ECLI:NL:OGEAC:2020:149

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
CUR201902746 en CUR201902747
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroepen en verzoek om kostenvergoeding in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen de Inspecteur der Belastingen na het opleggen van aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW voor het jaar 2015. De aanslagen waren opgelegd op 22 september 2017, waarbij een verzuimboete was opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en de verzuimboete, maar heeft op 29 april 2020 de beroepen ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar tegemoet was gekomen. Tegelijkertijd heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase en de beroepsfase.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur niet tegen beter weten in de aanslagen heeft opgelegd. Er was geen sprake van ernstige onzorgvuldigheid aan de zijde van de Inspecteur. Wat betreft de beroepsfase heeft het Gerecht vastgesteld dat de kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor rechtsbijstand niet integraal vergoed hoeven te worden, aangezien er geen vergaande mate van onzorgvuldig handelen door de Inspecteur was. Wel heeft het Gerecht bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan op 15 mei 2020 door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc. uitgesproken. Belanghebbende kan binnen twee maanden na de verzenddatum van deze uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

Uitspraak van 15 mei 2020
BBZ nrs. CUR201902746 en CUR201902747
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling van het beroep in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in Belastingzaken in het geding tussen:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 22 september 2017 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 30.576, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 1.207. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 22 september 2017 een aanslag premie AOV/AWW voor het jaar 2015 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 30.576, resulterend in een verschuldigd premiebedrag van NAf 4.892.
1.3
Belanghebbende heeft op 1 november 2017 bezwaar gemaakt tegen beide aanslagen en de verzuimboete.
1.4
Belanghebbende heeft op 31 juli 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Partijen zijn op 21 februari 2020 uitgenodigd voor de zitting op 26 maart 2020.
1.6
De Inspecteur heeft de aanslagen ambtshalve verminderd.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 29 april 2020 de beroepen ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase en in de beroepsfase.
1.8
Bij e-mailbericht van 5 mei 2019 heeft de Inspecteur gereageerd op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2.1
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.2
Belanghebbende heeft de beroepen ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige aanslagen opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
2.6
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.7
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.8
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 175 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen)).
2.9
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
2.1
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 175; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 15 mei 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.