ECLI:NL:OGEAC:2020:232

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201903277
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag premie AOV/AWW en de verschuldigdheid van werknemersdeel

In deze zaak is in geschil of de belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, slechts het werknemersdeel van de premies AOV/AWW moet betalen. De Inspecteur der Belastingen had een aanslag opgelegd voor het volledige bedrag van de premies, terwijl de belanghebbende van mening was dat alleen het werknemersdeel voor haar rekening zou moeten komen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd op 26 oktober 2018, en na een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur op 12 juli 2019, is zij in beroep gegaan. Tijdens de zitting op 26 augustus 2020 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar vader en de Inspecteur door een ambtenaar. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Inspecteur bevoegd is om een aanslag op te leggen voor het werknemersdeel van de premies, maar niet voor het werkgeversdeel. De wetgeving stelt dat in gevallen waarin de werkgever minder premies heeft ingehouden dan verschuldigd, de Inspecteur alleen het werknemersdeel kan heffen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de aanslag van de Inspecteur onterecht was, omdat deze het volledige bedrag van de premies betrof. De uitspraak van het Gerecht op 7 oktober 2020 verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag tot het verschuldigde werknemersdeel van NAf 1.722. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 7 oktober 2020
BBZ nr. CUR201903277
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 oktober 2018 een aanslag premie AOV/AWW voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie- inkomen van NAf 114.462 resulterend in een verschuldigde premiebedrag van NAf 4.838.
1.2
Belanghebbende is op 4 december 2018 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 juli 2019 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is daartegen op 11 september 2019 in beroep gekomen. Belanghebbende heeft daartoe een bedrag aan griffierecht betaald van NAf. 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 juni 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende een pleitnota overgelegd.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A] (vader van belanghebbende). Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter en de griffier waren aanwezig op het Gerecht in Aruba en hadden een videoverbinding met het Gerecht in Curaçao.
2.FEITEN
2.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Zij was gedurende het jaar 2017 in dienstbetrekking werkzaam bij ‘[de werkgever]’ (hierna: de werkgever). Belanghebbende had geen andere inkomsten. Volgens de loonbelastingkaart van belanghebbende bedraagt de ingehouden premies AOV/AWW NAf 11.206,62. Het werknemersdeel van de premies bedraagt volgens de loonbelastingkaart NAf 4.873,29. Dit betekent dat het werkgeversdeel NAf 6.333 bedraagt (11.206 minus 4873).
2.2
Belanghebbende had in het onderhavige jaar een premie-inkomen van NAf 114.462. De Inspecteur heeft een aanslag premies AOV/AWW opgelegd ten bedrage van NAf 16.145. Daarbij is rekening gehouden met ingehouden premies AOV/AWW van Naf 11.207. Het te betalen bedrag aan premies is berekend op NAf 4.938.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende slechts het werknemersdeel van de premies is verschuldigd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.2
Het premie-inkomen (NAf 114.462) en het bedrag aan verschuldigde premies (NAf 16.145) zijn niet in geschil. Evenmin is in geschil het bedrag van de reeds ingehouden premies op het loon van belanghebbende (NAf 11.207).
3.3
Belanghebbende stelt dat de Inspecteur bevoegd is om een aanslag op te leggen voor het werknemersdeel van de premies en niet voor het werkgeversdeel. Volgens belanghebbende is zij enkel het werknemersdeel van de premies, te weten NAf 6.645 verschuldigd. De werkgever is aldus belanghebbende, NAf 9.500 aan premies verschuldigd. De werkgever heeft een bedrag betaald van NAf 6.333. Volgens de loonbelastingkaart bedraagt het ingehouden werknemersdeel, NAf 4.873. Om die reden is zij nog een bedrag van NAf 1.722 aan premies verschuldigd en de werkgever een bedrag van NAf 3.167. De aanslag dient daarom vastgesteld te worden op een bedrag van NAf 1.722.
3.4
Volgens de Inspecteur is hij bevoegd om voor (het volledige bedrag) aan verschuldigde premies aan belanghebbende een aanslag op te leggen. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van het Gerecht van 31 augustus 2017, ECLI:NL: OGEAC:2017:110.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
In artikel 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna LAOV) en artikel 6 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (LAWW) is bepaald dat verzekerd is voor de AOV en de AWW degene die de leeftijd van 15 jaar, doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, indien hij ingezetene is.
4.2
De middelen tot dekking van de uit te keren pensioenen en uitkeringen worden gevonden door het heffen van premies van de verzekerden. De premies worden geheven over het premie-inkomen zijnde, het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en vastgesteld in een percentage van dat inkomen (artikel 26 LAOV en artikel 29 LAWW).
4.3
Het premiepercentage voor de AOV bedraagt 15% (artikel 27 LAOV) en het premiepercentage voor de AWW bedraagt 1% (artikel 30 LAWW), oftewel in totaal een tarief van 16%.
4.4
In het geval de verzekerde een werknemer is, dient de werkgever een compensatie in de vorm van een toeslag te geven aan de werknemer voor de verschuldigde premies van tenminste 9,5% van het loon (het werkgeverdeel). Dit is geregeld in artikel 58 LAOV en artikel 52 LAWW. Het voorgaande betekent dat 6,5% van de premies voor rekening komt van de werknemer (het werknemersdeel).
4.5
Artikel 29 LAOV (artikel 32 LAWW) lid 1 en lid 2 luidt als volgt:
“1. Tenzij bij of krachtens deze landsverordening anders is bepaald, geschiedt de heffing van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, onder verrekening van krachtens het tweede lid geheven premies, bij wege van aanslag en met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels, met dien verstande dat aan de verzekerde, die niet wordt aangeslagen in de inkomstenbelasting niettemin een aanslag wordt opgelegd voor de door hem verschuldigde premies.
2. De premie van de verzekerden, die in dienstbetrekking werkzaam zijn, wordt geheven bij wege van inhouding door de werkgever. Indien de ingevolge artikel 26 lid 1 in totaal over een jaar verschuldigde premie door inhouding is geheven, blijft het bepaalde in het vorige lid buiten toepassing”
4.6
Wanneer in het kader van een dienstbetrekking te weinig premies zijn betaald kan op basis van artikel 29 LAOV en artikel 32 LAWW voor de verschuldigde premie een aanslag worden opgelegd aan de werknemer. Ook biedt de wet de mogelijkheid om een naheffingsaanslag op te leggen aan de werkgever (29B LAOV en artikel 32B LAWW).
4.7
Het Gerecht leidt uit de systematiek van de wet af dat in een geval als het onderhavige waarin de werkgever minder premies heeft ingehouden en afgedragen dan de werknemer op basis van het loon is verschuldigd, de Inspecteur aan de werknemer voor ten hoogste het verschuldigde werknemersdeel van de premies, een aanslag kan opleggen (vgl. GEA Curaçao 6 oktober 2020, ECLI:NL: OGEAC:2020:208). Voor het werkgeversdeel van de premies dient aan de werkgever een naheffingsaanslag te worden opgelegd. Door een aanslag op te leggen aan belanghebbende voor het volledige bedrag van de premies wordt door de Inspecteur miskend dat op basis van de wettelijke regeling slechts het werknemersdeel voor rekening van de werknemer dient te komen. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
hoogte van de aanslag
4.8
De verschuldigde premies bedraagt NAf 16.145. Het werknemersdeel van de premies bedraagt NAf 6.645. Nu reeds een bedrag van NAf 4.873 van het werknemersdeel is ingehouden, is belanghebbende nog een bedrag van NAf. 1.722 aan premies verschuldigd.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag tot een bedrag van NAf. 1.722;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken op 7 oktober 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500