Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
24 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 17 maart 2023 een vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van een partij goederen, die 3-MMC bevatte, toegewezen. De inbeslagname vond plaats op 15 september 2021 op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd was met de wet, aangezien 3-MMC sinds 28 oktober 2021 op lijst II van de Opiumwet staat en daarmee een verboden drug is. De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd met welk strafbaar feit de inbeslaggenomen voorwerpen in verband stonden. De enkele omstandigheid dat 3-MMC op de lijst stond, volstond niet om te concluderen dat de voorwerpen vatbaar waren voor onttrekking aan het verkeer. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een duidelijke motivering van de rechtbank bij het vaststellen van de relatie tussen inbeslaggenomen voorwerpen en het begaan van een strafbaar feit.