ECLI:NL:OGEAC:2021:24

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
CUR202000314
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting 2016 en toepassing basiskorting voor niet-ingezetenen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende, een ingezetene van Nederland, tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016. De belanghebbende had loon genoten uit een dienstbetrekking in Curaçao, maar was niet binnen Curaçao woonachtig. Met ingang van 1 januari 2015 is in de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) bepaald dat niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen geen recht hebben op de basiskorting. De Inspecteur der Belastingen had bij het vaststellen van de aanslag de basiskorting niet toegepast, wat leidde tot het geschil.

De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar. Vervolgens heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerecht. Tijdens de zitting, die via videoverbinding plaatsvond vanwege coronamaatregelen, heeft de belanghebbende haar standpunt toegelicht, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was door een gemachtigde.

Het Gerecht overwoog dat de Inspecteur terecht de basiskorting niet had toegepast, aangezien de belanghebbende geen ingezetene van Curaçao was in het jaar 2016. De uitspraak op bezwaar was niet tijdig gedaan, maar dit tastte de rechtsgeldigheid van de aanslag niet aan. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend. De belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2021
BBZ nr. CUR202000314
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Rotterdam,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 8 juni 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 70.390, resulterend in een verschuldigd bedrag na verrekening van loonbelasting van NAf 2.185.
1.2
Belanghebbende heeft op 7 augustus 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2019 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 29 januari 2020 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 januari 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingebracht. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Nederland.
2.2
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar 2016 loon genoten uit haar dienstbetrekking bij [de werkgever] in Curaçao (hierna: de werkgever).
2.3
Door wijziging van artikel 24A, lid 1, tweede volzin, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) hebben de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen met ingang van 1 januari 2015 niet langer recht op de basiskorting.
2.4
In het jaar 2016 is door de werkgever bij het vaststellen van de in te houden loonbelasting (ten onrechte) nog steeds rekening gehouden met de basiskorting
.
2.5
Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag inkomensbelasting 2016 heeft de Inspecteur geen rekening gehouden met de basiskorting van NAf 2.175 (2016).

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur terecht heeft geweigerd de basiskorting toe te passen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met het bedrag van de basiskorting. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

Basiskorting

4.1
Met ingang van 1 januari 2015 is in artikel 24A, lid 1, tweede volzin LIB bepaald dat de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen geen recht hebben op de basiskorting (vgl. GEA Curaçao 3 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:229).
4.2
Vaststaat dat belanghebbende in het onderhavige jaar 2016 geen ingezetene was van Curaçao.
4.3
Het vorenstaande brengt mee dat de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige aanslag inkomstenbelasting 2016 terecht de basiskorting niet heeft toegepast. Deze aanslag is mitsdien juist vastgesteld.
4.4
Indien sprake is van een te lage inhouding van loonbelasting doordat de inhoudingsplichtige ten onrechte een basiskorting in aanmerking heeft genomen, kan het verschil tussen de te weinig ingehouden loonbelasting en de daadwerkelijk verschuldigde inkomstenbelasting worden geheven bij de werknemer door middel van heffing van inkomstenbelasting. Daarbij is niet van belang of door de inhoudingsplichtige een fout is gemaakt (vgl. GEA Curaçao 20 december 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:288).
Niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar
4.5
In dit geval heeft de Inspecteur niet tijdig een uitspraak op bezwaar gedaan. Daartegen had belanghebbende beroep kunnen instellen bij het Gerecht. Belanghebbende heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Anders dan belanghebbende voorstaat, tast het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar de rechtsgeldigheid van de aanslag niet aan.
Slotsom
4.6
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Al hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd, kan het Gerecht niet tot een ander oordeel leiden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 10 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500