Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
2.426
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
Vooraf: ontvankelijkheid bezwaar
“wat bij overschrijding van de bezwaar- en beroepstermijn kan gelden als alsnog zo spoedig mogelijk indienen van het desbetreffende geschrift, hangt af van de omstandigheden van het geval, maar aan de betrokken belastingplichtige dient in ieder geval een termijn van tenminste veertien dagen te worden gegund”(Hoge Raad, 22 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0462). De Hoge Raad heeft zich hierbij gebaseerd op de parlementaire geschiedenis van het in Nederland geldende artikel 6.11 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hieruit kan worden afgeleid dat een belastingplichtige in ieder geval een termijn van twee tot drie weken moet worden gegund (Kamerstukken II, vergaderjaar 1990-1991, 21 221, nr. 6, blz. 7). Het Gerecht zal, behoudens bijzondere omstandigheden, een termijn van drie weken aanmerken als “zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk”. Belanghebbende heeft op 25 september 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de boetebeschikking, dat is 15 dagen na het bekend worden met die geschriften. Gelet op het voorgaande is dat “zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk”, zodat het bezwaar ontvankelijk is.
5.PROCESKOSTENVERGOEDING
6.DE BESLISSING
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag winstbelasting tot een aanslag naar een winst van Naf. 2.370.909;
- vermindert de boete tot Naf. 25; en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van de zijde van belanghebbende vastgesteld op Naf. 1.050.