Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
- een regenbroek voorzien van witte reflecterende bies een de onderzijde van de broekspijpen;
- een regenjack, aan de voor- en achterzijde voorzien van een horizontale witte reflecterende bies. Aan de onderzijde van de rechter mouwopening was middels grijskleurig duct tape een witte nitrillen handschoen bevestigd (SIN-nummer AAJW0496NL);
- een deel van een witte nitrillen handschoen met daaraan een stuk grijskleurig duct tape (SIN-nummer AAJW0493NL);
- een katoenen zwarte bivakmuts (SIN-nummer AAJM4244NL).
- dat de bivakmuts voor het laatst gedragen is tijdens fysiek intensieve handelingen, het plegen van de overval en het wegrennen na de overval;
- dat de bivakmuts is aangetroffen in de jaszak van een regenjas in het water. De bivakmuts was nat bij het aantreffen;
- de kans dat de dader een prominente hoeveelheid DNA heeft overgedragen op binnen- en buitenzijde van de bivakmuts, dat dit DNA is blijven zitten (persisteert) en dat dit wordt gedetecteerd na veiligstellen, verpakken en transport is beoordeeld als groot.
- Onder hypothese 2 heeft verdachte [verdachte] twee weken voorafgaand aan de overval de bivakmuts kortstondig gehanteerd en gedragen. Daarna is de bivakmuts door de onbekende dader gedragen tijdens fysiek intensieve handelingen, het plegen van de overval en het wegrennen na de overval.
- de kans dat verdachte [verdachte] bij het kortstondig hanteren en dragen van de bivakmuts DNA heeft achtergelaten op de bivakmuts is beoordeeld als groot. De kans dat dit DNA persisteert als de prominente hoeveelheid in de bemonsteringen van de binnen- en buitenzijde van de bivakmuts na het dragen van de bivakmuts door de onbekende dader, is beoordeeld als klein tot zeer klein. .
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Beslag
10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
€ 514,96 +
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 23.109,59, bestaande uit € 3.109,59 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijike rente vanaf 17 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- niet-ontvankelijkverklaring van het restant van de vordering;
- veroordeling in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 514,95;
- veroordeling tot betaling van de toegewezen bedragen aan [benadeelde partij 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van het toegewezen bedrag van € 23.109,59 waarbij de vervangende hechtenis wordt gesteld op 150 dagen.
€ 250,00 +
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 25.535,00 bestaande uit € 535,00 materiële schade en € 25.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening
- veroordeling in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 250,00;
- veroordeling tot betaling van de toegewezen bedragen aan [getuige 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van het toegewezen bedrag van € 25.535,00 waarbij de vervangende hechtenis wordt gesteld op 162 dagen.
€ 250,00 +
Artikel 8 EVRM noopt - naar de Hoge Raad heeft geoordeeld in het Taxibusarrest - er niet toe dat in de wetgeving wordt voorzien in een recht op (immateriële) schadevergoeding aan de ouder die een kind verliest als gevolg van het onrechtmatig handelen of nalaten van een ander. De Hoge Raad voegde daar in het arrest Vilt (HR 2009: BI 8583) aan toe dat dit niet anders is, als het gaat om (immateriële) schadevergoeding aan de nabestaanden van een opzettelijk misdrijf.
De rechtbank ziet ook in een beroep op het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel “affectieschade” geen ruimte om reeds thans tot vergoeding van affectieschade te komen. Zoals de Hoge Raad herhaalde malen heeft gesteld, heeft de rechter niet de vrijheid om, vooruitlopend op een eventueel door de wetgever door te voeren wijziging van de wet op dit punt, een zodanige vergoeding toe te kennen.
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 535,-- bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening
- niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor een bedrag van € 10.000,--;
- veroordeling in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 250,--;
- veroordeling tot betaling van de toegewezen bedragen aan [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , behalve voor zover deze vorderingen al door of namens een ander zijn betaald;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van het toegewezen bedrag van € 535,-- waarbij de vervangende hechtenis wordt gesteld op 10 dagen.
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.Beslissing
,
gevangenisstraf van twintig (20) jaren.