Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klaagster, die de advocaat is van een (inmiddels overleden) cliënt. De klaagster heeft een klaagschrift ingediend na het beslag op digitale gegevensdragers, waarbij zij zich beroept op het verschoningsrecht van haar advocaat. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de gegevensdragers inmiddels zijn teruggegeven aan de cliënten. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 18 maart 2025 de relevante overwegingen herhaald uit eerdere uitspraken (HR:2015:3076 en HR:2016:1343) en geconcludeerd dat in een beklagprocedure het onherroepelijke oordeel van de verschoningsgerechtigde als uitgangspunt moet worden genomen. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen, omdat het oordeel van de rechtbank niet begrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelt dat het klaagschrift ook betrekking heeft op het gebruik en de kennisneming van kopieën van de gegevens, die onder het verschoningsrecht vallen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.