Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de toepassing van de basiskorting op de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een niet-ingezetene van Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015, waarbij de Inspecteur de basiskorting niet had toegepast. De belanghebbende was van mening dat zij recht had op deze korting, terwijl de Inspecteur stelde dat de wijziging in de landsverordening op de inkomstenbelasting, die op 1 januari 2015 in werking trad, dit recht uitsloot voor niet-ingezetenen.
De belanghebbende had in 2015 loon genoten uit een dienstbetrekking en had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 63.984. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende. Tijdens de zitting op 11 december 2019, waar de broer van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren, werd het geschil besproken. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur terecht de basiskorting niet had toegepast, aangezien de belanghebbende geen ingezetene van Curaçao was in het betreffende jaar.
De uitspraak concludeerde dat de aanslag inkomstenbelasting 2015 correct was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht toegekend. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen twee maanden na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.