ECLI:NL:OGEAC:2021:192

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR202004352 en CUR202004748
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen aanslagen premies AOV/AWW

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende met de Duitse nationaliteit, die zich in 2016 in Curaçao heeft gevestigd. De belanghebbende was verzekerd via de Rentenversicherung in Duitsland en had verzocht om vrijstelling van de premieplicht voor de AOV en AWW. De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid & Welzijn heeft in een brief bevestigd dat de belanghebbende niet als verzekerde voor de AOV en AWW wordt aangemerkt, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de wettelijke pensioenverzekering van Duitsland op hem van toepassing is.

De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen premies AOV/AWW voor de jaren 2016 en 2017, maar de Inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bezwaren ontvankelijk zijn, omdat de belanghebbende niet tijdig op de hoogte was gesteld van de aanslagen. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd dat de aanslagen tijdig waren verzonden.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de aanslagen premies AOV/AWW voor de jaren 2016 en 2017 vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2021 door mr. drs. M.M. de Werd, in aanwezigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.

Uitspraak

BBZ nrs. CUR202004352 en CUR202004748
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 11 mei 2018 een aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2016 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 73.811, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 8.279.
1.2
Aan belanghebbende is op 9 november 2018 een aanslag premies AOV/AWW voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 273.338, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 17.733.
1.3
Belanghebbende heeft op 5 september 2019 (2017) en 9 april 2020 (2016) tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 augustus 2020 (2016) en 23 oktober 2020 (2017) de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 21 oktober 2020 (2016) en 24 november 2020 (2017) tegen de uitspraken van de Inspecteur beroepen ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van tweemaal NAf 50.
1.6
Belanghebbende heeft op 15 december 2020 nadere stukken ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 18 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
1.8
Belanghebbende heeft op 23 augustus 2021 een pleitnota ingediend.
1.9
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting op 27 augustus 2021 nadere stukken ingebracht.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft de Duitse nationaliteit.
2.2
Belanghebbende is via de Rentenversicherung in Duitsland verzekerd voor de volksverzekeringen.
2.3
Belanghebbende heeft zich in 2016 in Curaçao gevestigd en is sinds 1 juli 2016 werkzaam bij [Z] B.V. te Curaçao.
2.4
Belanghebbende heeft op 12 juli 2016 een verzoek ingediend bij de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid & Welzijn voor vrijstelling van de premieplicht voor de AOV en AWW.
2.5
In een brief van de Minister van Sociale Ontwikkelingen, Arbeid en Welzijn (hierna: de Minister) van 10 juni 2021 is onder andere het volgende vermeld:
“In antwoord op uw verzoek (..) om u voor de periode dat u woonachtig bent op Curaçao als niet verzekerd aan te merken ingevolge de bepalingen van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (..) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (..), deel ik u het volgende mede.
Mijnerzijds bestaat hiertegen geen bezwaar, nu u door overlegging van een verklaring, als bedoeld in het Landsbesluit uitbreiding en beperking kring van verzekerden (AOV) ten genoegen van de Sociale Verzekeringsbank heeft aangetoond, dat op u de wettelijke pensioenverzekering en uitkeringen als ingezetene van Duitsland van toepassing is en waaraan u dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kunt ontlenen als aan de Landsverordening AOV en de Landsverordening AWW.”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of de aanslagen premies AOV/AWW voor de jaren 2016 en 2017 terecht zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarnaast stelt belanghebbende dat hij niet premieplichtig is voor de AOV en AWW.
3.3
De Inspecteur stelt dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Inspecteur is van mening dat, als de Rentenversicherung een verzekering is waaraan gelijke rechten kunnen worden ontleend als aan de AOV en AWW, belanghebbende niet premieplichtig is voor de AOV en AWW.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaren

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de aanslag de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van belastingdienst. In dat geval vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de aanslag door de belanghebbende.
4.3
Voor het jaar 2016 geldt dat het aanslagbiljet gedagtekend is op 11 mei 2018 en dat het bezwaarschrift op 9 april 2020 is ingediend. Voor het jaar 2017 geldt dat het aanslagbiljet is gedagtekend op 9 november 2018 en dat het bezwaarschrift op 5 september 2019 is ingediend. Voor beide bezwaarschriften geldt dat deze buiten de wettelijke termijn van twee maanden zijn ingediend.
4.4
Belanghebbende heeft betoogd dat hij pas bekend is geworden met de aanslag voor het jaar 2016 door een debiteurenoverzicht van 26 maart 2020. Belanghebbende heeft daarnaast gesteld dat hij met de aanslag voor het jaar 2017 pas bekend is geworden door een aanmaning van 27 augustus 2019. Belanghebbende stelt dat hij de aanslagen niet op zijn huisadres Blue Bay BT44 heeft ontvangen. Hierin ligt de betwisting van de tijdige verzending van de aanslagbiljetten besloten (HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102). Dit betekent dat aangenomen moet worden dat belanghebbende heeft betwist dat de Inspecteur de aanslagbiljetten tijdig naar hem heeft verzonden. In dat geval moet de Inspecteur bewijzen dat de belastingaanslagen wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende zijn verstuurd (vgl. HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8440; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361).
4.5
De Inspecteur heeft in dat verband enkel gesteld dat de aanslagen naar Blue Bay BT44 zijn gestuurd, dat is het adres dat in het systeem van de belastingdienst en de Ontvanger stond geregistreerd. Enig bewijs van die stelling heeft de Inspecteur niet geleverd. De Inspecteur heeft tegenover de betwisting van belanghebbende, de tijdige verzending van de belastingaanslagen dan ook niet aannemelijk gemaakt. Dat heeft tot gevolg dat de bezwaartermijn pas aanvangt op de dag dat belanghebbende bekend is geworden met de aanslagbiljetten, dat is 27 augustus 2019 (2017) en 26 maart 2020 (2016). De bezwaarschriften van 5 september 2019 (2017) en 9 april 2020 (2016) zijn daarom ontvankelijk.
Premieplicht AOV/AWW
4.6
Op grond van artikel 26 in samenhang met artikel 5, lid 1 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: Landsverordening AOV) en op grond van artikel 26 in samenhang met artikel 6 Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (hierna: Landsverordening AWW) zijn ingezetenen van Curaçao verzekerd en premieplichtig voor de AOV en AWW.
4.7
In artikel 5, lid 4 Landsverordening AOV en artikel 6, lid 4, Landsverordening AWW is bepaald dat bij landsbesluit de kring kan verzekerden kan worden beperkt. Daaraan is uitvoering gegeven in het Landsbesluit uitbreiding en beperking kring verzekerden (hierna: het Landsbesluit AOV (P.B. 1960, no. 131)) en het Landsbesluit AWW (PB 1965, no. 196).
4.8
In artikel 2, letter c van het Landsbesluit AOV en artikel 1, letter c van het Landsbesluit AWW is bepaald dat niet als verzekerde wordt aangemerkt degene die niet geacht kan worden blijvend binnen de Nederlandse Antillen te wonen en die verzekerd is krachtens een buitenlandse wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom, respectievelijk een buitenlandse wettelijke regeling inzake weduwen- en wezenpensioen, in de gevallen door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen.
4.9
Uit het voorgaande volgt dat om als niet-verzekerde voor de AOV en de AWW te worden aangemerkt, de Minister van Sociale Zaken een aanwijzing af dient te geven waarin is vermeld dat de belastingplichtige niet verzekerd is. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een brief van de Minister (zie 2.5) ingebracht waaruit blijkt dat hij niet als verzekerde voor de AOV en AWW aangemerkt wordt omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat op hem als ingezetene van Duitsland de wettelijke pensioenverzekering en uitkeringen van toepassing zijn en dat hij daaraan dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kan ontlenen als aan de AOV en AWW. Het Gerecht voegt daar (ten overvloede) aan toe dat de Inspecteur ter zitting heeft verklaard dat belanghebbende de eerste vijf jaren van zijn verblijf in Curaçao (vanaf 2016) niet geacht kan worden blijvend binnen Curaçao te wonen.
4.1
Gelet op het voorgaande dient belanghebbende voor de jaren 2016 en 2017 niet als verzekerde en dus ook niet als premieplichtige te worden aangemerkt. De aanslagen premies AOV/AWW voor de jaren 2016 en 2017 dienen vernietigd te worden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten beroepsfase

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van tweemaal NAf 50, totaal NAf 100, aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen premies AOV/AWW voor de jaren 2016 en 2017;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 100 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 8 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500