Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beoordeling van de middelen voor het overige
5.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
6.Slotsom
7.Beslissing
23 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was betrokken bij een plofkraak op een geldautomaat in Nijmegen op 30 juli 2010. De Hoge Raad behandelt de vraag of de verklaringen van getuigen, die eerder bij de politie belastende verklaringen hebben afgelegd maar deze later hebben ingetrokken, als bewijs kunnen worden gebruikt. De Hoge Raad nuanceert de regels omtrent het voortbouwend appel, waarbij het aan de procespartijen en de appelrechter is om te beoordelen of het noodzakelijk is om getuigen op te roepen. In dit geval heeft het Hof vastgesteld dat de getuige X tijdens de zitting zijn verklaring heeft gewijzigd en een ontlastende verklaring heeft afgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat de verklaring van X niet het enige bewijsmiddel was en dat het Hof op juiste wijze heeft geoordeeld dat de verklaring van X voor het bewijs kon worden gebruikt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd naar drie jaren en zes maanden, en verwerpt het beroep voor het overige.