ECLI:NL:OGEAC:2021:60

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
CUR202003482
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake aanslag inkomstenbelasting 2015 en basiskorting voor niet-ingezetenen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan over het beroep van een belanghebbende, een ingezetene van Nederland, tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015. De belanghebbende had in 2015 loon genoten uit een dienstbetrekking in Curaçao, maar de Inspecteur der Belastingen had bij het vaststellen van de aanslag geen rekening gehouden met de basiskorting, omdat de belanghebbende niet binnen Curaçao woonde. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De belanghebbende stelde dat zij pas medio juni 2020 op de hoogte was van de uitspraak op bezwaar, maar het Gerecht oordeelde dat de termijn van twee weken voor het indienen van het beroep was overschreden. De uitspraak benadrukt dat niet-ingezetenen geen recht hebben op de basiskorting volgens de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. De rechter concludeerde dat de Inspecteur terecht de basiskorting niet had toegepast en dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nr. CUR202003482
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
Belanghebbende], wonende te [adres],
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 10 augustus 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 61.349, resulterend in een verschuldigd bedrag na verrekening van loonbelasting van NAf 3.140. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 7 september 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 maart 2020 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 57.703. Verder is de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2020 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 15 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Nederland.
2.2
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar 2015 loon genoten uit haar dienstbetrekking bij SOAB in Curaçao (hierna: de werkgever).
2.3
Door wijziging van artikel 24A, lid 1, tweede volzin, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) hebben de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen met ingang van 1 januari 2015 niet langer recht op de basiskorting.
2.4
In het jaar 2015 is door de werkgever bij het vaststellen van de in te houden loonbelasting (ten onrechte) nog steeds rekening gehouden met de basiskorting
.
2.5
Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag inkomensbelasting 2015 heeft de Inspecteur geen rekening gehouden met de basiskorting van NAf 2.112 (2015).

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur terecht heeft geweigerd de basiskorting toe te passen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met het bedrag van de basiskorting. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

4.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
4.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.3
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 13 maart 2020. Het beroepschrift is op 31 augustus 2020 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
4.5
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat zij pas drie maanden na dagtekening – dus medio juni 2020 – op de hoogte is gekomen van de uitspraak op bezwaar.
4.6
Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Belanghebbende heeft op 31 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar waarmee zij pas medio juni 2020 bekend is geworden. Dit is buiten de termijn van twee weken, zodat de beroepstermijn is overschreden. Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.7
Gelet op het vorenstaande overweegt het Gerecht het hiernavolgende ten overvloede.
Basiskorting
4.8
Met ingang van 1 januari 2015 is in artikel 24A, lid 1, tweede volzin LIB bepaald dat de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen geen recht hebben op de basiskorting (vgl. GEA Curaçao 3 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:229; GEA Curaçao 10 februari 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:24).
4.9
Vaststaat dat belanghebbende in het onderhavige jaar 2015 geen ingezetene was van Curaçao.
4.1
Het vorenstaande brengt mee dat de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige aanslag inkomstenbelasting 2015 terecht de basiskorting niet heeft toegepast.
4.11
Indien sprake is van een te lage inhouding van loonbelasting doordat de inhoudingsplichtige ten onrechte een basiskorting in aanmerking heeft genomen, kan het verschil tussen de te weinig ingehouden loonbelasting en de daadwerkelijk verschuldigde inkomstenbelasting worden geheven bij de werknemer door middel van heffing van inkomstenbelasting. Daarbij is niet van belang of door de inhoudingsplichtige een fout is gemaakt (vgl. GEA Curaçao 20 december 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:288; GEA Curaçao 10 februari 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:24).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500