Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Schending hoorplicht
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak gaat het om de premieplicht van een belanghebbende, woonachtig in Bonaire, die in Curaçao aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan als buitenlands belastingplichtige. De belanghebbende heeft een pensioen van het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC), een Curaçaose AOV-uitkering en huuropbrengsten van haar voormalige woonhuis in Curaçao in haar belastbaar inkomen opgenomen. De centrale vraag is of de belanghebbende premieplichtig is voor de AVBZ, met name of het pensioen en de AOV-uitkering leiden tot heffing van premie AVBZ.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelt dat op basis van artikel 4, lid 1 van de Landsverordening AVBZ een niet-ingezetene alleen verzekerd is als hij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in Curaçao geniet. Aangezien de belanghebbende geen dergelijk loon geniet, is zij niet verzekerd en dus ook niet premieplichtig. De uitspraak op bezwaar van de Inspecteur wordt vernietigd, en de aanslag premie AVBZ wordt verminderd naar een premie-inkomen van nihil. De belanghebbende heeft recht op proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt door de Inspecteur vergoed.
De uitspraak is gedaan op 23 juli 2021, waarbij de rechter de zitting via videoverbinding heeft geleid vanwege coronamaatregelen. De belanghebbende heeft geen belang meer bij een uitspraak op het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De zaak benadrukt de voorwaarden waaronder niet-ingezetenen verzekerd zijn voor de AVBZ en de relevante wetgeving omtrent belastingheffing voor buitenlands belastingplichtigen.