de precieze rolverdeling niet is vastgesteld, hoeft aan een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg te staan. In geval de precieze taakverdeling niet kan worden vastgesteld, kan in het kader van de bewijsvoering onder omstandigheden betekenis worden toegekend aan de procesopstelling van de verdachte. De omstandigheden van het geval kunnen zodanig belastend zijn en in die zin op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, dat het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden, bijvoorbeeld over de taakverdeling bij de uitvoering van het feit, kan op zichzelf niet aan het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen over het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
Het Gerecht is van oordeel dat er sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bij het doden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], en dat de bijdrage van verdachte aan de delicten van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Bij de op 7 april 2019 gepleegde feiten, trad verdachte op als chauffeur en medeverdachte [medeverdachte] als schutter.
Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte] naar de plaats van het schietincident gebracht. Daar is verdachte met de schietende medeverdachte opgereden, terwijl verdachte ondertussen het passagiersportier voor hem opende om de vlucht makkelijker te maken. Nadat de medeverdachte aan passagierszijde weer was ingestapt, is er vanuit de vluchtauto op verbalisant [slachtoffer 3] geschoten en was het verdachte die als chauffeur met de vluchtauto wegreed.
Ten aanzien van de gewapende diefstal van de auto van [benadeelde 3] stelt het Gerecht op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte met een vuurwapen de aangever en haar zoon heeft bedreigd en vervolgens als chauffeur in de auto van de aangever is ingestapt en weggereden.
Het Gerecht concludeert dat verdachte en de medeverdachte intensief hebben samengewerkt en dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling. Het Gerecht concludeert voorts dat er sprake was van een gezamenlijk plan, immers zowel verdachte als zijn medeverdachte hadden -toen zij zich aan derden lieten zien- hun gezichten bedekt. Zij hebben beiden een wapen gehanteerd en hebben zich op geen enkel moment gedistantieerd van het gewelddadig handelen van de medeverdachte.
Voorbedachte raad en opzet ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 ([slachtoffer 4])
Tot slot dient het gerecht de vraag te beantwoorden of, met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3, sprake was van voorbedachte raad.
Voorop staat dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De verdachte heeft twee dagen vóór de moord al tegen [slachtoffer 5] gezegd dat zij zou zien wat er met [slachtoffer 1] zou gebeuren. Op de dag van de moord heeft de verdachte samen met [medeverdachte] een auto gestolen om uitvoering te geven aan het doden van [slachtoffer 1]. Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens samen en gewapend naar de snack te [wijk 1] gereden. [Medeverdachte] heeft daar, met bedekt gezicht, meerdere schoten gelost. Bij de uitvoering van de diefstal met geweld was zichtbaar dat ook het gezicht van verdachte bedekt was.
Het Gerecht is van oordeel dat uit voormelde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld met voorbedachte raad en ook met het opzet om een persoon om het leven te brengen. Naar het oordeel van het Gerecht behelst dit opzet op het doden ook het opzet op het minder zware gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit de gedragingen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte een plan hebben gemaakt om iemand van het leven te beroven, dat zij -ter uitvoering daarvan- een auto hebben gestolen om het feit mee te plegen, dat zij zich van wapens en gezichtsbedekking hebben voorzien. Zij hadden derhalve de tijd om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat verdachte en zijn medeverdachte zouden hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is op geen enkele wijze gebleken.
De voorbedachte raad en het opzet zien naar het oordeel van het Gerecht ook op het doden van slachtoffer [slachtoffer 2], en de poging zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 4]. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich op de plaats (voor een snack en eetkraam) en het tijdstip (rond 13.00 uur) dat verdachte en zijn medeverdachte hebben uitgekozen om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, meerdere personen (zouden kunnen) bevinden. Dit bleek ook het geval te zijn. Door alsdan dit plan ook daadwerkelijk uit te voeren, volgt niet alleen de voorbedachte raad maar ook het opzet in voorwaardelijke zin op de dood van omstanders. Immers, voor wat het opzet betreft, hebben verdachte en zijn medeverdachte op z’n minst genomen de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat ook een ander dan [slachtoffer 1] door één van de kogels dodelijk getroffen zou worden.

Feit 6 (vernieling van de Audi A3)

Uit de politieverklaring van [slachtoffer 5] volgt dat de verdachte op haar auto heeft geschoten met een vuurwapen. Deze verklaring vindt bevestiging in de bevindingen van de politieagenten die, naar aanleiding van een melding door [slachtoffer 5], ter plaatste zijn gekomen. De verklaring van [slachtoffer 5] dat het de verdachte is geweest die op de auto heeft geschoten, vindt steun in de verklaring die [getuige 1] telefonisch heeft afgelegd. Uit die verklaring blijkt immers, overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 5], dat [slachtoffer 5] en de medeverdachte ruzie hadden en dat [slachtoffer 5] de politie had gebeld. Voorts blijkt uit zijn verklaring dat getuige [getuige 1] op een gegeven moment schoten hoorde en dat hij op dat moment alleen de verdachte en de aangeefster zag. De medeverdachte heeft ontkend daar op dat moment aanwezig te zijn geweest. Die verklaring acht het Gerecht gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een vuurwapen op de auto van [slachtoffer 5] heeft geschoten waardoor die auto is beschadigd.

Feit 7 (voorhanden hebben vuurwapen)

Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het Gerecht vast dat de verdachte op 11 maart 2019 (feit 6) alleen, en op 7 april 2019 (feit 1, 2 en 4) en op 2 augustus 2019 (in de auto bij de aanhouding) tezamen met een ander of anderen, een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht verwerpt het verweer van de raadsman inhoudende dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 2 augustus 2019 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte de feitelijke macht over dat wapen kon uitoefenen en dat hij het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Het Gerecht overweegt dat de verdachte optrad als bestuurder van een auto en dat hij feitelijke macht over het wapen kon uitoefenen in de zin dat hij erover kon beschikken, nu het vuurwapen op de achterbank in het zicht lag.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Feit 1 & 2, telkens:
Medeplegen van moord;

Feit 3:

Medeplegen poging zware mishandeling; en
Medeplegen poging zware mishandeling met voorbedachten rade;
Feit 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 6:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 7:
overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening;

en

medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een dubbele moord, poging tot zware mishandeling, poging tot zware mishandeling, diefstal met bedreiging met geweld vernieling en vuurwapenbezit.
Bij de beslissing ten aanzien van de strafoplegging heeft het Gerecht in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen
Verdachte en zijn medeverdachte hebben samen het plan opgevat om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Ter uitvoering van dit plan zijn zij op 7 april 2019 samen in een gestolen auto naar de [naam Snack 1] te [wijk 1] gereden, waar [slachtoffer 1] bij een eettent stond. Verdachte was de chauffeur van de auto en medeverdachte de bijrijder. De medeverdachte is daar uit de auto gestapt, naar De [slachtoffer 1] toegelopen en heeft op hem geschoten. [Slachtoffer 1] is gaan rennen, en medeverdachte is al schietend achter hem aangerend. Daarbij heeft één van de kogels de toevallig aanwezige [slachtoffer 2] dodelijk in het hoofd getroffen en is de auto van de voorbijrijdende [slachtoffer 4] door een kogel geraakt.
Verdachte heeft de medeverdachte met de auto gevolgd, en heeft ondertussen het passagiersportier geopend zodat de medeverdachte in kon stappen en zij samen konden vluchten. Een politieagent die ter plaatse was, heeft op de medeverdachte geschoten en heeft hem in de arm geraakt. De medeverdachte is bij verdachte in de auto gestapt en zij zijn weggereden. Tijdens de vlucht is er vanuit de vluchtauto op de politieagent geschoten.
Kort hierna heeft verdachte een voorbijrijdende auto klemgereden. In die auto zaten [benadeelde 3] en haar zoon. Verdachte en de medeverdachte hebben de auto van [benadeelde 3] afgenomen. Dat gebeurde onder bedreiging van een vuurwapen, dat verdachte op [benadeelde 3] en haar zoon richtte.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn vervolgens met de auto van [benadeelde 3] naar de woning van [getuige 2] gereden. Deze [getuige 2] heeft de gewonde medeverdachte naar de polikliniek gebracht en heeft verdachte ergens anders afgezet.
Daarnaast heeft verdachte op 11 maart 2019 de auto van zijn vriendin vernield, door met een vuurwapen op die auto te schieten. Ook heeft hij op 2 augustus 2019 een vuurwapen voorhanden gehad.
Het Gerecht kan het schietincident op 7 april 2019 niet anders zien dan als een zeer koelbloedige liquidatie, gepleegd midden op de dag bij een snack waar zich meerdere mensen bevonden om eten te kopen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich er door die omstandigheden niet van laten weerhouden het door hun opgevatte plan, om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, te laten varen. Integendeel, de medeverdachte is al schietend achter [slachtoffer 1] aangerend, terwijl er zich meerdere mensen in de nabijheid van de snack bevonden en er verschillende auto’s de snack passeerden. Uit de aangetroffen hulzen valt op te maken dat de medeverdachte 14 schoten heeft gelost.
Ook nadat ze vanaf de snack gevlucht waren, hebben verdachte en medeverdachte het geweld niet geschuwd. Ze zijn met de vluchtauto tegen een tegemoetkomende auto gereden, met de bedoeling die auto te stelen. Toen dat niet lukte, hebben ze geprobeerd een daarachter rijdende auto te stelen. Daarbij heeft verdachte een vuurwapen gericht op de bestuurder. Het lukte deze bestuurder om gas te geven en weg te komen. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachte de auto van [benadeelde 3] klemgereden en onder bedreiging met een vuurwapen weggenomen.
Met hun handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun meest kostbare bezit ontnomen, namelijk het leven. Voorts hebben zij de nabestaanden onbeschrijfelijk leed toegebracht, zo is gebleken uit hetgeen namens de nabestaanden ter zitting naar voren is gebracht. Het is zeer schrijnend dat het kind van slachtoffer [slachtoffer 2], dat ten tijde van het schietincident nog geen jaar oud was, de vader nooit zal kennen.
Verdachte heeft ontkend iets met deze gebeurtenissen van doen te hebben gehad. Op aan hem gestelde vragen heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ook heeft hij geen enkel medeleven betoond naar de slachtoffers en hun nabestaanden.
Hoewel verdachte geen verklaring af heeft willen leggen, lijkt uit het dossier opgemaakt te kunnen worden dat verdachte en medeverdachte hebben besloten tot de liquidatie van [slachtoffer 1], omdat [slachtoffer 1] een liefdesrelaties had met de vriendin van verdachte en verdachte dit niet kon verkroppen.
Verdachtes houding, waaronder zijn ontkenning en zwijgen, doet vermoeden dat hij de ernst van het feit niet inziet of niet wil inzien. Bovendien heeft het er alle schijn van dat de drempel, die verdachte heeft genomen om tot dit zeer gewelddadig handelen over te gaan, zeer laag is. Verdachte heeft blijk gegeven van een onverschrokken houding en van een volledig gebrek aan respect voor het leven van anderen.
Hoewel het Gerecht tot een geringere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, is zij van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en nabestaanden, en de persoon van verdachte zoals hiervoor beschreven, slechts een gevangenisstraf - zoals gevorderd door de officier van justitie - passend is.
In beslag genomen voorwerpen
De onder de verdachte in beslag genomen auto (Hyundai Elantra [kentekennummer 2]) is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het vuurwapen in de auto werd vervoerd en het derhalve een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder feit 7 bewezen verklaarde is begaan.
Het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van het in beslag genomen voorwerp is in strijd met de wet. Het Gerecht zal het voorwerp daarom onttrekken aan het verkeer.
Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde 2]

De benadeelde partijen [familielid 1 benadeelde 2], [familielid 2 benadeelde 2] en [familielid 3 benadeelde 2] hebben zich gezamenlijk in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 48.216,62.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Post “Inkomstenderving” ad NAf. 18.000,00:Ter zitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij toegelicht dat het slachtoffer [slachtoffer 2] bij zijn moeder in huis woonde, en dat hij iedere maand een deel van zijn salaris, te weten NAF 1.500,00 aan de kosten van huishouding bijdroeg. De verdediging heeft de vordering voor dit onderdeel gemotiveerd betwist. Het Gerecht is van oordeel dat behandeling van dit onderdeel de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet duidelijk is welk deel van die NAF 1.500,00 voor het huishouden van het slachtoffer gebruikt werd, en welk deel de moeder voor haar huishouden toekwam. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Post “Vliegtickets”ad NAf. 3397,59:
Het Gerecht heeft begrepen dat de vliegtickets zijn gekocht voor [familielid 2 benadeelde 2] en [familielid 3 benadeelde 2], zussen van de moeder van slachtoffer [slachtoffer 2], die ten behoeve van de uitvaart, van Nederland naar curaçao zijn gereisd. Uit de onderbouwing, een factuur van [naam hotel], blijkt dat deze tickets zijn betaald door [familielid 2 benadeelde 2]. De vordering kan derhalve worden toegewezen.
Post “Begrafeniskosten” ad NAf. 6.375,60:
Het Gerecht wijst dit onderdeel van de vordering toe. Het Gerecht is van oordeel dat vordering voldoende onderbouwd is met de factuur van [begrafenisonderneming 1] die gericht is aan [familielid 1 benadeelde 2]. De raadsman van verdachte heeft opgemerkt dat uit de factuur zou blijken dat deze factuur zou zijn voldaan door het slachtoffer zelf. Het Gerecht volgt de raadsman hier niet in, omdat uit de factuur ook blijkt dat het daarop vermelde bedrag cash is betaald op 16 april 2019, derhalve na het overlijden van het slachtoffer.
Post “Schuld TDS” ad NAf. 443,43:
Het Gerecht is van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd waarom deze post voor vergoeding in aanmerking dient te komen, zodat de vordering ook voor dit onderdeel niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Post “Immateriële schade” NAf. 20.000,00:
Ter terechtzitting heeft de gemachtigde toegelicht dat de immateriële schade shockschade betreft, omdat de moeder van het slachtoffer op de plaats delict is geweest en daar geconfronteerd is met haar zoon die door een kogel in zijn hoofd was geraakt en op de grond lag. Het Gerecht overweegt dat voor shockschade slechts plaats is indien, onder meer, sprake is van rechtstreekse confrontatie met de traumatische gebeurtenis en de betrokkene hier een ernstig trauma, dat wil zeggen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, aan over heeft gehouden. Van dat laatste is niet gebleken. Weliswaar heeft de gemachtigde een brief van orthopedagoog Hoek overgelegd waarin staat dat moeder zich onder behandeling heeft gesteld, gericht op het rouwverwerkingsproces, doch de brief rept niet over een trauma dat door de moeder is opgelopen. Derhalve dient de benadeelde partij ook voor dit onderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Conclusie
De vordering zal worden toegewezen tot het bedrag NAf. 9.773,19,-
De vordering zal niet ontvankelijk worden verklaard voor NAf. 38.443,43,-
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, zal de vervangende hechtenis beperkt worden tot 1 dag.
De proceskosten van de benadeelde partijen zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.

[benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 27.929,97.
Het gerecht overweegt als volgt.
Post “Ticket benadeelde” ad NAf 1.328,00:
Het Gerecht is van oordeel dat deze post als rechtstreekse schade moet worden aangemerkt als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. Het Gerecht zal de vordering voor dit onderdeel toewijzen.
Post “Ticket benadeelde[benadeelde 4]
” ad NAf. 1.572,00:
Het Gerecht begrijpt dat dit vliegticket is gekocht voor een familielid van het slachtoffer [slachtoffer 1] die, ten behoeve van de uitvaart, van Nederland naar Curaçao is gereisd. Uit de onderbouwing blijkt niet dat de kosten van dit ticket zijn betaald door de benadeelde. Niet is gesteld of gebleken dat de aanschaf van dit ticket haar (financiële) schade heeft toegebracht. Daarom dient de vordering voor dit deel te worden afgewezen.
Post “[naam begrafenisonderneming 2] en grafsteen” ad NAf. 4926,00 + 78,97 = 5.004,97:
Het Gerecht is van oordeel dat deze posten als rechtstreekse schade moeten worden aangemerkt als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. Het Gerecht zal de vordering voor deze posten toewijzen.
Post “Testamentregister” ad NAf 25,-:
Naar het oordeel van het Gerecht bestaat er tussen het overlijden van het slachtoffer en de bevraging van het testamentenregister een rechtstreeks verband, derhalve komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking.
Post “Emotionele schade” ad NAf 20.000,00:
De gemachtigde van de benadeelde heeft ter onderbouwing een brief van de huisarts van benadeelde aan [naam zorgbedrijf] overgelegd en gewezen op jurisprudentie (ECLI:NL:RBMNE:2017:408). Uit deze stukken maakt het Gerecht op dat de vordering ziet op shockschade. Zoals hiervoor, bij de bespreking van de vordering van benadeelde [benadeelde 2] is besproken, is daarvoor slechts plaats is indien, onder meer, sprake is van rechtstreekse confrontatie met de traumatische gebeurtenis en de betrokkene hier een ernstig trauma, dat wil zeggen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, aan over heeft gehouden. Daarvan is in casu niet gebleken. De benadeelde is niet geconfronteerd geweest met het lichaam van haar zoon kort nadat hij door de kogels was geraakt. Indien bedoeld is dat de benadeelde ten tijde van de uitvaart met het overleden lichaam van de zoon is geconfronteerd, begrijpt het Gerecht dat dit emoties bij de benadeelde heeft opgeroepen en pijn heeft veroorzaakt, doch hiermee is niet voldaan aan de in de jurisprudentie van de door de Hoge Raad bedoelde ‘rechtstreekse confrontatie met de traumatische gebeurtenis’. Dat betekent dat de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Conclusie
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag ad NAf 6.357,97,- (met wettelijke rente)
De vordering zal niet ontvankelijk worden verklaard tot een bedrag ad NAf. 20.000, -
De vordering zal worden afgewezen voor het bedrag ad NAf. 1.572,00.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, zal de vervangende hechtenis beperkt worden tot 1 dag.
De proceskosten van de benadeelde partijen zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.

[benadeelde 3]

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 9.225,00.
Post “Waarde auto” ad NAf. 1.000,00:
Ter terechtzitting is toegelicht dat het bedrag van 1.000 NAf. de waarde van de auto in de huidige staat is. De benadeelde beschikt nog over de auto, en derhalve ook over de waarde van de auto. Het Gerecht wijst de vordering daarom af.
Post “Transportkosten” ad NAf. 2.200,00:
Ter onderbouwing is een kwitantie overgelegd en is aangevoerd dat de benadeelde partij 8 maanden lang gebruik heeft gemaakt van vervoer van en naar haar werk, omdat zij geen gebruik meer kon maken van haar auto. Uit het strafdossier is gebleken dat de auto van de benadeelde met bloed van één van de verdachte besmeurd is geraakt, en daardoor onbruikbaar is geworden. De vordering is voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
Post “Factuur zoon” ad NAf. 125,00:
Dit deel van de vordering komt voor toewijzing in aanmerking. De zoon was minderjarig ten tijde van het uitschrijven van de factuur en daarom mocht de moeder namens hem de vordering indienen.
Post “Portemonnee met 400 NAf.” ad NAf. 400,00:
Deze post komt voor vergoeding in aanmerking.
Post “immateriële schadevergoeding” ad NAf. 5.500,00:
Deze post komt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor vergoeding in aanmerking.
Conclusie
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van NAf. 8.225,00. (met wettelijke rente)
De vordering zal worden afgewezen voor het bedrag NAf. 1000,00
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, zal de vervangende hechtenis beperkt worden tot 1 dag.
De proceskosten van de benadeelde partijen zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Hoofdelijk
De verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partijen hebben geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve (ten aanzien van het toegewezen deel) hoofdelijk worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:67, 1:75, 1:78, 1:119, 1:123, 1:136, 2:262, 2:275, 2:276, 2:291 en 2:334, en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 primair en 5 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
-verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
-veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) jaren;
-beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
-verklaart verbeurd de onder de verdachte in beslag genomen personenauto Hyundai Elantra [kentekennummer 2];
-onttrekt aan het verkeer het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen: Glock model 17 kaliber 9x19mm
-Schadevergoeding [benadeelde 2]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 9.773,19 (zegge: negenduizend en zevenhonderd en drieënzeventig gulden en 19 cent),
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering voor een bedrag van NAf. 38.443,43 (achtendertigduizend vierhonderd drieënveertig gulden en 43 cent) van en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 9.773,19 (zegge: negenduizend en zevenhonderd en drieënzeventig gulden en 19 cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
-Schadevergoeding [benadeelde 1]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf. 6.357,97 (zegge: zesduizend driehonderdzevenenvijftig gulden en zevenennegentig cent)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2019 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij
;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering voor een bedrag van NAf. 20.0000,00 (twintigduizend gulden) en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf. 6.357,97 (zegge: zesduizend driehonderdzevenenvijftig gulden en zevenennegentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
-Schadevergoeding[benadeelde 3]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 3] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf. 8.225,00 (zegge: achtduizend tweehonderdvijfentwintig gulden)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2019 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf. 8.225,00 (zegge: achtduizend tweehonderdvijfentwintig gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. M. Witteman, zittingsgriffier, en op 9 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier

Bijlage 1 (tekst tenlastelegging)

De verdachte wordt ten laste gelegd:
1.
(primair)
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade,
[slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer 1] aan die verwondingen is overleden;
(subsidiair)
dat [medeverdachte] op 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade,
[slachtoffer 1]
van het leven hebben/heeft beroofd, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan die [slachtoffer 1]meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer 1]aan die verwondingen is overleden, welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in de maand april 2019 te Curaçao, al dan niet door tussenkomst van een of meer anderen, door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag (relatie leider/lid van de ARMY), te weten door een (groot) geldbedrag in het vooruitzicht te stellen en/of door het verschaffen van middelen (zoals een of meer vuurwapens) of door een andere feitelijkheid opzettelijk heeft uitgelokt;
2.
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april
2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade,
[slachtoffer 2]
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg,
met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in
de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan
die [slachtoffer 2] meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer 2]
aan die verwondingen is overleden.
3.
(primair)
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april
2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen
misdrijf om,
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4],
van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en
rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met (een) vuurwapen(s)
een of meerdere (gerichte) schoten heeft gelost in de richting van die,
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4],
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid.
(subsidiair)
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april
2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen
misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, aan,
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4],
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te
weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen toe te
brengen, hebbende hij, verdachte, en/ of zijn mededaders toen en daar met
een vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] geschoten, zijnde de verdere uitvoering
van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
niet voltooid;
4.
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april 2019
te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- een (groengelakte) personenauto (van het merk Hyundai, model Accent)
en/of,
- een (zwart) kleurige handtas met inhoud en/of,
- een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model J1) en/ of,
- NAf. 400,-, althans een of meerdere geldbedragen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/ of [zoon benadeelde 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/ of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] en/ of [zoon benadeelde 3]/ gepleegd door hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/ of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld en/ of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
- ( dreigend) de personenauto van die [benadeelde 3]te blokkeren
en/of,
- het (dreigend) een of meerdere vuurwapens, althans (een) soortgelijk(e)
voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en) aan [benadeelde 3] en/ of [zoon benadeelde 3] voorhouden en/ of tonen en/ of,
- het op agressieve en dreigende toon die [benadeelde 3] en/of
[zoon benadeelde 3] herhaaldelijk te manen om uit de personenauto te stappen
("Baha, baha, drumi, abou, drumi abou") ('"Stap uit, stap uit, ga op de
grond liggen, ga op de grond liggen").
en/of
dat hij op of omstreeks 7 april 2019, althans in of omstreeks de maand april 2019
te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [benadeelde 3] en/of [zoon benadeelde 3], heeft gedwongen tot afgifte van,
- een (groengelakte) personenauto (van het merk Hyundai, model Accent)
en/of,
- een (zwart) kleurige handtas met inhoud en/of,
- een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model Jl) en/of,
- NAf. 400,-, althans een of meerdere geldbedragen,
in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] en/ [zoon benadeelde 3], in elk geval aan anderen of een ander dan
aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
- ( dreigend) de personenauto van die [benadeelde 3]te blokkeren
en/of,
- het (dreigend) een of meerdere vuurwapens, althans (een) soortgelijk(e)
voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en) aan die [benadeelde 3] en/of [zoon benadeelde 3] voorhouden en/of tonen en/of,
- het op agressieve en dreigende toon die [benadeelde 3] en/of
[zoon benadeelde 3] herhaaldelijk te manen om uit de personenauto te stappen
("Baha, baha, drumi, abou, drumi abou") ("Stap uit, stap uit, ga op de
grond liggen, ga op de grond liggen");
5.
(primair)
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 althans op een tijdstip in of omstreeks
de maand maart 2019 te Curaçao, ter uitvoering van zijn voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, (zijn vriendin)
[slachtoffer 5] van het leven te beroven, (welk voornemen van
verdachte zich in een begin van uitvoering heeft geopenbaard), opzettelijk, en
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere
vuurwapen(s), een of meerdere malen in de richting van (het lichaam van) die
[slachtoffer 5] te schieten, zijnde de verdere uitvoering van dat door
hem, verdachte en/of zijn mededaders, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(subsidiair)
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 althans op een tijdstip in of omstreeks
de maand maart 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend met gebruikmaking van een
wapen, als bedoeld in artikel 1 van de Wapenverordening 1931, en al dan niet
met voorbedachten rade, een of meerdere malen (telkens) met een wapen als
bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, te weten een vuurwapen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een of
meerdere malen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 5] heeft
geschoten zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en/ of
zijn mededaders, voorgenomen misdrijf niet voltooid.
(meer subsidiair)
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 althans op een tijdstip in of omstreeks
de maand maart 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend met gebruikmaking van een
wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening
1931, te weten een vuurwapen, een of meerdere malen in de richting van het
lichaam van [slachtoffer 5] heeft geschoten zijnde de verdere
uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededaders,
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
6.
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 althans op een tijdstip in of omstreeks
de maand maart 2019 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een auto van
het merk, Audi, model A3 in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan (zijn vriendin) [slachtoffer 5], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/ of beschadigd
en/ of onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
7.
dat hij op een of meer tijdstippen gedurende de periode 11 maart 2019 tot en
met 2 augustus 2019, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s), in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de
Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Bijlage 2 (bewijsmiddelen [2] )

1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2019 (p. 7-10), inhoudende als relaas van verbalisant [slachtoffer 3] (tevens aangever), kort en zakelijk weergegeven:

Op 7 april 2019 omstreeks 13:12 uur was ik bij de [naam Snack 1]. Rechts van deze snack bevindt zich een kraampje van [naam snack 2] waar je eten kunt kopen. Toen ik van de snack terugliep naar mijn auto, zag ik een man uit een witte Mitsubishi stappen en richting het eetkraampje lopen. Deze man bleek later te zijn: [slachtoffer 2]. Toen ik in mijn auto zat, hoorde ik enkele schoten. Daarna hoorde ik meerdere schoten achter elkaar, komende van buiten. Daarna zag ik [slachtoffer 2] in de richting van de Mitsubishi rennen. Achter [slachtoffer 2] zag ik een man rennen. Ik zag dat deze man een zwart vuistvuurwapen in zijn handen had, waarmee hij in de richting van [slachtoffer 2] aan het richten was. De man met het vuistvuurwapen had het volgende signalement: bruin van huidskleur, fors/mollig postuur, lengte tussen de 1.80 en 1.85 meter, had een roze/wit gestreept poloshirt met een donkerkleurige broek met korte witte biezen (lijkende op het Adidas logo). De man had zijn gezicht bedekt met een witte stof en alleen zijn ogen waren te zien. Ik duid deze man aan als de schutter.
Ik zag hoe [slachtoffer 2] op de grond viel. Nadat [slachtoffer 2] op de grond viel, zag ik dat de schutter in dezelfde richting bleef rennen.
Ik pakte mijn dienstwapen tevoorschijn en stapte uit mijn auto om de schutter achterna te gaan. Op het moment dat ik uitstapte zag ik dat een donkerkleurige personenauto van het merk Kia mijn auto via de achterzijde passeerde. Ik zag dat de schutter in de richting van de Kia wegvluchtte. Het rechtervoorportier van de Kia ging tijdens het rijden open. De Kia kwam abrupt tot stilstand. Het was duidelijk dat de schutter in de Kia moest instappen. Ik riep tegen de schutter: “stop politie, stop politie”. Het lukte de schutter om de Kia te bereiken. Ik loste vervolgens een gericht schot op de schutter. Ik merkte dat de schutter werd geraakt, omdat hij een beweging maakte alsof hij in elkaar zakte. Hij had moeilijkheden met in de auto te stappen. De auto werd door iemand anders bestuurd. Ik had inmiddels enkele schoten op de schutter gelost. Nadat de schutter in bedoelde auto zat, hoorde ik enkele schoten vanuit de vluchtauto komen. Ik zag hoe de achterruit door bedoelde schoten vernield werd. Ik nam dekking door mezelf klein te maken. Er werd vanuit de Kia op mij geschoten, maar ik werd hierbij niet geraakt.
Ik ging kijken naar de toestand van [slachtoffer 2], die op de grond lag. Ik zag dat hij een opgezwollen hoofd had en dat hij hevig uit zijn neus aan het bloeden was. Kort hierna werd ik door een omstander benaderd die aan mij doorgaf dat een andere man op een erf van een woning aan de overkant van de straat lag en dat hij vermoedelijk ook werd geschoten. Ik ging kijken naar de toestand van die man. Hij lag op een afstand van ongeveer 50 meter van mijn auto. Ik constateerde dat de man hevig aan het bloeden was en dat de man een inschotwond had aan zijn achterhoofd. Deze man bleek later te zijn [slachtoffer 1].
2. Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 1 november 2019 (p. 105 e.v.), voor zover inhoudende fotografische opnames van de Kia Fortekentekennummer 4]
:
Foto’s 17 t/m 19: overzichtsfoto’s twee uitschotbeschadigingen in de achterruit.

3. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2019 (p. 248), opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Kort na het schietincident heeft een politieambtenaar een foto gemaakt van verdachte [medeverdachte] in de polikliniek. Hij heeft de foto naar mij gestuurd. Ik herkende de man op de foto als de man die ik op 7 april 2019 bij de [naam snack 1] zag schieten, en die vervolgens in de donkerkleurige Kia stapte en wegvluchtte.
Deze man bleek later te zijn: [medeverdachte].

4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 april 2019 (p. 306 e.v.), inhoudende als verklaring van de getuige, kort en zakelijk weergegeven:

Ik hoorde een knal met daarna verschillende schoten achter elkaar. Ik zag dat twee mannen van heel dichtbij voorbij onze auto gingen. Ik zag dat die mannen achter elkaar aan het rennen waren. Ik zag dat de man met het masker op zijn gezicht achter de andere man aan het rennen was. Ik zag dat de man met het masker een vuurwapen in zijn hand hield en dat hij deze gericht op de andere man aan het schieten was. Ik zag dat de man die voorop aan het rennen was op een gegeven moment op het erf van de woning van [naam eigenaar woning] ten val kwam. Terwijl ze aan het rennen waren bleef de schutter op hem schieten. Daarna zag ik dat hij op dat erf viel. Pas toen ik gezien had dat de schutter in de auto was gestapt en wegreed, en ik gemerkt had dat het stil werd, deed ik het portier van onze auto open om te gaan kijken waar [slachtoffer 2] gebleven was toen het hele schiet gebeuren gaande was. Op dat moment zag ik dat [slachtoffer 2] op een korte afstand van onze auto vandaan op de grond lag.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 8 april 2019 (p. 311 e.v.), inhoudende als verklaring van de getuige, kort en zakelijk weergegeven:

[bijnaam slachtoffer 1] (
het Gerecht begrijpt: [slachtoffer 1]) parkeerde zijn auto voor de tent van [naam snack 2] Vlak achter mijn auto stapte een man uit een auto. Ik zag dat de man die uit de auto was gestapt zijn pet diep over zijn gezicht had getrokken en dat hij de onderkant van zijn gezicht met een masker had bedekt. Ik dacht dat die man een overval ging plegen totdat ik zag dat hij op [bijnaam slachtoffer 1] afrende en een eerste schot op [bijnaam slachtoffer 1] loste. Terwijl [bijnaam slachtoffer 1] wegrende, bleef de gemaskerde man gerichte schoten [bijnaam slachtoffer 1] lossen. Ik zag dat [bijnaam slachtoffer 1] tijdens zijn poging om van de schutter (die als een gek aan het schieten was) te ontkomen tegen de man van de witgelakte Mitsubishi (
het Gerecht begrijpt: [slachtoffer 2]) aanliep. Ik heb het niet gezien, maar gezien de plek en de manier hoe de man op de grond lag, denk ik dat die man toen in zijn hoofd door een kogel werd geraakt.

6. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een ander geschrift, te weten een deels ondertekend en ongedateerd proces-verbaal van bevindingen (p. 1 en 2), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], kort en zakelijk weergegeven:

Op 7 maart 2019 gingen wij naar een melding van een schietpartij bij de [naam snack 1]. Ik, verbalisant [verbalisant 2], trof ter plaatse een man liggend in een plas bloed aan. Rondom de man lagen hulzen. De man had moeite met ademen. De man bleek te zijn [slachtoffer 2].
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] ben naar een erf schuin tegenover de [naam snack 1] gegaan en daar trof ik een man aan die op het erf lag. Ik zag dat de man een schotwonden aan zijn hoofd had. De man kreunde van de pijn. Deze man bleek te zijn [slachtoffer 1].
De twee mannen zijn op een brandcard geplaatst en overgebracht naar het Sehos. Later op die dag kreeg de centrale meldkamer door dat beide slachtoffers waren overleden.
Toen wij ter plaatse waren, meldde zich een bestuurster van een voertuig. Zij verklaarde dat zij enkele meters ten oosten van de [naam snack 1] reed en dat haar auto, een grijze Toyota 4 runner met het kenteken [kentekennummer 3], ook werd geraakt door een projectiel van de schietpartij. De bestuurster betrof: [slachtoffer 4]

7. Een proces-verbaal van lijkherkenning (slachtoffer [slachtoffer 2]) d.d. 9 april 2019 (p. 18 en 19), inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3], kort en zakelijk weergegeven:

De moeder en neef van slachtoffer [slachtoffer 2] hebben bevestigd dat het aan hen getoonde lijk betreft: [slachtoffer 2].

8. Een proces-verbaal van lijkherkenning (slachtoffer [slachtoffer 1]) d.d. 9 april 2019 (p. 20 en 21), inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3], kort en zakelijk weergegeven:

De oom en vader van slachtoffer [slachtoffer 1] hebben bevestigd dat het aan hen getoonde lijk betreft: [slachtoffer 1]

9. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een verslag van een deskundige, te weten een sectierapport betreffende het slachtoffer [slachtoffer 2] d.d. 11 april 2019 (p. 22 e.v.), inhoudende als relaas van drs. L. Althaus, voor zover relevant:

Injuries: An entry wound of 1 penetrating gunshot can be found on the head. There are no other relevant injuries. Cause of death: Severe cranio-cerebral trauma due to a gunshot.

10. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een verslag van een deskundige, te weten een sectierapport betreffende het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2019 (p. 32 e.v.), inhoudende als relaas van drs. L. Althaus, voor zover relevant:

Injuries: 6 wounds, caused by gunshots, can be found on the body: “E”: left lower, lateral thorax, entry wound. This fatal gunshot led to a hemato-pneumohorax (900 ml of blood). Cause of death: Bleeding to death.

11. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 9 april 2019 (p. 334 e.v.), inhoudende als verklaring van de getuige, kort en zakelijk weergegeven:

Op zondag jongstleden (
het Gerecht begrijpt 7 april 2019) was ik onderweg naar huis. Ik zag ongeveer ter hoogte van de grill snack, twee mannen achter elkaar rennen. Terwijl ik die twee mannen achter elkaar zag rennen, hoorde ik het geluid van schoten die afgevuurd werden. Terwijl ik plankgas gaf, hoorde ik het geluid alsof er iets afbrokkelde. Op dat moment
merkte ik alsof iets mijn rechterbovenarm raakte. Het voelde alsof iets mij eventjes geprikt had. Toen ik mijn gezicht draaide om naar mijn rechter bovenarm te kijken, zag ik dat de ruit voorin naast mij, van het passagiersportier, afbrokkelde en op de zitting voorin naast mij viel.
Op dat moment besefte ik dat mijn auto op de een of andere manier geraakt werd door de schoten die ik zonet gehoord had toen ik voorbij de grill snack reed en ik die twee mannen achter elkaar zag rennen.

12. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 1 november 2019 (p. 63 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisant, kort en zakelijk weergegeven:

Op de plaats delict zijn 14 hulzen aangetroffen van het kaliber .40 en 8 hulzen van het kaliber 9mm. De hulzen van het kaliber .40 zijn uit hetzelfde vuurwapen verschoten. Vastgesteld kan worden dat de hulzen van kaliber .40 zijn verschoten uit een Glock (model onbekend). De aangetroffen 9 mm Luger patroonhulzen zijn verschoten uit één en hetzelfde pistool en vastgesteld kan worden dat deze zijn verschoten uit een pistool van het merk Glock kaliber 9mm Luger (dienstpistool politie).

13. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 31 oktober 2019 (p. 79 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisanten, kort en zakelijk weergegeven:

Een grijsgelakte SUV van het merk Toyota model 4runner, voorzien van het kenteken [kentekennummer 3], die op het moment van de schietpartij voorbij reed, werd geraakt door een kogel aan de bovenkant van de rechter voorportier. Ten gevolge van dit schot werd de zijruit vernield. Op foto 32 is weergegeven het glas van de vernielde rechter voor zijruit en met rode pijl een kogel fragment van het kaliber .40.

14. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een ander geschrift, te weten een deels ondertekend proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 8 april 2019 (p. 3 en 4), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], kort en zakelijk weergegeven:

Op 7 april werd een melding doorgegeven dat er een schietincident had plaatsgevonden. De daders zouden zijn weggereden in een grijze Kia. Wij kregen een tweede melding binnen dat voormeld voertuig tegen een voertuig was gebotst. Bij aankomst op de [wegnaam 3] ter hoogte van [naam berg] zagen wij een grijze Kia Forte met kenteken [kentekennummer 4] dwars op de weg staan. Ter plaatse werden wij benaderd door [benadeelde 3], die verklaarde dat zij op de [wegnaam 3] reed en door de grijze Kia werd klemgereden.

15. Een proces-verbaal van aangifte van aangever [benadeelde 3], opgemaakt d.d. 8 april 2019 (p. 324 e.v.), inhoudende als verklaring van aangever, kort en zakelijk weergegeven:

Vanmorgen (
het Gerecht begrijpt 7 april 2019)ben ik met mijn zoon naar de kerk gegaan. De kerkdienst was afgelopen om 13.00 uur daarna zijn we nog even bij de kerk gebleven en toen vertrokken we. Toen wij naar huis gingen, reed ik op de weg en zag ik halverwege de straat een grijs gelakte Kia van de tegenovergestelde richting aan komen rijden. Voornoemde auto blokkeerde mij. Ik zag dat er twee mannen in de auto zaten. Ik zag dat de mannen uit de auto stapten. De chauffeur van de auto had een vuurwapen in zijn hand. De mannen gingen eerst op mijn zoon af en zeiden tegen hem om uit te stappen. Mijn zoon stapte uit en ging aan de kant van de weg staan. Hierna kwam de chauffeur naar mij toe met het vuurwapen gericht op mij en zei: “Baha, Baha, drumi abou, drumi abou". (vrije vertaling verbalisant: stap uit stap uit, lig plat, lig plat). Ik stapte uit mijn auto en ging aan de kant van de weg staan.
De daders stapten vervolgens in de auto en reden vervolgens vandaar weg.
Weggenomen goederen: een groene Hyundai Accent, kenteken [kentekennummer 5], een zwarte handtas met inhoud, een mobiele telefoon van het merk Samsung J1 en een portemonnee met daarin Naf 400,-.

16. Een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] d.d. 27 mei 2019 (p. 327 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Nadat de chauffeur onder bedreiging van een vuurwapen ons uit de auto
had gehaald, zag ik dat één van de mannen aan het kreunen was, hij liep moeilijk en stapte als de mede inzittende in de auto.
Ik heb mijn auto omstreeks 19.00 uur aangetroffen op de [straatnaam].

17. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek aangetroffen Kia Forte d.d. 1 november 2019 (p. 105 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisanten, kort en zakelijk weergegeven:

Op zondag 7 april 2019 kwam een melding binnen dat een personenauto van het merk Kia model Forte met kenteken [kentekennummer 4] ter hoogte van [wijk 2]is aangetroffen. In de Kia Forte worden aangetroffen:
Foto 8: vernielde startschakelaar.
Inschotbeschadigingen: 1 aan de rechter achterzijde net boven het achterlicht, 1 aan de rechterachterzijde bij het spatbord en 1 net boven de deurkruk van de rechter achterdeur.
Uitschotbeschadigingen: 1 onder de rechter achterdeur en 1 in het rechter voorspatbord en twee in de achterruit.

18. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 17 april 2019 (p. 207 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisanten, kort en zakelijk weergegeven:

Sporen(dragers) grijsgelakte Kia Forte [kentekennummer 4]:
- AAMA7683NL een bemonstering (bloedbemonstering) bij de gordel van mede-inzittende van het voertuig
- AAMA7685NL een bemonstering (bloedbemonstering) bij het deurpaneel mede-inzittende.

19. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een deskundigenverslag, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (p. 218 e.v.) d.d. 17 juni 2019, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

AAMA7683NL#01 en AAMA7685NL#01:
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man.
DNA kan afkomstig zijn van: verdachte [medeverdachte]
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.

20. Een proces-verbaal Forensisch onderzoek d.d. 1 november 2019 opgemaakt door de verbalisant [slachtoffer 3] (p. 52 e.v.), voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Door medewerkers van de forensische opsporing werden de navolgende sporen veiliggesteld:
Groene Hyundai Accent, [kentekennummer 5]:
AAMA7740NL, bemonstering op bloed gelijkend spoor, bij de B-stijl mede-inzittende.

21. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een deskundigenverslag, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (p. 218 e.v.) d.d. 17 juni 2019, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

AAMA7740NL#01,#02,#03 en #04:
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man.
DNA kan afkomstig zijn van: verdachte [medeverdachte]
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.

22. Een schriftelijk bescheid, in de vorm van een deskundigenverslag, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [medeverdachte] (de verdachte) d.d. 16 april 2019 (p. 14-17), inhoudende als verklaring van geneeskundige R.O.A. Diwo:

Omschrijving letsel: 3 keer een verwonding door vuurwapen
Locatie letsel: 1 keer bovenarm rechts en 2 keer zijflank rechts.

23. Een proces-verbaal van inbeslagname kogel verdachte [medeverdachte] d.d. 8 april 2019, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Vandaag op 8 april 2019 omstreeks 13.35 uur had het personeel van het SEHOS een kogel vanuit de laterale zijde van de rechter bovenarm van de medeverdachte [medeverdachte], verwijderd. Bedoelde kogel werd terstond in een verzegelde plastic potje veiliggesteld en aan ons, verbalisanten overhandigd

24. Een schriftelijk bescheid in de vorm van een deskundigenverslag, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 14 juni 2019, inhoudende kort en zakelijk weergegeven:

Overzicht te onderzoeken materiaal:
AAMA7692NL: Volmantel kogel van het kaliber 9 mm Luger. Werd uit het lichaam van verdachte [medeverdachte] verwijderd.
AAMA7693NL, AAMA7694NL en AAMA7695NL: Proefschieten 1, 2 en 3): kogel van het pistool Glock 26, van het kaliber 9 mm Luger. Pistool is het dienstwapen van politieagent [slachtoffer 3].
Vraagstelling:
Is de kogel verwijderd uit de verdachte [medeverdachte] afkomstig uit het dienstwapen van de politieagent [slachtoffer 3], waaruit ook de aangeboden proefschoten afkomstig zijn.
Conclusie:
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de kogel AAMA7692NL is afgevuurd uit dezelfde loop als de proefkogels AAMA7693NL t/m 95NL. De volgende hypothesen zijn beschouwd:
Hypothese 1: De kogel is afgevuurd uit dezelfde loop als de proefkogels.
Hypothese 2: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop waaruit de proefkogels zijn afgevuurd. De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

25. Een proces-verbaal van verhoor bedreigde getuige F57, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris op d.d. 23 september 2020, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Ik heb van één persoon (persoon 1) dichtbij [bijnaam verdachte] gehoord dat hij op de dag van de moord [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] samen in een auto heeft zien rijden. Volgens deze persoon was het de bedoeling om die dag de moord te plegen.
Van een ander persoon (persoon 2) heb ik gehoord dat [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] met een gestolen auto de moord zijn gaan plegen. Ik heb begrepen dat [bijnaam verdachte]de bestuurder was. Ik heb van zowel persoon 1 als van persoon 3 gehoord dat de vriendin van [bijnaam verdachte], genaamd [slachtoffer 5], in het verleden een relatie had met één van de mannen die te [wijk 1] is vermoord. [Bijnaam verdachte] heeft contact met die man opgenomen en heeft hem vermoord.

26. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 7 april 2019 (p. 552 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

De persoon met wie ik een liefdesrelatie had heet [slachtoffer 1]. Ik noem hem [bijnaam slachtoffer 1]. [Bijnaam verdachte] had mij met gesprekken tussen mij en [bijnaam slachtoffer 1] geconfronteerd waarin ik naar [bijnaam slachtoffer 1] een hart stuurde en waarbij [bijnaam slachtoffer 1] mij “dushi dimi” noemde. [Bijnaam verdachte] had gezegd dat hij ondertussen al weet wie [bijnaam slachtoffer 1] is. Persoonlijk had [bijnaam verdachte] tegen mij gezegd dat ik zal zien wat er met [bijnaam slachtoffer 1] zal gebeuren. Dit heeft [bijnaam verdachte] mij eergisteren gezegd. [Bijnaam verdachte] had tegen mij gezegd dat zijn vrienden van Pariba tegen hem hadden gezegd waar [bijnaam slachtoffer 1] woont.
(
Politie toont foto van medeverdachte [medeverdachte])
Dat is [bijnaam medeverdachte]. Hij is een goede vriend van [bijnaam verdachte]. Hij komt dagelijks bij [bijnaam verdachte] thuis.
Ik denk dat [bijnaam verdachte] betrokken is geweest bij de schietpartij waarbij [bijnaam slachtoffer 1] vandaag betrokken is geweest, want [bijnaam verdachte] heeft eergisteren tegen mij gezegd dat ik zou zien wat er met [bijnaam slachtoffer 1] zou gaan gebeuren.

27. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 16 mei 2019 (p. 383 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Op 7 april 2019 vroeg een man mij om hem bij de Poli af te zetten. Ik ben toen naar de Poli gereden.

28. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 mei 2019 (p. 388 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Opmerking verbalisanten: Aan de getuige werden twee screenshots van beelden van 7 april 2019 getoond, waarop verdachte [medeverdachte] te zien is.
Getuige: Het betreft de persoon die ik naar de Poli heb gebracht.

29. Een proces-verbaal van bevindingen “telefoongesprek [oom getuige 2] en [getuige 2] d.d. 16 oktober 2019 (p. 614 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisant, kort en zakelijk weergegeven:

Op 2 augustus 2019 vond er een telefoongesprek plaats tussen [getuige 2] en zijn oom [oom getuige 2].
[getuige 2]:
Ik was op mijn gemak, op mijn gemak thuis en zijn [bijnaam verdachte] en zijn vriend aan komen rijden.
[oom getuige 2]:
Hey, hey wacht. Hey wacht, geen namen noemen. Praat die dingen niet via deze telefoon.
([getuige 2]
begint te huilen; opmerking verbalisant).
[oom getuige 2]:
Niet huilen. Rustig, rustig vriend.
[getuige 2]:
Ja, ik was op mijn gemak thuis en zijn de mannen aan komen rijden en vroegen mij om de ene bij dinges af te zetten en de andere bij poli broer.
[oom getuige 2]:
Nadat zij jou thuis kwamen opzoeken, kwamen zij mij bezoeken.
[getuige 2]:
En wat hebben zij gezegd?
[oom getuige 2]:
Natuurlijk, kan ik jou dat niet via de telefoon uitleggen, maar ze hebben mij gezegd om op te passen met wat er gesproken zal worden en om ervoor te zorgen dat hun naam niet genoemd wordt in die dingen. Daarom zeg ik jou om niets via dit ding te praten.
30. Een proces-verbaal van bevindingen “aantreffen Hyundai Accentkentekennummer 5]
” d.d. 27 mei 2019 (p. 276 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisanten, kort en zakelijk weergegeven:
De plaats waar de getuige [benadeelde 3] op 7 april 2019, na de schietpartij, haar groene Hyundai Accent [kentekennummer 5], had aangetroffen is een terrein op de [straatnaam]. Bij onderzoek is gebleken dat de rijafstand tussen die plaats en de woning van getuige [getuige 2] ongeveer anderhalve minuut is bij een snelheid van 20 kilometer per uur.

31. Een proces-verbaal van aangifte (vernieling auto) van [slachtoffer 5] d.d. 6 april 2019 (p. 526 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Op gegeven moment begon [bijnaam verdachte] vermoedens te krijgen dat ik een buitenrelatie had. Op 11 maart 2019 hadden wij hierdoor een groot probleem met elkaar gekregen. [Bijnaam verdachte] had mij die dag gevraagd mij te ontmoeten. [Bijnaam verdachte] stapte uit zijn auto. Vervolgens pakte hij een zwartkleurig vuistvuurwapen uit zijn broeksband en richtte deze op mijn auto. [Bijnaam verdachte] loste ongeveer 6 schoten op de auto. Als gevolg hiervan liep de auto schade op. Er kwamen kogelperforaties in de auto. Mijn auto betreft een witgelakte personenauto van het merk Audi van het bouwjaar 2014 voorzien van het kenteken [kentekennummer 1].
32. Een proces-verbaal van bevindingen “telefoongesprek metgetuige 1]
) d.d. 12 april 2019, inhoudende als relaas van de verbalisant, kort en zakelijk weergegeven:
Op 12 april 2019 werd door het onderzoeksteam een telefoongesprek met [getuige 1] gevoerd.
Met betrekking tot het schietincident d.d. 11 maart 2019 verklaarde [getuige 1] het volgende:
- Die bewuste dag had [slachtoffer 5] ruzie met haar levenspartner [bijnaam verdachte].
- Dat [slachtoffer 5] de politiecentrale had gebeld, maar dat hij de telefoon had overgenomen en enkele meters verder was gaan staan. Dat hij toen op een gegeven moment schoten hoorde.
- Dat hij toen alleen [slachtoffer 5] en haar levenspartner zag staan.
- Dat hij de auto van [slachtoffer 5] met kogelgaten had gezien.
- Dat [slachtoffer 5] tegen hem had gezegd dat haar levenspartner op haar auto had geschoten.

33. Een proces-verbaal van bevindingen “forensisch onderzoek schietincident [wegnaam 1]” d.d. 18 april 2019 (p. 533 e.v.), inhoudende als relaas van de verbalisant, kort en zakelijk weergegeven:

Ik zag op het trottoir ter hoogte van perceel [adres 2] een witgelakte voertuig van het merk Audi model A3 voorzien van het kentekenplaat nummer [kentekennummer 1]. Ik zag zes hulzen van het kaliber 9x19 mm die ter hoogte de voorzijde van de witgelakte Audi lagen. Tevens zag ik dat het betrokken
voertuig beschadigingen had in de vorm van kogelperforaties aan de voorbumper en aan de motorkap.

34. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] d.d. 4 augustus (p. 650 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Aanhouding 2 augustus 2019: De verdachte [verdachte]trad op als bestuurder van een blauwgelakte Hyundai Elantra, voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] en werd op de [wegnaam 2] gesignaleerd. De blauwgelakte Hyundai Elantra, werd benaderd en de verdachte [verdachte] werd aangehouden. Op de achterbank van de blauwgelakte Hyundai Elantra lag een zwartkleurige vuistvuurwapen van het merk Glock.

35. Een aanvullend proces-verbaal van aanhouding, d.d. 7 augustus (p. 653 e.v.), met bijlagen, te weten een plattegrond van de auto met plaatsaanduiding van het aangetroffen vuurwapen, en een foto van deze plek.

36. Een proces-verbaal van bevindingen “onderzoek vuurwapen en munitie” d.d. 18 oktober 2019, inhoudende als relaas van de verbalisanten, kort en zakelijk weergegeven:

Aangeboden voorwerp: Glock model 17 kaliber 9x19mm. Bijbehorende patroonhouder met 17 scherpe patronen, 9 mm Luger. Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van het
Vuurwapenverordening 1930. De scherpe patronen werden normaal tot ontbranding gebracht. Voornoemd pistool en scherpe patronen van het kaliber 9x19 mm/ 9 mm Luger zijn deugdelijk. Het voor onderzoek aangeboden pistool Is door het vuur selecteer apparaat een volautomatisch pistool geworden

Voetnoten

1.De bewijswaardering van de verklaringen van aangever [slachtoffer 5] en getuige [getuige 1] kan worden gevonden in de rubriek bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6
2.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (afdeling: ernstige criminaliteit) d.d. 5 november 2019, geregistreerd onder dossiernummer 201911051500 en de onderzoeksnaam “Phoenix”.