3.2.1Het gaat in deze zaak om het volgende. Bij een doorzoeking van de woning van [klaagster 1] en [klaagster 2] , beiden cliënt van de klager, zijn op 2 juni 2016 stukken en digitale gegevensdragers inbeslaggenomen. De klager heeft daarop op 15 juni 2016 een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a lid 1 Sv ingediend.
Bij beschikking van 21 juli 2016 heeft de rechtbank het beklag gegrond verklaard ten aanzien van een aantal als geheimhoudersinformatie aangemerkte stukken en de behandeling van het beklag aangehouden voor zover dat betrekking heeft op de digitale gegevensdragers. Bij de beschikking van 24 januari 2024 heeft de rechtbank het door de klager ingestelde beklag niet-ontvankelijk verklaard omdat de digitale gegevensdragers inmiddels aan de betreffende cliënten waren teruggegeven
.
3.2.2De beschikking van de rechtbank van 21 juli 2016 houdt wat betreft de digitale gegevensdragers in:
“Bij de doorzoeking zijn ook digitale gegevensdragers in beslag genomen. Deze bevinden zich in beheer bij de afdeling forensische digitale opsporing. Deze afdeling zal aan de hand van het forensische softwareprogramma Forensic Tool Kit een image maken van de data op basis waarvan geheimhoudersstukken automatisch kunnen worden gefilterd door middel van een geheimhouderslijst. Door het filteren ontstaan er twee databakken: één zonder geheimhouders en één met geheimhouders. De databak met geheimhouders is slechts toegankelijk door een aangewezen politiemedewerker geheimhouders, die buiten het onderzoeksteam werkzaam is. Deze medewerker maakt vervolgens proces-verbaal op van de aangetroffen geheimhoudersstukken.
Het uitlezen van alle datadragers zal naar verwachting enige weken vergen.
Voor zover het klaagschrift eveneens ziet op een last tot teruggave van deze digitale gegevensdragers, zal de rechtbank haar beslissing aanhouden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek door de afdeling forensische digitale opsporing.
Beslissing
(...)
Houdt de beslissing met betrekking tot de in beslag genomen digitale gegevensdragers voor onbepaalde tijd aan in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek door de afdeling forensische digitale opsporing.”
3.2.3Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 10 januari 2024 houdt onder meer in:
“De voorzitter geeft een overzicht van het procesverloop van het klaagschrift en van het met dit klaagschrift samenhangende strafrechtelijke onderzoek Bobolink . De rechtbank heeft op 21 juli 2016 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft destijds het klaagschrift voor een deel gegrond verklaard en voor het overige de beslissing voor onbepaalde tijd aangehouden. De behandeling van het voornoemde klaagschrift wordt in openbare raadkamer voortgezet.
De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig de inhoud van een door hem overgelegde pleitnota, welke aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd.
In aanvulling hierop merkt hij – zakelijk weergegeven – het volgende op:
Ik wil graag duidelijkheid krijgen over hetgeen met de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers en de inhoud daarvan is gebeurd. Ik ben ervan overtuigd dat mijn correspondentie, en daarmee geheimhoudersstukken, bij de digitale recherche liggen. Er dient gekeken te worden hoe de inhoud van deze digitale gegevensdragers is gefilterd, dit is onbekend. Ten aanzien van de schriftelijke bescheiden is dit wel duidelijk geworden. Ik ben van mening dat onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris de digitale gegevensdragers gefilterd dienen te worden, zodat hierover een proces-verbaal kan worden opgemaakt, net zoals gedaan is ten aanzien van de schriftelijke bescheiden.
De voorzitter merkt op dat de oorspronkelijke inbeslaggenomen digitale gegevensdragers terug zijn gegeven aan klaagsters [klaagster 1] en [klaagster 2] . Daarmee rijst de vraag of het doel dat met de klaagschriften wordt nagestreefd nog kan worden bereikt. Evenzeer rijst de vraag hoeveel juridische ruimte de onderhavige procedure biedt voor de mogelijkheden die de raadsman oppert. De voorzitter merkt daarnaast op dat in het procesdossier van de strafzaak in ieder geval geen geheimhoudersstukken terecht zijn gekomen.
De officier van justitie voert het woord – zakelijk weergegeven – :
Ik heb geen kennis genomen van geheimhoudersstukken. Ik ben van mening dat de stellingen die de raadsman inneemt, beter passen bij de behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Op dit moment loopt er een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. In de klaagschriften van [klaagster 1] en [klaagster 2] is de kern van het verzoek de teruggave van de destijds inbeslaggenomen goederen. Deze goederen zijn echter in 2016/17 al teruggegeven aan klaagsters. Er is dus op dit moment geen belang meer bij de beklagprocedure. Ik ben dan ook van mening dat deze klaagschriften niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Op het klaagschrift van [klager] is op 21 juli 2016 al een beslissing genomen. In zoverre ben ik van mening dat ook dit klaagschrift dan ook niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De vraag of er zich mogelijk nog digitale kopieën van geheimhoudersstukken in de systemen van de politie bevinden kan ik nu niet beantwoorden. Ik ben van mening dat deze vraag niet past in de behandeling van de beklagprocedure, maar bij de behandeling van de hoofdzaak.
De raadsman voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik ben het oneens met de stelling van de officier van justitie dat geen belang meer zou zijn bij de klaagschriften omdat de goederen al zijn teruggegeven aan klaagsters. Het belang gaat er juist om dat er zich geheimhoudersstukken bij de digitale recherche bevinden. We zijn op dit moment zeven jaar verder. Ik vind niet dat er gewacht kan worden op de uitkomst van de strafzaak in hoger beroep. Ik zou het zorgelijk vinden als de opsporingsautoriteiten kennis hebben genomen van de geheimhoudersstukken. De kopieën van de digitale stukken zouden kunnen worden teruggegeven.
De officier van justitie voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik kan niets teruggeven. Het gaat om 3 TB aan gegevens die op een computerserver staan. Ik zou de gegevens op de server wel kunnen laten vernietigen, maar dit lijkt me met het oog op het lopende hoger beroep op dit moment geen verstandige beslissing.
De raadsman voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik geloof best dat het veel werk kost om 3 TB aan digitale gegevens te filteren. Aan de andere kant is het zorgelijk dat er digitale gegevensdragers in beslag worden genomen, maar dat er niet voor kan worden gezorgd dat de geheimhoudersstukken eruit gefilterd worden.”
3.2.4De beschikking van de rechtbank van 24 januari 2024 houdt onder meer in:
“Vast staat dat de digitale gegevensdragers die destijds bij de doorzoeking in beslag zijn genomen reeds aan de beslagene(n) zijn teruggegeven. Met het klaagschrift kan niet meer bereikt worden dan de feitelijke situatie thans is. Dat betekent dat het belang aan het klaagschrift is komen te ontvallen, en het beklag daarom niet-ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende.
Niet in geding is dat de politie destijds van de inhoud van de inbeslaggenomen gegevensdragers een digitale kopie heeft gemaakt, die nog altijd ter beschikking staat van de opsporingsautoriteiten, inclusief mogelijke geheimhoudersstukken. De raadsman heeft daar terecht aandacht voor gevraagd, maar binnen de beperkte (wettelijke) mogelijkheden van de onderhavige procedure kan de rechtbank geen beslissing nemen die aan alle te respecteren belangen recht doet. De rechtbank wijst erop dat het de raadsman en het openbaar ministerie vrij staat om nadere afspraken te maken over het beperken of (tijdelijk) afsluiten van de toegang tot de bij de politie opgeslagen gegevens, al dan niet door tussenkomst van de deken. De rechtbank kan zich tevens voorstellen dat door de officier van justitie wordt toegezegd dat de betreffende gegevens worden vernietigd op het moment dat de onderliggende strafzaak (die zich thans in het stadium van hoger beroep bevindt) tot een onherroepelijke uitkomst heeft geleid.
Beslissing
De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag.”
3.3.1De rechtbank heeft in haar beschikking van 21 juli 2016 de behandeling van het klaagschrift ten aanzien van de digitale gegevensdragers aangehouden met het doel om de afdeling forensische digitale opsporing een selectie te laten maken tussen gegevens die wel en die niet onder het verschoningsrecht van een geheimhouder kunnen vallen. Daarin ligt besloten dat de rechtbank het klaagschrift zo heeft uitgelegd dat het mede gericht is tegen het gebruik en de kennisneming van (kopieën van) de gegevens die zijn opgeslagen op die gegevensdragers.