In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 20 september 2021 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de Gouverneur van Aruba, ingediend door haar gemachtigde mr. H.F. Falconi. Het bezwaarschrift was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek tot bevordering van de klaagster, dat eerder op 30 november 2020 door het gerecht gegrond was verklaard. Klaagster verzocht om schadevergoeding, zowel materieel als immaterieel, omdat zij financieel zwaar gedupeerd zou zijn door de niet-nakoming van de eerdere uitspraak. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen, betwistte dat klaagster schade had geleden, aangezien nog niet was vastgesteld of zij voor de bevordering in aanmerking kwam.
Het gerecht overwoog dat de verweerder geen gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak en dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat niet vaststond dat klaagster daadwerkelijk schade had geleden. De rechter benadrukte dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet was overschreden en dat het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechter wees er echter op dat de verweerder uit zorgvuldigheid nog steeds verplicht was om op het verzoek van klaagster te beslissen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.