ECLI:NL:HR:2025:1980

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
25/02870
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over verwerking van persoonsgegevens in nieuwsbericht van rechtbank over vonnis in een strafzaak

Op 19 december 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak waarin een klacht werd ingediend door verzoekster over de verwerking van haar persoonsgegevens in een nieuwsbericht van de rechtbank Oost-Brabant. De klacht was gericht tegen een nieuwsbericht dat op 24 mei 2023 was gepubliceerd, waarin een vonnis werd samengevat over een strafzaak van seksueel misbruik. Verzoekster stelde dat de informatie in het nieuwsbericht tot haar herleidbaar was en dat dit haar in een negatief daglicht stelde. De Procureur-Generaal had de klacht van verzoekster gegrond verklaard en verzocht om een onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens door de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht gegrond was, omdat de wijze waarop de persoonsgegevens waren verwerkt in strijd was met de beginselen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Hoge Raad benadrukte dat de verwerking van persoonsgegevens in het nieuwsbericht niet noodzakelijk was voor de vervulling van een taak van algemeen belang en dat de publicatie van het nieuwsbericht inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van verzoekster. De Hoge Raad besloot dat het gerechtsbestuur het nieuwsbericht moest aanpassen of verwijderen, en dat de gegrondbevinding van de klacht aanleiding zou moeten geven tot rectificatie.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Vierde Kamer
Nummer25/02870
Datum19 december 2025
BESLISSING
op een vordering als bedoeld in de art. 7 en 9 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad in verbinding met art. 13a lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie van 9 september 2025, betreffende:
[verzoekster] ,
hierna: verzoekster,
tegen
het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant
hierna: het gerechtsbestuur.

1.De vordering van de Procureur-Generaal

1.1
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de procureur-generaal) heeft een klacht van verzoekster ontvangen over een op www.rechtspraak.nl gepubliceerd nieuwsbericht over een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 mei 2023 (hierna: het nieuwsbericht). De procureur-generaal heeft op 9 september 2025 een vordering ingesteld als bedoeld in de art. 7 en 9 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad (hierna: Regeling) [1] , in verbinding met art. 13a lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: de Wet RO). De vordering strekt ertoe dat de Hoge Raad een onderzoek zal instellen naar de wijze waarop het gerechtsbestuur de persoonsgegevens van verzoekster en haar jongste dochter in het nieuwsbericht heeft verwerkt.
1.2
Bij de vordering heeft de procureur-generaal de volgende stukken overgelegd:
1. schermafdruk van het nieuwsbericht van 24 mei 2023;
2. brief van de gemeente [plaats] aan verzoekster van 26 mei 2023;
3. gespreksverslag van de gemeente [plaats] van 29 april 2024;
4. brief van verzoekster aan het Openbaar Ministerie van 7 mei 2024;
5. e-mail van verzoekster aan de Nationale ombudsman van 29 juli 2024;
6. e-mail van de Nationale ombudsman aan de rechtbank Oost-Brabant van 27 augustus 2024 en reactie van de klachtenfunctionaris van die rechtbank van 6 september 2024;
7. e-mail van de Nationale ombudsman aan het kabinet van de procureur-generaal van 12 november 2024;
8. e-mail van de Nationale ombudsman aan het kabinet van de procureur-generaal van 20 november 2024;
9. brief van de procureur-generaal aan verzoekster van 22 januari 2025;
10. brief van de procureur-generaal aan de president van de rechtbank Oost-Brabant van 5 maart 2025;
11. e-mail van het secretariaat van de procureur-generaal aan verzoekster van 20 maart 2025;
12. brief van de president van de rechtbank Oost-Brabant, namens het gerechtsbestuur, aan de procureur-generaal van 27 maart 2025;
13. brief van de procureur-generaal aan verzoekster van 1 april 2025;
14. e-mail van verzoekster aan de procureur-generaal van 21 april 2025;
15. brief van de procureur-generaal aan verzoekster van 25 april 2025;
16. brief van de procureur-generaal aan het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2025;
17. brief van de procureur-generaal aan verzoekster van 18 juni 2025;
18. brief van de procureur-generaal aan het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2025;
19. e-mail van verzoekster aan de procureur-generaal van 20 juni 2025.
1.3
De procureur-generaal heeft zijn vordering toegespitst op de vraag of de wijze waarop de rechtbank Oost-Brabant de persoonsgegevens van verzoekster en haar jongste dochter in het nieuwsbericht heeft verwerkt in het kader van de uitoefening van de gerechtelijke taken verenigbaar is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en de krachtens Richtlijn 2016/680 [2] in Nederland geldende wettelijke bepalingen.
1.4
De klacht van verzoekster over het nieuwsbericht bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel klaagt over een feitelijke onjuistheid in het nieuwsbericht. Het tweede onderdeel klaagt erover dat de in het nieuwsbericht gegeven informatie tot verzoekster herleidbaar is en zij daarmee in een negatief daglicht is komen te staan.
1.5
De procureur-generaal komt tot de conclusie dat beide onderdelen van de klacht van verzoekster gegrond zijn, behalve voor zover het tweede onderdeel van de klacht is gericht tegen de zakelijke inhoud van het vonnis, en dat het slagen van de klacht tot gevolg moet hebben dat het nieuwsbericht moet worden aangepast.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Art. 75 lid 2 Wet RO bepaalt onder meer dat bij de Hoge Raad zaken, behalve in bij de wet bepaalde uitzonderingen, worden behandeld en beslist door vijf leden van een meervoudige kamer.
Art. 9 Regeling vermeldt dat klachten als bedoeld in die regeling zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen uit afdeling 1a van hoofdstuk 2 van de Wet RO worden behandeld. Art. 13d Wet RO houdt in dat een vordering bij de Hoge Raad als bedoeld in art. 13a of art. 13c Wet RO wordt behandeld door een bij het reglement van orde daartoe aangewezen kamer, die zitting houdt met drie leden. Als die kamer is in art. 1.1.9 van het procesreglement van de Hoge Raad aangewezen de vierde meervoudige kamer.
De vordering stelt ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht mede vragen aan de orde over de verwerking van persoonsgegevens in openbare berichtgeving door de gerechten, meer in het bijzonder de vraag in hoeverre en op welke wijze de gerechten bij het opstellen en publiceren van een nieuwsbericht over een rechterlijke uitspraak rekening moeten houden met het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van personen die in het nieuwsbericht worden genoemd. Hierin is aanleiding gezien de zaak met toepassing van de hoofdregel van art. 75 lid 2 Wet RO te behandelen en beslissen door vijf leden van de vierde meervoudige kamer.
2.2
Op 3 november 2025 heeft de Hoge Raad het onderzoek in raadkamer als bedoeld in art. 9 Regeling in verbinding met art. 13e lid 2 RO ingesteld.
2.3
In raadkamer zijn verschenen verzoekster, de president van de rechtbank Oost-Brabant, de voorzitter van het team strafrecht van deze rechtbank en een juridisch adviseur van de Raad voor de rechtspraak. De procureur-generaal heeft in raadkamer zijn vordering toegelicht. Van het onderzoek in raadkamer is proces-verbaal opgemaakt.

3.Uitgangspunten en feiten

3.1
Op 24 mei 2023 is op www.rechtspraak.nl een nieuwsbericht – door de rechtbank aangeduid als een “publieksvriendelijke samenvatting” – gepubliceerd over een op dezelfde dag gewezen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant (hierna ook: het nieuwsbericht). Het nieuwsbericht vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:

9 jaar cel voor misbruik dochter en vriendinnetjes in [plaatsnaam]
's-Hertogenbosch, 24 mei 2023
De rechtbank Oost-Brabant heeft een [leeftijd] man uit [plaatsnaam] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. Hij pleegde jarenlang seksueel misbruik met zijn dochter en 3 andere minderjarige meisjes. Ook na zijn detentie kan de man zo nodig onder intensief toezicht blijven staan.
De dochter deed in [maand, jaar] aangifte bij de politie van seksueel misbruik door haar vader. Ook 3 vriendinnetjes van het meisje en haar jongere zusje deden aangifte. De verdachte ontkent alles. De rechtbank gelooft de slachtoffers. De dochter beschrijft gedetailleerd diverse concrete handelingen en voorvallen en die beschrijvingen tonen overeenkomsten met de verklaringen van de andere meisjes over de wijze waarop zij misbruikt werden en de woorden die de verdachte daarbij gebruikte (…). Ook de verklaringen van de moeder en het jongere zusje steunen haar verhaal. Zo vertelde de dochter verschillende keren aan haar moeder dat ze werd misbruikt door haar vader.
[korte aanduiding handelingen]
De dochter is zolang zij zich kan herinneren vrijwel dagelijks seksueel misbruikt door haar vader. De verdachte kwam 's nachts bij haar om [omschrijving handelingen]. Dit gebeurde ook in een zwembad in [land], op vakantie in [plaatsnaam] en wanneer het meisje bij haar vader op schoot zat. Daarnaast gaf de verdachte zijn dochter een keer een tongzoen en moest zij seksuele handelingen bij hem verrichten. Hij drong niet met zijn geslachtsdeel bij haar binnen, omdat dit volgens het meisje niet lukte. De rechtbank stelt de begindatum van het misbruik vast op [maand, jaar]. Haar moeder verklaarde namelijk dat het meisje [leeftijd] was toen zij haar “onder" iets zag doen en vertelde dat ze dat ‘van papa had’. Het misbruik stopte toen een van de vriendinnetjes van haar zusje aangifte deed. Dit was in [maand, jaar].
Misbruik vriendinnen
(...)
Grote impact
(...)
Buiten zichzelf plaatsen
(...)
Geen tbs
(...)’’
3.2
Het desbetreffende vonnis [3] is, als gevolg van een fout, pas bijna een jaar later, op 13 mei 2024 op www.rechtspraak.nl gepubliceerd.
3.3
Daags na de publicatie van het nieuwsbericht is verzoekster, mede naar aanleiding van het nieuwsbericht, door haar werkgever geschorst. Verzoekster is niet meer in haar werkkring teruggekeerd en haar dienstverband is inmiddels geëindigd.
3.4
Verzoekster heeft bij brief van 7 mei 2024 een klacht over het nieuwsbericht ingediend. De klacht is door de rechtbank Oost-Brabant niet inhoudelijk behandeld op de grond dat het nieuwsbericht moet worden aangemerkt als een rechterlijke beslissing waarover niet geklaagd kan worden. De Nationale Ombudsman heeft de kwestie vervolgens onder de aandacht gebracht van de procureur-generaal.

4.Beoordeling van de klacht

Relevante rechtsregels met betrekking tot het nieuwsbericht
4.1
De AVG is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door gerechten [4] , met uitzondering van – voor zover thans van belang – de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen (art. 2 lid 2, aanhef en onder d, AVG). Daarop zijn de krachtens Richtlijn 2016/680 in Nederland geldende bepalingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van toepassing.
4.2
De gerechtsbesturen zijn de verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. [5]
4.3
Het gaat in deze zaak om een nieuwsbericht dat de rechtbank heeft gepubliceerd over een eindvonnis in een strafzaak. Op de verwerking van persoonsgegevens in dit nieuwsbericht is niet de uitzondering van art. 2 lid 2, aanhef en onder d, AVG van toepassing, omdat die verwerking niet heeft plaatsgevonden met het oog op het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. [6]
4.4
Het begrip ‘persoonsgegevens’ heeft betrekking op alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (art. 4 onder 1 AVG).
4.5
In art. 5 AVG zijn beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens neergelegd. Daartoe behoren het beginsel van minimale gegevensverwerking en het beginsel van juistheid. Het beginsel van minimale gegevensverwerking houdt onder meer in dat persoonsgegevens beperkt moeten zijn tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (art. 5 lid 1, aanhef en onder c, AVG). Het beginsel van juistheid houdt in dat persoonsgegevens juist moeten zijn en zo nodig worden geactualiseerd en dat alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld worden gewist of gerectificeerd (art. 5 lid 1, aanhef en onder d, AVG).
Ook moet iedere verwerking van persoonsgegevens voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het doel van de verwerking en dat dit doel in redelijkheid niet op een voor de betrokkene minder nadelige wijze is te bereiken. [7]
4.6
De verwerking van persoonsgegevens is alleen rechtmatig indien deze berust op een in art. 6 lid 1 AVG genoemde grondslag. Voor het opstellen en publiceren door een gerecht van een nieuwsbericht over een rechterlijke uitspraak, is de grondslag de vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van art. 6 lid 1, aanhef en onder e, AVG mits de desbetreffende verwerking van persoonsgegevens voor het vervullen van die taak noodzakelijk is.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft in een zaak [8] , die betrekking had op een verzoek van een onderneming aan een gerecht om informatie over mogelijkerwijs aanhangige of afgesloten strafzaken tegen een natuurlijke persoon die deelneemt aan een door deze onderneming georganiseerde selectie, als volgt geoordeeld. Het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens hebben geen absolute gelding, maar moeten worden beschouwd in relatie tot hun functie in de samenleving en moeten worden afgewogen tegen andere grondrechten. Om vast te stellen of de openbaarmaking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van art. 6, lid 1, aanhef en onder e, AVG, en of de wettelijke regeling op grond waarvan die openbaarmaking is toegestaan, passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen biedt in de zin van art. 10 AVG, moet in het bijzonder worden nagegaan of de openbaarmaking van die gegevens – gelet op de ernst van de inbreuk die aldus wordt gemaakt op het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en op het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens – gerechtvaardigd lijkt en met name evenredig is aan de verwezenlijking van de nagestreefde doelstellingen. De verwerking van gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen kan wegens de bijzondere gevoeligheid van deze gegevens in zeer ernstige mate inbreuk maken op de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens. Wanneer dergelijke gegevens betrekking hebben op gedragingen die aanleiding geven tot maatschappelijke afkeuring, kan het feit dat toegang wordt verleend tot die gegevens de betrokkene immers stigmatiseren en aldus op ernstige wijze inbreuk maken op zijn privé- of beroepsleven.
4.7
Art. 9 lid 1 AVG verbiedt de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens, waaronder die met betrekking tot iemands seksuele gedrag of seksuele gerichtheid. Art. 9 lid 2, aanhef en onder f en g, AVG bevatten een uitzondering op dit verbod indien gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid, respectievelijk indien de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang, op grond van Unierecht of lidstatelijk recht, waarbij de evenredigheid met het nagestreefde doel wordt gewaarborgd, de wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens wordt geëerbiedigd en passende en specifieke maatregelen worden getroffen ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkene.
4.8
De AVG voorziet in het recht van de betrokkene om van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie te verkrijgen van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens en aanvulling van onvolledige persoonsgegevens (art. 16 AVG).
4.9
De door de rechtspraak gehanteerde persrichtlijn [9] houdt onder meer in dat de gerechten uitspraken waarvan bekend is dat daarvoor persbelangstelling bestaat publiceren op www.rechtspraak.nl en op de website van het gerecht, vaak vergezeld van een persbericht of een korte samenvatting. De persrichtlijn houdt ook in dat gepubliceerde uitspraken door pseudonimisering niet herleidbaar zijn tot natuurlijke personen. Dit geldt zowel voor de huidige persrichtlijn, die vanaf 1 juni 2025 geldt, als voor de voordien, vanaf 2013, geldende persrichtlijn, met dien verstande dat daarin nog het begrip anonimiseren werd gebruikt in plaats van pseudonimiseren.
4.1
Art. 55 lid 3 AVG houdt in dat toezichthoudende autoriteiten niet bevoegd zijn toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens door gerechten bij de uitoefening van hun rechterlijke taken. Op grond van de Regeling (zie hiervoor in 1.1) is het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door gerechten in het kader van de uitoefening van hun rechterlijke taken mede toevertrouwd aan de procureur-generaal. Het HvJEU heeft geoordeeld [10] dat het verwerken van persoonsgegevens door gerechten in het kader van hun communicatiebeleid in zaken waarin zij uitspraak moeten doen, zoals die welke bestaan in het tijdelijk ter beschikking stellen aan journalisten van stukken uit een gerechtelijke procedure om hen in staat te stellen daarvan verslag te doen, verband houdt met de uitoefening van hun rechterlijke taken in de zin van artikel 55 lid 3 AVG. Daaruit volgt dat de verwerking van persoonsgegevens in het nieuwsbericht valt onder de reikwijdte van het begrip rechterlijke taken in de zin van art. 55 lid 3 AVG.
Het eerste onderdeel van de klacht
4.11
Het eerste onderdeel van de klacht houdt in dat de zin in het nieuwsbericht ‘
Ook 3 vriendinnetjes van het meisje en haar jongere zusje deden aangifte’ onjuist is, omdat die zin tot uitdrukking brengt dat het jongere zusje (de jongste dochter van verzoekster) aangifte heeft gedaan, terwijl de jongste dochter van verzoekster destijds (nog) geen aangifte had gedaan.
4.12
De zin uit het nieuwsbericht waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft, komt niet voor in het vonnis waarover het nieuwsbericht gaat. Alleen al daarom doet de uitzondering dat niet geklaagd kan worden over de zakelijke inhoud van een rechterlijke beslissing (art. 11 Regeling) zich hier niet voor.
4.13
Volgens het gerechtsbestuur moet de zin zo worden gelezen dat – zoals ook in het vonnis staat – naast het oudste zusje drie vriendinnen van de beide zusjes aangifte hebben gedaan. De zin in het nieuwsbericht is niet onjuist, maar wel ongelukkig geformuleerd, aldus het gerechtsbestuur.
4.14
Het ligt voor de hand de zin in het nieuwsbericht zo te lezen dat ook het jongere zusje aangifte heeft gedaan. Dit blijkt ook uit berichtgeving in de pers naar aanleiding van het nieuwsbericht, waarin melding wordt gemaakt van aangifte door het jongere zusje, zoals verzoekster naar voren heeft gebracht in haar hiervoor in 2.1 onder 14 genoemde e-mail. Het staat vast dat de jongste dochter van verzoekster op het moment van het wijzen van het vonnis geen aangifte had gedaan. Het vonnis bevat geen overwegingen over een aangifte door de jongste dochter. De zin in het nieuwsbericht is dus geen juiste weergave van wat in het vonnis is overwogen en is, in de voor de hand liggende lezing, feitelijk onjuist.
Dit betekent dat de zin in het nieuwsbericht een verwerking van persoonsgegevens is die in strijd is met het beginsel van juistheid (zie hiervoor in 4.5). Dat het mogelijk is de zin zo te lezen dat ‘ook drie vriendinnetjes van het meisje en
vanhet jongere zusje aangifte deden’, doet daar niet aan af, nog daargelaten dat het vonnis waarop het nieuwsbericht betrekking had pas bijna een jaar later is gepubliceerd en het nieuwsbericht in de tussentijd dus niet in samenhang met het vonnis kon worden gelezen.
Het eerste onderdeel van de klacht is dus gegrond.
4.15
Uit hetgeen hiervoor in 4.14 is overwogen volgt dat het gerechtsbestuur naar aanleiding van de klacht van verzoekster het nieuwsbericht had moeten aanpassen, gelet op het recht van verzoekster op rectificatie (zie hiervoor in 4.8).
Het tweede onderdeel van de klacht
4.16
Met het tweede onderdeel van haar klacht maakt verzoekster er bezwaar tegen dat de in het nieuwsbericht gegeven informatie tot haar herleidbaar is. De informatie is volgens het klachtonderdeel tot verzoekster herleidbaar omdat in het nieuwsbericht de woonplaats van het gezin wordt vermeld en doordat in het nieuwsbericht staat: “Zo vertelde de dochter verschillende keren aan haar moeder dat ze werd misbruikt door haar vader” en “Haar moeder verklaarde namelijk dat het meisje [leeftijd] was toen zij haar ‘onder’ iets zag doen en vertelde dat ze dat ‘van papa had’”.
Verzoekster heeft toegelicht dat de in het nieuwsbericht vermelde informatie ertoe heeft geleid dat zij door derden is bedreigd en dat haar werkgever aan haar een ordemaatregel heeft opgelegd (zie hiervoor in 3.3).
4.17
Nieuwsberichten over rechterlijke uitspraken dragen in het algemeen bij aan de openbaarheid van rechtspraak. Dit geldt ook voor persberichten van de gerechten, het optreden van persrechters en beantwoording van vragen door de afdeling communicatie van gerechten. Bij dergelijke communicatie over rechterlijke uitspraken in het belang van de openbaarheid van rechtspraak zullen nogal eens persoonsgegevens worden verwerkt. Het zwaarwegende belang van de openbaarheid van rechtspraak brengt mee dat de verwerking van persoonsgegevens door de gerechten in dit kader moet worden aangemerkt als vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van art. 6 lid 1, aanhef en onder e, AVG (zie hiervoor in 4.6). De verwerking van persoonsgegevens in dit kader is als zodanig niet in strijd met het noodzaakcriterium, zoals hiervoor in 4.6 bedoeld. De beslissing om in deze zaak een nieuwsbericht te publiceren staat als zodanig ook niet ter discussie.
4.18
Voor de betrokkenen en het publiek is van belang dat het onderscheid tussen een nieuwsbericht en de rechterlijke uitspraak waarop het bericht betrekking heeft steeds duidelijk is. Daartoe kan in het nieuwsbericht uitdrukkelijk worden vermeld dat het nieuwsbericht niet de uitspraak is en kan in het nieuwsbericht worden verwezen naar de gepubliceerde uitspraak. Hiermee kan de kans worden beperkt dat een nieuwsbericht dat de vorm heeft van een samenvatting van de uitspraak, abusievelijk wordt opgevat als de uitspraak of als een weergave daarvan die is geautoriseerd door de rechter(s) door wie de uitspraak is gedaan.
4.19
Bij de bepaling of en zo ja op welke wijze een gerecht in een concreet geval persoonsgegevens verwerkt in de genoemde vormen van communicatie in het belang van de openbaarheid van rechtspraak, dient het gerecht het noodzaakcriterium te hanteren en daarbij de hiervoor in 4.6 genoemde gezichtspunten in de afweging te betrekken. Daarbij is van belang dat ook wordt bezien of de verwerkte persoonsgegevens in onderlinge samenhang beschouwd kunnen leiden tot herkenbaarheid van de betrokkene.
4.2
De combinatie van het vermelden van de plaatsnaam (een plaats met circa […] inwoners), de leeftijd van de verdachte, de gezinssituatie en de hiervoor in 4.16 geciteerde zinnen, heeft ertoe geleid dat verzoekster en haar jongste dochter voor hun omgeving identificeerbaar waren. Verzoekster is ook daadwerkelijk geïdentificeerd, zoals blijkt uit de reactie van haar werkgever en de door verzoekster gestelde bedreigingen.
4.21
Tegen deze achtergrond is het tweede klachtonderdeel gegrond voor zover het erover klaagt dat in het nieuwsbericht de combinatie van de hiervoor in 4.20 bedoelde persoonsgegevens is opgenomen in samenhang met de beschrijving van het misbruik en van onderdelen van de getuigenverklaringen van verzoekster. Het nieuwsbericht was tot verzoekster herleidbaar en de inhoud van het nieuwsbericht was zodanig dat kon worden voorzien dat herkenning van verzoekster voor haar ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Het nieuwsbericht bevat een gedetailleerde beschrijving van het misbruik en beschrijft onderdelen van de getuigenverklaring(en) van verzoekster in haar hoedanigheid van moeder van een van de slachtoffers. Daar komt bij dat de aard van het delict, seksueel misbruik van kinderen, in de maatschappij sterke gevoelens van afkeuring oproept, wat de herleidbaarheid tot personen extra bezwaarlijk maakt. De omstandigheid dat het nieuwsbericht geen betrekking heeft op seksueel gedrag van verzoekster, doet er niet aan af dat het samenstel van de informatie in het nieuwsbericht ook voor haar stigmatiserend kan zijn. Daarom geldt ten aanzien van deze onderdelen van het nieuwsbericht de norm dat verwerking van deze gegevens slechts is toegestaan indien dat noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang (zie hiervoor in 4.6).
4.22
De met het nieuwsbericht gemaakte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verzoekster was niet noodzakelijk, alleen al omdat niet valt in te zien dat het niet mogelijk was een voldoende informatief nieuwsbericht te publiceren dat niet tot verzoekster herleidbaar was. Het nieuwsbericht berust in zoverre dus niet op de in art. 6 lid 1, aanhef en onder e, AVG genoemde grondslag (zie hiervoor in 4.6) en is niet in overeenstemming met het beginsel van minimale gegevensverwerking en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (zie hiervoor in 4.5). Het tweede onderdeel van de klacht is daarom ook gegrond.
Gevolgen
4.23
De president van de rechtbank Oost-Brabant heeft tijdens het onderzoek in raadkamer verklaard dat het gerechtsbestuur gevolg zal geven aan het door de Hoge Raad te geven oordeel over de klachten. Gelet op die uitlating gaat de Hoge Raad ervan uit dat de gegrondbevinding van de klacht zoals hiervoor in 4.14 en 4.21 en 4.22 is omschreven, het gerechtsbestuur aanleiding zal geven het nieuwsbericht te verwijderen of aan te passen overeenkomstig hetgeen daar is overwogen.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klacht gegrond zoals hiervoor in 4.14 en 4.21 en 4.22 is omschreven.
Deze beslissing is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock, C. Caminada, G.C. Makkink en C.N. Dalebout, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2025.

Voetnoten

1.De Regeling is gepubliceerd op www.hogeraad.nl.
2.Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, PB L 119, 89–131
3.Rechtbank Oost-Brabant 24 mei 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2446.
4.HR 9 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:723, rov. 3.7.1 en HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:741, rov. 4.1 met verwijzing naar HvJEU 24 maart 2022, C-245/20, ECLI:EU:C:2022:216 (X en Z/Autoriteit Persoonsgegevens), punt 24-27.
5.HR 9 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:723, rov. 3.7.1 en HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:741, rov. 4.1.
6.Vgl. HvJEU 7 maart 2024, C-740/22, ECLI:EU:C:2024:216, punt 39 en HvJEU 24 februari 2022, C-175/20, ECLI:EU:C:2022:124, punt 45.
7.HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:741, rov. 4.7, HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:658, rov. 3.3.1 en HR 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1814, rov. 3.1.2.
8.HvJEU 7 maart 2024, C-740/22, ECLI:EU:C:2024:216 (Endemol Shine Finland Oy), punt 52-54.
9.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
10.HvJEU 24 maart 2022, C-245/20, ECLI:EU:C:2022:216 (X en Z/Autoriteit Persoonsgegevens), punt 37 en 38.