ECLI:NL:OGEAC:2018:204

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201700206 en CUR201700207
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen en verzuimboetes inzake omzetbelasting voor bemiddelingsdiensten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van X N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., is agent van een Amerikaanse leverancier, Z Inc, en brengt lokale afnemers in contact met deze leverancier voor de verkoop van rijst. De Inspecteur heeft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd voor de jaren 2005 en 2006, alsook verzuimboetes vanwege het niet tijdig betalen van de verschuldigde belasting. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld.

Tijdens de zitting heeft de belanghebbende betoogd dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn opgelegd, omdat zij enkel als tussenpersoon optreedt en de omzetbelasting niet verschuldigd zou zijn. De Inspecteur heeft echter gesteld dat de bemiddelingsdiensten van belanghebbende belastbaar zijn in Curaçao en dat de opgelegde verzuimboetes terecht zijn. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende inderdaad als bemiddelaar optreedt en dat de vergoeding voor deze diensten in de heffing van omzetbelasting moet worden betrokken. De rechtbank heeft de beroepen inzake de naheffingsaanslagen ongegrond verklaard, maar de beroepen inzake de verzuimboetes gegrond verklaard, omdat de redelijke termijn voor het opleggen van de boetes was overschreden. De verzuimboetes zijn verminderd en de proceskosten zijn vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 27 juni 2018
BBZ nrs. CUR201700206 en CUR201700207
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn over december 2005, met dagtekening 22 oktober 2010, naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd van Naf. 28.021. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Naf. 4.203 (15%) vanwege het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting.
1.2
Aan belanghebbende zijn over december 2006, met dagtekening 22 oktober 2010, naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd van Naf. 37.590. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Naf. 5.638 (15%) vanwege het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting.
1.3
Belanghebbende heeft bezwaarschriften, met dagtekening 22 november 2010 (voor het jaar 2005) en 22 december 2010 (voor het jaar 2006), ingediend tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 januari 2017 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
1.5
Belanghebbende heeft op 22 maart 2017 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.6
De Inspecteur heeft op 14 mei 2018 verweerschriften ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 16 mei 2018 een nader stuk ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018. Namens belanghebbende is directeur A verschenen, bijgestaan door mw. mr. B van Y en vergezeld van administrateur C. Namens de Inspecteur zijn verschenen mw. mr. D en E.
1.9
Belanghebbende heeft ter zitting met instemming van de wederpartij een nader stuk ingediend.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is agent van Z Inc (hierna: Inc). Door laatstgenoemde vennootschap wordt rijst verkocht aan lokale afnemers op Curaçao en Bonaire door tussenkomst van belanghebbende. Belanghebbende plaatst de bestelling van rijst bij Inc op naam en voor rekening van de lokale afnemers. De rijst die niet direct wordt afgenomen door de lokale afnemers, wordt opgeslagen in het magazijn van belanghebbende.
2.2
De leverancier Inc stuurt de factuur samen met een credit nota (discount) naar belanghebbende. De leverancier Inc stuurt ook een factuur naar de lokale afnemers. Belanghebbende betaalt het bedrag van de factuur minus de discount aan Inc. Bij aflevering van de rijst betaalt de lokale afnemer het gefactureerde bedrag aan belanghebbende.
2.3
In 2008 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek laten instellen bij belanghebbende. Daarvan is een rapport opgesteld, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“6.4 Indent-transacties
Zoals reeds (…) vermeld verricht belastingplichtige zgn. indent-transacties. Zij bestelt op naam van haar afnemers rijst in de USA. De rijst wordt door de belastingplichtige op naam van haar afnemers ingevoerd op Curaçao en opgeslagen in het magazijn van belastingplichtige. Indien de afnemers de rijst nodig hebben kunnen zij op afroep hierover beschikken. De zakken rijst worden in de opslag niet gesorteerd naar afnemer en er liggen ook zakken rijst, waarin belastingplichtige handelt. Middels een voorraadadministratie (subadministratie) wordt bijgehouden hoeveel rijst zich van elke afnemer in het magazijn bevindt.
Ten aanzien van deze indent-transacties verricht belastingplichtige geen levering in de zin van de LOB. Zij wordt geen eigenaar van de goederen en ook treedt zij niet op als commissionair (art. 3, lid 2 LOB) omdat zij niet op eigen naam koopt. Het initiatief van de bestelling ligt weliswaar bij belastingplichtige, maar de koop geschiedt op naam van de afnemer. De factuur wordt door de leverancier gesteld op naam van belastingplichtige, maar de te leveren goederen worden gespecificeerd per afnemer en er wordt ingevoerd op naam van de afnemer.
Belastingplichtige heeft echter wel opbrengst/provisie, die zij ten onrechte niet in de heffing van OB heeft betrokken. Belastingplichtige is van mening dat er sprake is van kredietverlening en dat de opbrengst (rente) niet belast is met OB (geen vergoeding). Uit niets blijkt echter dat er sprake is van kredietverlening (geen overeenkomst van kredietverlening, geen aflossingsschema, geen rentepercentage e.d.).
Belastingplichtige treedt op als handelsagent voor de Amerikaanse leverancier. Deze wil niet direct met vele lokale afnemers zaken doen, maar verkiest een tussenhandelaar. De vergoeding die belastingplichtige hiervoor ontvangt zijnde het verschil tussen de door de lokale afnemers te betalen bedragen en wat belastingplichtige aan de leverancier moet betalen, is een voor de OB te belasten vergoeding.
De opbrengst is een vergoeding die ten onrechte niet is belast met OB. De opbrengst is het verschil tussen aankoopprijs en de verkoopprijs van de rijst.”
2.4
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Verder heeft de Inspecteur verzuimboetes opgelegd vanwege het niet betalen van de omzetbelasting.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende betoogt dat zij tegen een korting de vorderingen overneemt van de Amerikaanse leverancier op de lokale afnemers, dat de presterende ondernemer dus in de Verenigde Staten is gevestigd en dat de plaats van dienst dus ook aldaar is gelegen. Mitsdien is geen omzetbelasting verschuldigd, aldus belanghebbende.
3.3
Verder betoogt belanghebbende dat de verzuimboetes in ieder geval moeten worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
3.4
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes, en subsidiair tot vermindering van de verzuimboetes. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 22 oktober 2010. Belanghebbende heeft bezwaarschriften, met dagtekening 22 november 2010 (voor het jaar 2005) en 22 december 2010 (voor het jaar 2006), ingediend. Volgens de Inspecteur is het bezwaarschrift voor het jaar 2006 eerst op 28 december 2010 door hem ontvangen. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Belanghebbendes directeur heeft in dat verband ter zitting onweersproken verklaard dat het aanslagbiljet voor het jaar 2006 op zijn vroegst in de tweede week van december 2010 is ontvangen.
4.3
Als met vertraging is kennisgenomen van een besluit, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Het Gerecht merkt in beginsel een termijn van drie weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (GEA Curaçao 19 april 2018, nr. CUR201500175, ECLI:NL:OGEAC:2018:54). Belanghebbende heeft op 28 december 2010 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete waarmee zij pas in de tweede week van december 2010 bekend is geworden. Dit is binnen de termijn van drie weken, zodat de bezwaartermijn niet is overschreden.
Omzetbelasting
4.4
Belanghebbende handelt niet op eigen naam en brengt de leverancier Inc en lokale afnemers met elkaar in contact met als doel een overeenkomst tussen die partijen tot stand te brengen tot het leveren van rijst. Naar het oordeel van het Gerecht brengt de aard van deze door belanghebbende verrichte prestatie mee dat deze als bemiddelingsdienst dient te worden gekarakteriseerd. Het verschil tussen de door de lokale afnemers te betalen vergoeding en wat belanghebbende aan de leverancier Inc moet betalen (de zogenoemde discount), vormt de vergoeding voor de bemiddeling en dient in de heffing te worden betrokken. Anders dan belanghebbende voorstaat, acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende slechts de vorderingen van Inc overneemt. Redengevend daarvoor is dat de activiteiten van belanghebbende meeromvattend zijn, zoals het opnemen van de bestellingen, het begeleiden van de inklaring van de goederen en het opslaan van de goederen in het magazijn.
4.5
Belanghebbende is gevestigd in Curaçao en verricht de bemiddelingsdienst in Curaçao. Op grond het bepaalde in artikel 4 LvOB is de dienst dan belastbaar in Curaçao. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.
Verzuimboetes
4.6
Aan belanghebbende zijn voor beide jaren verzuimboetes van 15 percent opgelegd. Redengevend daarvoor is dat de omzetbelasting die op aangifte moest worden voldaan (gedeeltelijk) niet is betaald. Anders dan belanghebbende betoogt, is voor een dergelijke verzuimboete op grond van artikel 19 ALL niet vereist dat belanghebbende willens en weten heeft nagelaten omzetbelasting te betalen.
4.7
Verder betoogt belanghebbende dat de verzuimboetes dienen te vervallen nu zij een pleitbaar standpunt heeft ingenomen. Volgens belanghebbende kan haar geen enkel verwijt worden gemaakt dat er geen of te weinig belasting is betaald. Een standpunt is pleitbaar als dit, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Onder een pleitbaar standpunt wordt verstaan een opvatting over de kwalificatie van de feiten of de toepassing van het recht op de feiten die in redelijkheid verdedigbaar is. Het standpunt van belanghebbende dat slechts sprake is van het overnemen van een vordering, acht het Gerecht niet zodanig verdedigbaar dat het innemen daarvan in de weg staat aan het opleggen van een boete. Het Hof acht de opgelegde verzuimboetes passend en geboden.
4.8
Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot vermindering van de boete, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd (vgl. HR 22 april 2005, nr. 37.984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006).
4.9
Sinds de kennisgeving door de Inspecteur van zijn voornemen de boetes op te leggen (22 oktober 2010) tot de onderhavige uitspraak van het Gerecht zijn meer dan 7,5 jaar verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van meer dan 5,5 jaar. Nu bijzondere omstandigheden die een langere termijn zouden rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken, zal het Gerecht de boetes met 20% matigen overeenkomstig de uitgangspunten zoals vermeld in de uitspraak van Hof Amsterdam 2 juli 2009, nr. 04/03329, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298.
Slotsom
4.1
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep van belanghebbende inzake de boetes gegrond is.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.
5.2
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd.
5.3
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Naf. 1.400 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt Naf. 700, wegingsfactor 1).
5.4
Ingevolge artikel 2, lid 3, van dit Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Inspecteur treft immers niet het verwijt dat hij een beschikking heeft gegeven of uitspraak heeft gedaan terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, nr. 41.235, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Evenmin is sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van Naf. 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting ongegrond;
- verklaart de beroepen inzake de verzuimboetes gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de verzuimboetes;
- vermindert de verzuimboete 2005 tot Naf. 3.362;
- vermindert de verzuimboete 2006 tot Naf. 4.510;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 27 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500
In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.