4.2.De bewijsvoering is als volgt in het arrest weergegeven:
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 december 1991 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik ken [betrokkene 7] . Ik ken hem als ' [betrokkene 7] ' en ' [betrokkene 7] ’. Ik ken ook [betrokkene 4] , hij woont in Rotterdam. Ik kwam wel bij [betrokkene 4] in zijn woning.
Het is een keer voorgekomen dat ik bij de woning van [betrokkene 4] kwam. Op het moment dat ik bij de woning aankwam, hadden [betrokkene 4] en [betrokkene 7] een probleem. Het kan zijn dat dat op 2 mei 1991 was. Ik heb bij die gelegenheid een sleutel, die in de woning van [betrokkene 4] op tafel lag, aan [betrokkene 7] gegeven.
[betrokkene 7] heeft [betrokkene 4] geslagen.
Ik heb op 23 september 1991 te Rotterdam een schietwapen en munitie voorhanden gehad. Het was een schietwapen van het merk A. Uberti, model American, van het kaliber .44 Magnum. De munitie die ik had waren kogelpatronen van het merk .44 Remington Magnum.
Ik ken [betrokkene 6] . Ik heb [betrokkene 6] bezocht toen hij in Arnhem in de gevangenis zat.
Ik ben in maart/april 1991 met [betrokkene 1] naar Colombia geweest. De vliegticket voor deze reis heb ik van [betrokkene 8] gehad. Tijdens ons verblijf in Colombia heb ik meermalen met [betrokkene 6] gesproken.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 januari 1992 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Op 31 december 1990 was ik samen met [betrokkene 7] in een restaurant aan de Beijerlandselaan te Rotterdam. Op een gegeven moment voegde [betrokkene 9] zich bij ons. [betrokkene 9] vroeg mij voor hem een auto te huren. Hij gaf mij f. 400,-- om daarmee een bestelbus te huren. Samen met ' [betrokkene 7] ' heb ik vervolgens een bestelbus gehuurd. Met die bestelbus zijn wij naar [betrokkene 9] gegaan. Toen wij bij [betrokkene 9] kwamen had deze een metalen trap bij zich. [betrokkene 9] deed de metalen trap in de bestelbus.
Vervolgens zijn [betrokkene 9] , [betrokkene 7] en ik op verzoek van [betrokkene 9] met de bestelbus via de Nassauhaven naar de Putselaan gereden. Toen wij op de Putselaan waren wilde [betrokkene 9] naar Arnhem. Vervolgens zijn wij ook gedrieën naar Arnhem gereden. In Arnhem aangekomen wees [betrokkene 9] mij een plaats aan, waar ik de bestelbus moest neerzetten. [betrokkene 9] verliet vervolgens met medeneming van de metalen trap de bestelbus.
Op verzoek van [betrokkene 8] en [betrokkene 1] heb ik [betrokkene 1] vergezeld bij zijn reis in maart/april 1991 naar Colombia. In Colombia ging [betrokkene 1] naar [betrokkene 6] .
Met betrekking tot feit 1 primair voorts:
3. Een geschrift, te weten een fotokopie van een proces-verbaal nummer 1510/1991, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , respectievelijk hoofdagent-rechercheur en hoofdagent van gemeentepolitie te 's-Gravenhage, en door dezen gesloten en door [verbalisant 1] en [verbalisant 3] getekend op 13 februari 1991 (als bijlage 6/AH/l gevoegd bij proces-verbaal nummer 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond) voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op 12 januari 1991 tegenover de verbalisant [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Op 11 januari 1991 bevond ik mij in het pand [a-straat 1] te 's-Gravenhage, waar ik een juwelierszaak heb. Ik heb die dag twee donkergekleurde mannen binnengelaten. Op een gegeven moment vroeg één van die mannen wat een zwaar gouden ketting moest kosten.
Ik was bezig dit uit te rekenen toen één van die mannen een vuurwapen uit zijn broeksband trok, dit op mij richtte en daarbij zei: "Dit is een overval". Ik zag dat, terwijl ik met de ene worstelde, de andere man eveneens een vuurwapen in zijn hand had en een greep deed naar de tassen die naast mijn stoel stonden. Ik zag toen dat hij een tas van mij van de grond pakte en er enkele gouden voorwerpen die op de grond lagen in deed. Met de tas is hij toen weggelopen. Plotseling ging er een schot af van het wapen van de man waarmee ik worstelde. Tevens kreeg ik een zware klap op mijn achterhoofd.
In de tas zat een geldbedrag van ongeveer f. 7.000,--. Voorts hebben de mannen een hoeveelheid sieraden meegenomen.
Als de mannen niet zoveel geweld hadden aangewend had ik nimmer toegestaan dat zij genoemde tas met geld en sieraden, welke mij geheel in eigendom toebehoren, weg te nemen en zich toe te eigenen.
4. Een proces-verbaal, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , respectievelijk brigadier en hoofdagent- rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 6/A1/3 gevoegd hij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 24 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
a. als relaas van de verbalisanten:
Nadat wij [betrokkene 3] hadden geconfronteerd met [verdachte] , legde hij een verklaring af.
b. als de tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
U confronteerde mij met een man die u [verdachte] noemt. Ik herken die man volledig als de man die samen met de eerder aangehouden man mij heeft berooft van mijn sieraden.
Met betrekking tot de feiten 1 primair en 5 voorts:
5. Een proces-verbaal, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond, (als bijlage 6/V10/1 gevoegd hij proces-verbaal 4a/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 22 oktober 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van de verbalisanten:
Wij hoorden vandaag een man die ons opgaf te zijn genaamd [betrokkene 2] . Hij verklaarde dat de overval op juwelier [betrokkene 3] op 11 januari 1991 een z.g. groepsoverval was omdat deze overval was voorbereid en uitgevoerd door een groep personen. Hij verklaarde voorts dat hij deze overval had gepleegd met een vriend genaamd [verdachte] , in opdracht van personen uit de groep.
Eenmaal bij de juwelier [betrokkene 3] binnen trok [betrokkene 2] zijn vuurwapen en bedreigde hiermee de juwelier [betrokkene 3] en dwong hem om sieraden en geld af te geven. Ook verklaarde hij te hebben geschoten. Zijn vriend had een tas met sieraden en geld gevuld.
6. Een proces-verbaal, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 8] , beiden hoofdagent- rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 6/V2/2 gevoegd hij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 15 augustus 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik heb al eerder als een van de daders van de overval op de goudhandelaar [betrokkene 3] in Den Haag genoemd [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft die overval echter gepleegd samen met een andere man genaamd [verdachte] . [verdachte] is een vriend van [betrokkene 2] en [betrokkene 8] . U toont mij een politiefoto. De persoon op die foto is [verdachte] die samen met [betrokkene 2] die overval heeft gepleegd.
Begin dit jaar ben ik op verzoek van [betrokkene 8] met hem mee gegaan naar Den Haag. Op die dag hebben wij daar een ontmoeting gehad met een man genaamd ' [A] '. [betrokkene 8] stelde voor om wat sieraden te gaan kopen bij een goudhandelaar. [A] noemde de naam [betrokkene 3] . Hierop zijn wij naar het adres van [betrokkene 3] in Den Haag gereden.
Tijdens ons bezoek aan [betrokkene 3] begon [A] in het Papiamento, zodat dit voor [betrokkene 3] niet te verstaan was, te praten over het plegen van een overval op [betrokkene 3] . [betrokkene 8] antwoordde dat hij wel interesse had om een dergelijke overval te plegen.
Toen wij de woning van [betrokkene 3] hadden verlaten, vertelde [A] dat een overval op [betrokkene 3] op die dag moest gebeuren omdat de lijfwacht van [betrokkene 3] niet aanwezig was. Nadat wij [A] hadden afgezet zijn [betrokkene 8] en ik terug gereden naar Rotterdam. Tijdens de rit terug vroeg [betrokkene 8] aan mij wat ik van het plan om de overval te plegen vond. Ik vond het een slecht plan. [betrokkene 8] zag het wel zitten maar zei dat wij het zelf niet zouden doen maar anderen. [betrokkene 8] kwam toen op het idee om [betrokkene 2] hiervoor te vragen. Wij zijn toen direct naar de woning van [betrokkene 2] gegaan. [betrokkene 2] is bij ons in de auto gestapt en werd door [betrokkene 8] gevraagd om die overval te plegen. [betrokkene 2] had wel interesse om die overval te plegen [betrokkene 2] is toen met ons meegereden naar de woning van [betrokkene 10] aan de Nassauhaven. Daar kwam [betrokkene 8] met het idee om [verdachte] te vragen om samen met [betrokkene 2] die overval te plegen. Nadat [betrokkene 8] [verdachte] had opgebeld kwam hij direct naar de Nassauhaven. Aldaar werd nogmaals besproken wat er moest gebeuren. [verdachte] vertelde dat hij zijn vuurwapen bij zich had. [betrokkene 2] kreeg het wapen van [betrokkene 8] , een zilverkleurig pistool kaliber .45. [betrokkene 2] zei dat bij die overval een gestolen auto gebruikt moest worden. [betrokkene 2] is toen alleen weggegaan en kwam na ongeveer 30 minuten terug met een zwarte Opel Kadett GSI. [betrokkene 8] en ik zijn toen in de Toyota gestapt en zouden vooruit rijden om [verdachte] en [betrokkene 2] die in de gestolen Opel reden de weg te wijzen. 'De afspraak was dat ik de alarmverlichting zou laten branden als wij voor de deur van [betrokkene 3] stonden. Hierdoor wisten [verdachte] en [betrokkene 2] waar zij moesten zijn. [verdachte] en [betrokkene 2] zouden na het aanbellen en de vraag van [betrokkene 3] van wie zij kwamen antwoorden dat zij kwamen via een goede klant van [betrokkene 3] . Nadat wij aan [verdachte] en [betrokkene 2] hadden laten zien waar [betrokkene 3] woonde, zijn wij zoals afgesproken terug gereden naar de Nassauhaven in Rotterdam. Daar zouden [betrokkene 8] en ik wachten totdat [verdachte] en [betrokkene 2] terug waren. Tussen 21.00 uur en 21.30 uur waren [verdachte] en [betrokkene 2] weer terug. Eerst kwam [verdachte] met een bruine schoudertas binnen met daarin een grote hoeveelheid gouden sieraden. Later kwam ook [betrokkene 2] binnen. [betrokkene 2] vertelde dat hij bij de overval op [betrokkene 3] had geschoten. Daarna zijn de sieraden op de grond uitgespreid en door een ieder werd zijn deel gepakt.
Met betrekking tot feit 2 voorts :
7. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een proces-verbaal nummer 50.443/91 (als bijlage 8/AH1/1 gevoegd hij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9] , [verbalisant 10] , [verbalisant 11] en [verbalisant 12] , allen hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam, en door dezen gesloten op 8 mei 1991, en door [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] getekend, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
a. als de op 5 mei 1991 tegenover de verbalisant [verbalisant 12] afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
Op 2 mei 1991 kwam mijn neef [betrokkene 11] bij mij thuis.
[betrokkene 11] begon over zijn schulden en moest geld hebben.
[betrokkene 11] had een vriend bij zich waarvan ik de naam niet ken. De vriend van [betrokkene 11] doorzocht mijn woning. [betrokkene 11] sloeg mij op mijn gezicht en lichaam. Nadat [betrokkene 11] en zijn vriend een aantal papieren hadden weggenomen, verlieten zij de woning. Ook een reservesleutel van mijn woning is weggenomen.
Ik heb geen toestemming gegeven om de voornoemde goederen weg te nemen.
b. als de op 5 mei 1991 tegenover de verbalisant [verbalisant 9] afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
Ik vermoed dat bij de goederen die door [betrokkene 11] op 2 mei 1991 bij mij zijn weggenomen zich tevens mijn paspoort bevond.
c. als de op 6 mei 1991 tegenover de verbalisant [verbalisant 9] afgelegde verklaring van [betrokkene 7] :
Op 2 mei 1991 kwam ik een kennis van mij tegen die ik ken als ’ [verdachte] '. Ik zal hem verder zo blijven noemen. Ik zei tegen [verdachte] dat ik naar de woning van [betrokkene 4] zou gaan. Ik wilde daar om geld vragen. [verdachte] vertelde mij dat hij met mij mee zou gaan IR ben toen samen met [verdachte] naar de woning van [betrokkene 4] gegaan.
Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] in de woning van [betrokkene 4] koffers doorzocht.
8. Een proces-verbaal, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond, (als bijlage 8/V13/1 gevoegd hij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 25 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 7] :
Ik heb in de eerder door mij afgelegde verklaring mijn mededader ' [verdachte] ' genoemd. Ik wil u nu verklaren dat dit in werkelijkheid [verdachte] is geweest.
Met betrekking tot feit 4 voorts :
9. Een proces-verbaal van huiszoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door mr. S.J. van Klaveren, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 23 september 1991 heeft mr. S.J. van Klaveren, rechtercommissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, tot het doen van huiszoeking ter inbeslagneming op het adres [b-straat 1] te Rotterdam, zich begeven naar dat pand.
De rechter-commissaris werd bij de huiszoeking vergezeld van onder meer [verbalisant 13] , brigadier van gemeentepolitie te Rotterdam. Te omstreeks 07.15 uur arriveerde de rechter-commissaris bij de woning op voormeld adres. De rechter-commissaris en de hem vergezellende personen hebben voornoemd pand betreden. In de woning bevond zich de aangehouden verdachte: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955.
Vervolgens heeft de rechter-commissaris de huiszoeking doen aanvangen.
Bij de huiszoeking zijn diverse goederen inbeslaggenomen die zijn vermeld op de bij dit proces-verbaal gevoegde lijst. Deze goederen zijn in verband met het verdere onderzoek overgedragen aan de gemeentepolitie te Rotterdam.
10. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een lijst van inbeslaggenomen goederen (gehecht aan het hiervoor onder 10 genoemde proces-verbaal), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Omschrijving: revolver .45 magnum met bijbehorende 3 patronen.
11. Een proces-verbaal nummer VW73-1991, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 14] , brigadier-rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam, dienstdoende aan de afdeling Technische Opsporingsdienst, (als bijlage 10/AH/l gevoegd hij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door deze gesloten en getekend op 24 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van verbalisant:
Op 23 september 1991 ontving ik uit handen van [verbalisant 13] , brigadier-rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam,
a. een tot een revolver ingekort revolvergeweer van het merk A. Uberti, model American, kaliber .44 Magnum, en
b. 3 scherpe patronen van het kaliber .44 Remington Magnum.
[verbalisant 13] verzocht mij een terzake dienend onderzoek in te stellen.
Onderzoek
Het tot een revolver ingekorte revolvergeweer is geschikt en ingericht voor het verschieten van scherpe patronen van het kaliber .44 Magnum. De projectielen worden via een loop verschoten. De werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
De 3 scherpe patronen van het kaliber .44 Remmington Magnum waren voorzien van deelmantelprojectielen met een hollow point. Deze patronen kunne onder andere in genoemd schietwapen afgevuurd worden.
Conclusie
Dit gewijzigde revolvergeweer is een schietwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3* van de Wet wapens en munitie.
De 3 scherpe patronen van het kaliber .44 Remington Magnum, is munitie in de zin van artikel 1, lid 1, onder 4', gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot feit 6 voorts :
12. Een proces-verbaal, op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 15] , beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 9/Al/l gevoegd bij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 9 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
Ik ben als penitentiair bewaarder werkzaam in het Huis van Bewaring te Arnhem. Op 31 december 1991 had ik dienst. Die dag was ik met een collega van mij genaamd [betrokkene 13] aanwezig op de luchtplaats. Op de luchtplaats waren op dat moment gedetineerden aan het luchten. Ik hield daar met mijn collega toezicht op. Direct grenzend aan die luchtplaats is het sportveld gelegen.
Op het moment van luchten waren er gedetineerden op het sportveld aanwezig onder begeleiding van twee collega's. Plotseling zag ik een man boven de muur van de inrichting uitkomen. Kennelijk stond die man op een ladder aan de buitenzijde van de muur. Ik liep toen in de richting van die muur. De muur waarop die man zichtbaar was is niet direct bereikbaar omdat er nog een hekwerk van gaas aan de binnenzijde is geplaatst. Ik liep tot aan dat gaaswerk, maar de man op die muur begon toen te roepen dat ik weg moest gaan bij dat hekwerk vandaan.
Ik zag toen dat die man een vuistvuurwapen in zijn hand had. Hij richtte toen dat vuistvuurwapen op mij.
Direct nadat de man op de muur zichtbaar werd klommen er twee gedetineerden op het sportveld in het hekwerk van gaas gelegen tussen dat sportveld en de buitenmuur. Tegelijkertijd zag ik dat de man op de muur een touwladder van bovenaf aan de binnenzijde naar beneden liet zakken.
Ik zag dat de mannen die in het hekwerk klommen de mij bekende [betrokkene 6] en [betrokkene 5] waren. Ik zag dat beide gedetineerden over dat hekwerk heen klommen en naar beneden sprongen. Zij renden toen naar de touwladder die de man op de muur naar beneden had gegooid. Ik zag dat de beide gedetineerden middels die touwladder de buitenmuur over klommen. De man die bij die ontsnapping van buitenaf behulpzaam was bleef tijdens het klimmen van de twee gedetineerden op die touwladder zichtbaar. Ik kreeg daardoor de indruk dat die man bovenop een ladder aan de buitenzijde van de muur moest staan. Nadat de twee gedetineerden op de muur waren geklommen verdween ook de man met het vuistvuurwapen. Tijdens de gehele ontsnapping dreigde de man op de muur met zijn vuistvuurwapen in de richting van mij en de andere personen die op de luchtplaats aanwezig waren. Ook riep hij steeds dat wij op afstand moesten blijven en hij uitte dreigende taal.
13. Een proces-verbaal, op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 15] beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 9/A2/1 gevoegd bij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 9 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die dag tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 13] :
Ik ben als penitentiair bewaarder werkzaam in het Huis van Bewaring te Arnhem. Op 31 december 1991 had ik dienst.
Die dag was ik met een collega van mij genaamd [betrokkene 12] aanwezig op de luchtplaats. Op de luchtplaats waren op dat moment gedetineerden aan het luchten. Ik hield daar met mijn collega toezicht op. Direct grenzend aan die luchtplaats is het sportveld gelegen. Op het moment van luchten waren er gedetineerden op het sportveld aanwezig onder begeleiding van twee collega's. Plotseling zag ik een man boven de muur van de inrichting uitkomen. Ik liep toen in de richting van die muur.
De muur waarop die man zichtbaar was is niet direct bereikbaar omdat er nog een hekwerk van gaas aan de binnenzijde is geplaatst. Ik liep tot aan dat gaaswerk, maar de man op die muur begon toen te roepen dat ik weg moest gaan bij dat hekwerk vandaan.
Ik zag toen dat die man een vuistvuurwapen in zijn hand had. Hij richtte toen ook dat vuistvuurwapen op mij.
Direct nadat de man op de muur zichtbaar werd klommen er twee gedetineerden op het sportveld in het hekwerk van gaas gelegen tussen dat sportveld en de buitenmuur. Tegelijkertijd zag ik dat de man op de muur een touwladder van bovenaf aan de binnenzijde naar beneden liet zakken.
Ik zag dat de mannen die in het hekwerk klommen de mij bekende [betrokkene 6] en [betrokkene 5] waren. Ik zag dat beide gedetineerden over dat hekwerk heen klommen en naar beneden sprongen. Zij renden toen naar de touwladder die de man op de muur naar beneden had gegooid. Ik zag dat de beide gedetineerden middels die touwladder de buitenmuur over klommen. De man die bij die ontsnapping van buitenaf behulpzaam was bleef tijdens het klimmen van de twee gedetineerden op die touwladder zichtbaar. Ik kreeg daardoor de indruk dat die man bovenop een ladder aan de buitenzijde van de muur moest staan. Nadat de twee gedetineerden op de muur waren geklommen verdween ook de man met het vuistvuurwapen. Tijdens de gehele ontsnapping dreigde de man op de muur met zijn vuistvuurwapen in de richting van mij en de andere personen die op de luchtplaats aanwezig waren.
14. Een geschrift, zijnde een door de officier van justitie voor conform origineel getekende fotokopie van een faxafdruk van een registratieformulier van het Huis van Bewaring te Arnhem, inhoudende :
Registratienummer [001]
Naam [betrokkene 6] ,
en
Datum vertrek 31.12.90
Bestemming Ontvlucht.
15. Een geschrift, zijnde een door de officier van justitie voor conform origineel getekende fotokopie van een faxafdruk van een registratieformulier van hét Huis van Bewaring te Arnhem, inhoudende :
Registratienummer [001]
Naam [betrokkene 6]
Voornaam [betrokkene 6]
en
Straf gev.
Datum veroord. 15-11-1989
Veroordelende instantie Hof Den Haag
Opgelegde straf 7 jaar maph.
en
16.10.90cass. verworpen.
16. Een geschrift, zijnde een door de officier van justitie voor conform origineel getekende fotokopie van een faxafdruk van een registratieformulier van het Huis van Bewaring te Arnhem, inhoudende :
Registratienummer [002]
Naam [betrokkene 5]
en
Datum vertrek 31.12.90
Bestemming Ontvlucht
17. Een geschrift, zijnde een door de officier van justitie voor conform origineel getekende fotokopie van een faxafdruk van een registratieformulier van het Huis van Bewaring te Arnhem, inhoudende :
Registratienummer [002]
Naam [betrokkene 5]
Voornaam [betrokkene 5]
en
Bevel v.gev.
Dagtek. 12.12.90
ingang 18.12.1990
einde 18.01.91
18. Een proces-verbaal, op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 16] en [verbalisant 17] , respectievelijk hoofdagent- rechercheur van gemeentepolitie en wachtmeester I der rijkspolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 9/V12/1 gevoegd bij proces-verbaal 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 24 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die dag tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 9] :
Ik kan het volgende verklaren over de ontsnapping van twee mannen uit de gevangenis te Arnhem.
Op 31 december 1990 ben ik samen met [verdachte] en een vriend van hem die ' [betrokkene 7] ' werd genoemd, naar Arnhem geweest. Wij gingen daarheen met een bestelbus.
Toen wij naar Arnhem gingen zei [verdachte] , dat we eerst langs [betrokkene 8] zouden rijden. [betrokkene 8] zagen we in de auto zitten voor het huis van [betrokkene 1] . [verdachte] toeterde en we zijn doorgereden naar Arnhem. Achter in de bus lag een aluminium schuifladder en een touw, dat aan de ladder was gebonden. In Arnhem zijn we op een parkeerplaats gestopt. [betrokkene 8] stond in een personenauto ook op die parkeerplaats. Een zwarte Antilliaan die wij ' [betrokkene 14] ' noemen, was ook op de parkeerplaats.
[verdachte] vertelde op de parkeerplaats dat wij een Antilliaanse vriend genaamd ' [betrokkene 6] ', uit de gevangenis in Arnhem zouden gaan halen. Ik hoefde alleen de ladder te dragen en vast te houden samen met [betrokkene 7] . [betrokkene 8] reed met zijn auto naar de omgeving van de gevangenis. Bij de gevangenis aangekomen haalde [betrokkene 7] de ladder uit de bestelbus. Terwijl [betrokkene 7] en ik de ladder vasthielden is [betrokkene 14] de ladder opgegaan. Ik hoorde [betrokkene 14] roepen: ' [betrokkene 6] , schiet op, schiet op'. Even later kwam [betrokkene 14] snel de trap af en toen zag ik dat [betrokkene 14] een pistool had.
Nadat [betrokkene 6] en de Colombiaan over de muur waren geklommen, riep [betrokkene 8] naar [betrokkene 6] , dat hij moest komen. [betrokkene 6] en de Colombiaan zijn in de auto van [betrokkene 8] gestapt waarna ze zijn weggereden.
Het betrekking tot de feiten 5, 6 en 7 subsidiair voorts :
19. Een proces-verbaal, op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 8] , beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 9/V5/1) gevoegd bij proces-verbaal nummer 4a/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 25 oktober 1991, voor zover inhoudende -zakelijke weergegeven-
als de op die dag tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 10] :
Eind december 1990 heb ik [betrokkene 8] en ene [verdachte] in nu.jn woning aan de Nassauhaven te Rotterdam horen spreken over een plan voor de ontsnapping van [betrokkene 6] en een Colombiaanse man uit de gevangenis in Arnhem.
Op 31 december 1990 werd de ontsnapping uitgevoerd. Op die dag heeft [verdachte] de rollen voor de uitvoering van het plan verdeeld. Nadat deze ontsnapping was uitgevoerd begreep ik uit gesprekken tussen [betrokkene 8] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [betrokkene 6] en de Colombiaan, dat die Colombiaan en [betrokkene 6] eruit gehaald waren om een cocaïnelijn mee op te gaan zetten. Als beloning voor de ontsnapping zouden [betrokkene 8] , [betrokkene 1] en [verdachte] cocaïne krijgen.
20. Een proces-verbaa1, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 13] en [verbalisant 18] , respectievelijk brigadier en hoofdagent- rechercheur van gemeentepolitie, thans werkzaam bij het R.B.B.C. Rijnmond (als bijlage 9/V2/1 gevoegd hij proces-verbaa1 4/1991 van het R.B.B.C. Rijnmond), en door dezen gesloten en getekend op 24 september 1991, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Begin december 1990 hoorde ik van [betrokkene 8] dat hij was benaderd door [verdachte] om mee te doen bij de ontsnapping van een aantal gedetineerden uit het Huis van Bewaring te Arnhem. In die periode woonde [betrokkene 8] in de woning van zijn broer [betrokkene 10] aan de Nassauhaven 116 te Rotterdam. Alle besprekingen die betrekking hadden op de op handen zijnde ontsnapping vonden in die woning plaats. Ik ben bij veel van die besprekingen aanwezig geweest.
Er moesten twee man bevrijd worden, dit waren [betrokkene 6] en een Colombiaan. Ik kende [betrokkene 6] onder de naam [betrokkene 6] . U toonde mij zojuist een politiefoto van [betrokkene 6] , dit is dezelfde man, over wie ik zojuist sprak als [betrokkene 6] .
Ik denk dat wij wel vijf keer besproken hebben hoe en met welke middelen wij de ontsnapping zouden regelen. Bij die besprekingen waren [betrokkene 8] , [verdachte] , [betrokkene 9] , [betrokkene 7] en [betrokkene 2] , bijgenaamd ' [betrokkene 14] ', betrokken.
[verdachte] was begin december een paar keer bij [betrokkene 6] op bezoek geweest in het Huis van Bewaring in Arnhem. Van [betrokkene 6] had [verdachte] gehoord hoe de situatie ter plekke was.
[verdachte] moest zorgen dat er iemand op die muur kwam, die dan hulpmiddelen (een touwladder) over de muur kon gooien. Tevens werd er afgesproken wie wat zou doen. De rollen werden verdeeld.
[betrokkene 2] zou een auto stelen, die hij tot aan de muur van het Huis van Bewaring zou rijden. Een paar honderd meter verderop zou een andere door [betrokkene 2] gestolen auto staan. Hierin zou worden overgestapt om dan vervolgens naar een gehuurde personenauto en gehuurde bus te rijden.
[verdachte] heeft een touwladder gekocht. Ik heb die touwladder gezien toen [verdachte] er mee in de woning aan de Nassauhaven kwam. Ook bracht [verdachte] een aluminium uitschuifladder mee. Deze had hij bij zich toen hij met een gehuurde bestelbus aan de woning aan de Nassauhaven kwam.
[betrokkene 8] reed in een gehuurde personenauto.
[betrokkene 2] kwam in een gestolen Opel Kadett aanrijden. Dit gebeurde allemaal op 31 december 1990 in de loop van de ochtend. Ik wist uit de besprekingen dat [verdachte] de ladder tegen de muur zou zetten en dat [betrokkene 2] naar boven zou klimmen met de touwladder. Ook wist ik dat [betrokkene 2] een vuurwapen bij zich zou hebben om de bewakers te bedreigen en ze op afstand te houden. Toen zij die ochtend wegreden stapten [betrokkene 9] en [betrokkene 7] in de bus bij [verdachte] .
Die avond werd ik thuis gebeld door [betrokkene 8] . Dat was omstreeks 21.30 uur. [betrokkene 8] zei tegen mij dat het 'Goal' was. Ik vroeg toen: wat goal? [betrokkene 8] vertelde mij toen dat het goal was met [betrokkene 6] . Ik begreep toen dat de ontsnapping gelukt was.
Die avond ben ik naar de Nassauhaven gegaan, waar toen aanwezig waren :
[betrokkene 8] , [betrokkene 2] , en de twee ontsnapten, te weten [betrokkene 6] en de Colombiaan. Ik hoor nu van u dat hij [betrokkene 5] heet.
[betrokkene 8] was als beloning voor de ontsnapping een grote partij cocaïne in het vooruitzicht gesteld. Ik dacht dat hem ongeveer 5 kilo was beloofd. Die moest [betrokkene 8] dan delen met de andere bevrijders. Later zou er dan een vaste cokelijn vanuit Colombia opgezet kunnen worden, waarbij wij als afnemer in Nederland zouden fungeren.
Halverwege januari 1991 heeft [betrokkene 8] samen met [betrokkene 2] , [betrokkene 6] en [betrokkene 5] naar Brussel in België gebracht. Hij heeft hen daar op de trein gezet en ze zouden via een door [betrokkene 6] uitgestippelde route naar Colombia gaan. Van [betrokkene 8] hadden zij nog f. 6.000,-- voor onderweg meegekregen. U moet dat zien als een soort investering voor onze toekomstige cokelijn.
Wij, dus [betrokkene 8] , [verdachte] , [betrokkene 9] , [betrokkene 7] en [betrokkene 2] en ik zouden dus samen in de cokehandel gaan, die vanuit Colombia naar Nederland werd vervoerd.
Medio maart 1991 ben ik samen met [verdachte] naar Colombia gegaan. De tickets voor ons totaal circa f. 6.000,--, en voor mij nog f. 10.000,-- voor onderweg, zijn door [betrokkene 8] betaald.
Op het vliegveld in Colombia heeft [verdachte] gebeld naar [betrokkene 6] , die ons toen kwam ophalen met een grote auto. De reden van ons bezoek was om te bekijken op welke wijze wij de cokeleveringen vanuit Colombia naar Nederland zouden uitvoeren. In de woning van [betrokkene 6] zijn wij een aantal dagen gebleven. [betrokkene 6] zei dat hij als contactman zou fungeren en dat hij er voor zou zorgen dat onze cokehandel met die Colombianen geregeld zou worden.
[verdachte] en ik spraken af dat de eerste zending van 5 kilo cocaine per boot vanuit Bogota naar Rotterdam zou worden verscheept. Als die eerste partij gelukt was, zou er een tweede zending van 15 kilo cocaïne volgen. De eerste partij zou gratis zijn. Het was de beloning voor de gelukte ontsnapping uit het Huis van Bewaring in Arnhem. Wij spraken verder af dat de koerier aan boord van het schip als het in de haven van Rotterdam aankwam, contact op zou nemen met [verdachte] .
Begin april 1991 zijn [verdachte] en ik weer vanuit Bogota naar Nederland vertrokken. [verdachte] en ik hebben toen de zaak doorgesproken met [betrokkene 8] .
Tot op dit moment hadden wij reeds een bedrag van ongeveer f. 26.000,-- geïnvesteerd in onze cokelijn. Het meeste was door [betrokkene 8] betaald, met geld van ondermeer de verkoop van de gestolen sieraden van de juwelier [betrokkene 3] in Den Haag.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij telkens betrekking hebben.
De onder 3, 7, 10, 14, 15, 16 en 17 vermelde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Toelichting
Ter toelichting op vorenstaande bewijsmiddelen merkt het hof het navolgende op (waarbij telkens met een cijfer is aangeduid op welk(e) bewijsmiddel(en) in het bijzonder wordt gedoeld).
a. De ten aanzien van [verdachte] bewezenverklaarde feiten werden (nagenoeg) steeds (mede-)gepleegd door een min of meer vaste groep personen (6, 7, 18, 19 en 20);
b. Voordat de hiervoor onder a genoemde groep personen overgaat tot de uitvoering van een door hen voorgenomen misdrijf, vinden er eerst besprekingen plaats waarbij een plan wordt uitgewerkt en een rolverdeling wordt afgesproken (6, 7, 19 en 20) ;
c. Als terugkerend patroon kan worden vastgesteld:
[betrokkene 8] , [betrokkene 1] en [verdachte] maken de plannen (6, 7, 19 en 20) ;
[betrokkene 2] steelt de benodigde auto’s (7 en 20);
Voor de uitvoering van de misdrijven worden telkens dezelfde bekenden aangezocht (7 en 20);
d. De opbrengst van het ene misdrijf wordt geïnvesteerd in de uitvoering van een volgend misdrijf, danwel, het ene misdrijf dient ter voorbereiding van een volgend misdrijf (19 en 20);
e. Uit de hiervoor onder a tot en met d genoemde omstandigheden trekt het hof met name de conclusie dat [verdachte] deel heeft uitgemaakt van een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zoals onder 5 is telastegelegd en bewezenverklaard.
5. Beoordeling van het eerste middel
5.1.1.Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 28 september 1992 behelst ten aanzien van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het volgende:
De voorzitter doet de in de gehoorzaal verschenen getuige voor het gerechtshof verschijnen. Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, leeftijd, beroep, woon- en verblijfplaats zoals hieronder is vermeld.
De getuige [betrokkene 1] , 25 jaar oud, zonder beroep, geen familie van de verdachte en thans gedetineerd in Huis van Bewaring "De Schans" te Amsterdam, verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik wil geen eed of belofte afleggen. Ik ga niet meer getuigen tegen die man. Ik heb verschillende dreigbrieven gehad. Ik heb daarvan aangifte gedaan, maar de politie heeft niet gereageerd. Getuigen kost me mijn leven. Ik ben afgestraft. Ik ben tot zes jaren gevangenisstraf veroordeeld. In 1995 kom ik vrij. Zelfs als de verdachte er niet bij is, weiger ik een verklaring af te leggen. Ik wil niets meer met deze zaak te maken hebben.
De raadsman deelt mede dat wellicht het gijzelen van de getuige tot andere gedachte zal kunnen brengen.
De procureur-generaal concludeert dat het gijzelen van deze getuige zinloos is en dat daarvan geen enkel effect naar deze getuige zal uitgaan.
Het hof onderbreekt het onderzoek teneinde de getuige in de gelegenheid te stellen na te denken over zijn positie.
Het hof hervat het onderzoek.
De voorzitter deelt de getuige mede dat deze ingevolge de wet verplicht is een verklaring af te leggen en de eed of de belofte af te leggen naar waarheid te zullen verklaren, zonodig zonder aanwezigheid van de verdachte en publiek.
De getuige antwoordt dat hij bij zijn weigering blijft en dat hij niets neer met de zaak te maken wil hebben.
Het hof is van oordeel dat het gijzelen van deze weigerachtige getuige geen effect zal hebben? dat in redelijkheid niet verwacht kan worden dat deze getuige op zijn weigering tot het afleggen van de eed of de belofte terug zal komen en dat de sanctie gesteld op het niet voldoen aan zijn wettelijke verplichtingen als getuige onvoldoende kracht zal hebben om hem van gedachte te doen veranderen, in aanmerking genomen, dat de getuige nog tot 1995 gedetineerd zit.
De getuige verlaat hierop de gehoorzaal.
(...)
De voorzitter doet de in de gehoorzaal verschenen getuige voor het gerechtshof verschijnen. Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, leeftijd, beroep, woon- en verblijfplaats zoals hieronder is vermeld.
De getuige verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik ben [betrokkene 2] , 24 jaar oud, zonder beroep en ik ben thans gedetineerd in de Grittenborgh te Hoogeveen. U zegt mij dat ik ingevolge de wet verplicht ben een verklaring af te leggen en de eed of de belofte af te leggen naar waarheid te zullen verklaren. Ik weiger elke medewerking, ik heb maling aan uw regels. Ik houd mij niet aan regels, dat is inmiddels toch wel duidelijk gebleken. Zolang ik vastzit, zoekt u het maar uit.
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld de getuige vragen te stellen.
De getuige verklaart:
Ik wil niets horen, moet ik agressief worden?
Het hof is van oordeel dat ook het gijzelen van deze weigerachtige getuige -om redenen als ten aanzien van de getuige [betrokkene 1] reeds verwoord- vergeefs zal zijn, nu ook deze getuige nog jaren gedetineerd zit.
De getuige verlaat vervolgens de gehoorzaal.
5.1.2.Voorts houdt dat proces-verbaal met betrekking tot die getuigen nog in:
Voorts ziet het hof met toestemming van de procureur-generaal en verdachte en de raadsman af van het verhoor van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , als ook van het horen op enige nadere terechtzitting van de thans gehoorde getuigen [betrokkene 15] en [betrokkene 6] .