ECLI:NL:RBOBR:2023:2446

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
01/183439-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven gepleegd door een vader tegen zijn kinderen en anderen

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een zaak waarin de verdachte, een vader, beschuldigd werd van meerdere zedenmisdrijven tegen zijn eigen kinderen en andere minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 2008 tot 2018, zijn dochter [slachtoffer 1] en andere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], seksueel heeft misbruikt. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de slachtoffers, het plegen van ontuchtige handelingen en het corrumperen van minderjarigen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede door de consistentie en de gedetailleerdheid van hun verklaringen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de slachtoffers leugens vertelden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar en er is een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die de rechtbank als gerechtvaardigd beschouwde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.183439.22
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1968,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2022, 15 februari 2023 en 10 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 20.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 februari 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2007 tot en met 13 november 2016, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland en/of in Gochness, in elk geval in Duitsland,
meerdere malen
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, althans met zijn, verdachtes, tong over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- met zijn, verdachtes, mond en/of tong en/of hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de hand(en) en/of vinger(s) te betasten in/bij/aan de vagina en/of tussen/bij/aan de schaamlippen, althans bij/aan de schaamstreek en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- (in elk geval) zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] ge(tong)zoend;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2016 tot en met 31 maart 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland en/of in Gochness, in elk geval in Duitsland,
meerdere malen
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, althans met zijn, verdachtes, tong over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- met zijn, verdachtes, mond en/of tong en/of hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de hand(en) en/of vinger(s) te betasten in/bij/aan de vagina en/of tussen/bij/aan de schaamlippen, althans bij/aan de schaamstreek;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2007 tot en met 31 maart 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland, en/of in Gochness, in elk geval in Duitsland,
meerdere malen
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- met zijn, verdachtes, tong over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- met zijn, verdachtes, mond en/of tong en/of hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de hand(en) en/of vinger(s) te betasten bij/aan de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- (in elk geval) zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] ge(tong)zoend;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 31 maart 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland,
(telkens) zijn eigen kind, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004),
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voernoemde [slachtoffer 1] te tonen en/of zich af te trekken en/of te ejaculeren en/of overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
(artikel 248d Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 03 maart 2013 tot en met 03 december 2017, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland,
(telkens) [slachtoffer 2] (geboren op 03 maart 2005),
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voernoemde [slachtoffer 2] te tonen en/of zich af te trekken en/of te ejaculeren en/of overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 2]
en/of door diens dochter [slachtoffer 1] opdracht te geven zichzelf ten overstaan van voornoemde [slachtoffer 2] met de hand(en) en/of vinger(s) te betasten bij/aan de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek;
(artikel 248d Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(betreft 01/068701-20, waarvoor een machtiging ex art. 255 lid 4 Sv is afgegeven)
T.a.v. feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 16 februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland, en/of in Gochness, in elk geval in Duitsland,
meerdere malen
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of
- (in elk geval) zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 3] ;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(betreft 01/860263-18, waarvoor een machtiging ex art. 255 lid 4 Sv is afgegeven)
T.a.v. feit 7:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 16 februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland, en/of in Gochness, in elk geval in Duitsland,
meerdere malen
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of
- (in elk geval) zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 3] ;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(betreft 01/860263-18, waarvoor een machtiging ex art. 255 lid 4 Sv is afgegeven)
T.a.v. feit 8:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 16februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval inNederland,(telkens) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2009),waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze deleeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aanzijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijnvan seksuele handelingen,door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voernoemde [slachtoffer 3]te tonen en/of zich af te trekken en/of te ejaculerenen/of overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 3];
(artikel 248d Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek vanStrafrecht)(betreft 01/860263-18, waarvoor een machtiging ex art. 255 lid 4 Sv isafgegeven)
T.a.v. feit 9:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 31augustus 2015, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval inNederland,met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2007,die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,terwijl voornoemde [slachtoffer 4] een minderjarige was die aan zijn,verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uitof mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaamvan voornoemde [slachtoffer 4] ,hebbende verdachte (telkens)- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die[slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of deschaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 4]betast/aangeraakt;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek vanStrafrecht)subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31augustus 2015, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval inNederland,met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2007,die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,terwijl voornoemde [slachtoffer 4] een minderjarige was die aan zijn,verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,(telkens) buiten echt,(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,hebbende verdachte (telkens)met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of deschaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 4]betast/ aangeraakt;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht, artikel 248 lid 2 Wetboek vanStrafrecht)
T.a.v. feit 10:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 juni 2019 tot en met 09 juli 2019 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland,
met een technisch hulpmiddel, te weten te weten met behulp van opnameapparatuur, althans een apparaat geschikt voor het maken van audio opnames,
(een) gesprek(ken) dat/die in een woning, gelegen aan de [adres] , werd(en) gevoerd,
opzettelijk
zonder dat hij deelnemer aan dat/die gesprek(ken) was en anders dan in opdracht van een/de deelnemer(s) aan dat gesprek,
heeft opgenomen;
(artikel 139a Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op vrijdag 1 juli 2022 werd vanuit de GGZ Oost-Brabant door de behandelaar
van de 17 jarige cliënt [slachtoffer 1] telefonisch contact opgenomen met de afdeling zeden van de Dienst Regionale Recherche Oost-Brabant. Tijdens dit gesprek stond de telefoon op meeluisteren en werd het gesprek overgenomen door de bij het telefoongesprek aanwezige [slachtoffer 1] . Zij vertelde dat ze tot haar 12e jaar seksueel misbruikt was door haar vader, [verdachte] (hierna: verdachte) in hun woning aan de [adres] te Beek en Donk, waar ze inmiddels niet meer verbleef. [slachtoffer 1] gaf aan haar hele verhaal te willen doen over het misbruik door haar vader en verzocht een gesprek. Volgens [slachtoffer 1] was er op seksueel gebied van alles gebeurd behalve dat ze gepenetreerd zou zijn met zijn penis.
Tijdens het telefoongesprek bleek uit de politiesystemen dat in 2019 door een vriendin van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 2] ), aangifte was gedaan van seksueel misbruik gepleegd door verdachte. Tijdens haar aangifte vertelde [slachtoffer 1] hierover dat ze destijds ook met de politie had gesproken, maar dat ze onder druk van haar ouders geen openheid van zaken had durven geven en toen gezegd had dat er niets was gebeurd. Verder bleek uit het verhaal van [slachtoffer 1] dat een vriendin van haar zusje [persoon 1] , [slachtoffer 3] , eerder bij de politie ook aangifte had gedaan van seksueel misbruik. Daarnaast kwam uit het onderzoek naar voren dat er sprake was van een vierde slachtoffer, [slachtoffer 4] , die tot op dat moment nog geen aangifte of melding had gedaan. De zaken voortkomend uit de eerdere meldingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleken destijds te zijn geseponeerd. Met machtiging van de rechter-commissaris (op grond van artikel 255 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering) zijn deze zaken heropend en opgenomen in onderhavige zaak.
Verdachte wordt thans beschuldigd van 9 zedenmisdrijven (
feiten 1 t/m 9) bestaande uit het in verschillende perioden seksueel binnendringen van zowel zijn dochter [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , het plegen van ontucht met hen en het seksueel corrumperen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Daarnaast wordt verdachte beschuldigd van het heimelijk opnemen van communicatie met een technisch hulpmiddel (
feit 10).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden op grond van de betrouwbaar te achten verklaringen van de slachtoffers - die elkaar ook over en weer ondersteunen - en de aanwezigheid van voldoende steunbewijs.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is op de in de pleitnota vermelde gronden vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 tot en met 9. Kort gezegd komt het verweer van de raadsman er op neer dat de verklaringen van de aangeefsters/slachtoffers onbetrouwbaar zijn en niet, althans onvoldoende, worden gesteund door overig bewijs. Ten aanzien van feit 10 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en aangevoerd dat geen straf dient te volgen indien dit feit bewezen wordt verklaard.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van de bewijsbijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
Juridisch kader.
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zedendelicten gepleegd over een langere periode en jegens meerdere slachtoffers. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat bij bijna alle verweten misbruikhandelingen aan de orde. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige (in deze zaak de slachtoffers) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Voor een bewezenverklaring is daarnaast vereist dat de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen onverminderd de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de hem verweten feiten heeft begaan.
Het bewijsminimum, vereist voor de bewezenverklaring, mag overigens niet worden verward met het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers, hetgeen hiervan volledig los staat. De betrouwbaarheid zegt enkel iets over het waarheidsgehalte van die verklaring. Bij het beoordelen van de getuigenverklaringen dient behoedzaamheid te worden betracht. In het algemeen geldt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen - of later worden aangevuld - maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, de leeftijd van het slachtoffer, door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank zal hierna steeds per aangeefster/slachtoffer en indachtig de hiervoor aangehaalde uitgangspunten de feiten 1 t/m 9 bespreken en tot slot feit 10.
Feiten 1 t/m 4, slachtoffer [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 1 t/m 4 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna bij de bewezenverklaring vermeld. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijs. [slachtoffer 1] verklaart consistent, voldoende gedetailleerd en naar het zich laat aanzien zonder overdrijvingen over waar en wanneer het misbruik heeft plaatsgevonden en waaruit het misbruik bestond. Zij beschrijft diverse concrete handelingen en voorvallen gedetailleerd en deze beschrijvingen tonen overeenkomsten met hetgeen de andere slachtoffers verklaren over de wijze waarop het misbruik plaatsvond en de woorden die verdachte daarbij gebruikte (‘kriebelen’, ‘over het bolletje wrijven, dan kun je beter slapen’). Ook is [slachtoffer 1] duidelijk over wat er niet is gebeurd: er heeft geen penetratie in de vagina plaatsgevonden omdat dat niet lukte. Dit alles draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] pas vier jaar na het einde van het misbruik aangifte heeft gedaan, zeer jong was ten tijde van het begin van het misbruik en over sommige gebeurtenissen veel uitvoeriger heeft verklaard dan over andere, zoals door de raadsman is aangevoerd, geeft naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding de verklaringen van [slachtoffer 1] in twijfel te trekken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij vrijwel dagelijks seksueel is misbruikt door haar vader vanaf zolang als zij zich kan herinneren tot aan het moment dat [slachtoffer 3] , een vriendinnetje van haar jongere zusje [persoon 1] , zich bij de politie heeft gemeld. Verdachte kwam ’s nachts bij haar om over haar rug te kriebelen en ging dan met zijn handen/vingers via haar buik naar/over haar vagina, haar clitoris en tussen haar schaamlippen. Ook likte hij over haar clitoris en probeerde hij zijn vinger(s) in haar vagina te duwen. Dit laatste gebeurde ook tijdens het zwemmen. Verder heeft zij verklaard dat verdachte haar een keer getongzoend heeft en zich eenmaal door haar heeft laten aftrekken. In het bijzijn van haar vriendinnetje [slachtoffer 2] trok verdachte zichzelf af, moest [slachtoffer 1] bij zichzelf voordoen hoe zij zichzelf kon bevredigen en moesten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar verdachte kijken terwijl hij zichzelf aftrok. Het seksueel misbruik vond plaats wanneer [slachtoffer 1] thuis in haar bed lag, in het zwembad in Duitsland, op vakantie in Eersel en wanneer zij bij verdachte op schoot zat.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaring van haar moeder, de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en in hetgeen door de politie in een proces-verbaal van bevindingen is vastgelegd omtrent de uitlatingen van de jongere zus van [slachtoffer 1] , [persoon 1] . De moeder van [slachtoffer 1] , getuige [getuige 1/moeder van slachtoffer 1] , heeft toen [slachtoffer 1] vier jaar oud was gezien dat [slachtoffer 1] “onder” iets aan het doen was, waarbij [slachtoffer 1] op de vraag van wie ze dat had haar moeder heeft geantwoord “van papa”. Ook heeft getuige [getuige 1/moeder van slachtoffer 1] verklaard dat [slachtoffer 1] haar zeker vijf maal over het misbruik heeft verteld. [slachtoffer 1] heeft hierbij o.a. verteld dat verdachte met zijn vinger in haar ( [slachtoffer 1] ’s) vagina had proberen te gaan, dat verdachte zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had afgetrokken en dat [slachtoffer 1] bang was dat verdachte ’s nachts bij haar ( [slachtoffer 1] ) zou komen. Getuige [getuige 1/moeder van slachtoffer 1] heeft verdachte eenmaal ’s nachts bij [slachtoffer 1] zien zitten terwijl haar rug ontbloot was. Op de vraag wat hij aan het doen was zei verdachte dat [slachtoffer 1] gekriebeld wilde worden hetgeen getuige [getuige 1/moeder van slachtoffer 1] vreemd vond omdat [slachtoffer 1] sliep. Verdachte heeft daarop niet gereageerd en liep weg. Verder vindt de aangifte steun in de verklaring van [slachtoffer 4] . Enkele dagen nadat zij was misbruikt in haar spleetje door verdachte en daarover reeds had verteld tegen haar moeder, was [slachtoffer 1] aanwezig bij een gesprek tussen haar en haar moeder hierover. [slachtoffer 1] reageerde op dit gesprek met de opmerking dat dit bij haar ook was gebeurd en dat dit heel haar leven al gebeurde, waarna [slachtoffer 1] begon te huilen omdat ze toen pas besefte dat het niet normaal was.
De aangifte van [slachtoffer 1] vindt tevens in belangrijke mate steun in de aangifte die door [slachtoffer 2] is gedaan. Beide verklaringen steunen elkaar over en weer. Zo vertellen beide slachtoffers dat verdachte zichzelf aftrok in het bijzijn van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] in opdracht van verdachte aan [slachtoffer 2] moest voordoen hoe zij zichzelf kon bevredigen door het aanraken van haar geslachtsdeel. Ook verklaren beiden over een voorval op de camping waarbij verdachte zich aftrok en over gezamenlijk douchen met verdachte. De rechtbank acht (zoals hierna bij de bespreking van feit 5 nader wordt toegelicht) ook de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar.
Pleegperiode feiten 1 t/m 4.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik heeft plaatsgevonden vanaf zolang als zij zich kan herinneren. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 1/moeder van slachtoffer 1] dat [slachtoffer 1] vier jaar was toen zij [slachtoffer 1] “onder” iets zag doen en [slachtoffer 1] , op de vraag van wie [slachtoffer 1] dat had, zei dat ze dat van papa had, stelt de rechtbank de begindatum van de pleegperiode van feit 1 en feit 3 vast op 14 november 2008. Aangeefster was toen immers vier jaar oud. Met betrekking tot feit 4 stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar alles voordeed onder het mom van seksuele voorlichting. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] seksuele voorlichting heeft gegeven vanaf dat zij 7 jaar was. Op grond hiervan bepaalt de rechtbank het begin van de pleegperiode van feit 4 op [geboortedatum 2] 2011, het moment dat [slachtoffer 1] 7 jaar werd.
Bij het bepalen van de einddatum van de pleegperiode van feit 2, feit 3 en feit 4 gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 1] inhoudende dat het seksueel misbruik eindigde in de periode dat [slachtoffer 3] aangifte deed bij de politie. Uit het dossier blijkt dat deze aangifte op 20 februari 2018 is opgenomen. De rechtbank stelt daarom de einddatum van de pleegperiodes van feit 2, feit 3 en feit 4 vast op 1 maart 2018.
Seksueel binnendringen.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat het seksueel misbruik mede bestond uit het seksueel binnendringen zoals bedoeld in artikel 244 Sr en 245 Sr. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt onder seksueel binnendringen niet enkel verstaan het penetreren van de vagina met de penis maar valt elke vorm van seksueel binnendringen onder de reikwijdte van artikel 244 Sr (en ook 245 Sr). Het is daarbij niet relevant of verdachte bij de desbetreffende handelingen seksuele gevoelens heeft gehad en ook niet of [slachtoffer 1] bij het ondergaan van die handelingen seksuele gevoelens heeft ervaren.
De schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen en vast staat dat verdachte zowel met zijn vinger(s) als met zijn tong tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat dit seksueel binnendringen zowel voordat [slachtoffer 1] de leeftijd van twaalf jaren had bereikt (
feit 1) als daarna (
feit 2) heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het al plaatsvond toen zij nog op de basisschool zat en dat zij zich dit herinnert omdat haar vriendinnetje [persoon 2] daar een keer bij was en zij [persoon 2] na de basisschool niet meer zag. Hiermee maakt [slachtoffer 1] haar verklaring specifiek en herleidbaar. Ook volgt het uit hetgeen [slachtoffer 1] verklaart over wat ze weet van wat er gebeurd zou zijn met [slachtoffer 4] . [slachtoffer 1] verklaart dat zij ongeveer 10 jaar was toen ze [slachtoffer 4] hoorde zeggen dat verdachte aan haar ( [slachtoffer 4] ’s) spleetje had gezeten. Dit sluit aan bij de aangifte betreffende [slachtoffer 4] van seksueel misbruik in augustus 2015.
Dat het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] ook nadat zij de twaalfjarige leeftijd had bereikt nog heeft plaatsgevonden volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat het misbruik bijna elke avond plaatsvond, dat het steeds op dezelfde manier ging, dus dat verdachte hierbij met zijn vingers naar haar vagina ging en dat het ook de laatste keer (de rechtbank begrijpt: na de aangifte door [slachtoffer 3] ) hetzelfde gegaan is.
Feit 5, slachtoffer [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar op grond van de grote hoeveelheid details, het nauwkeurig benoemen van de periode en plaatsen waar het misbruik heeft plaatsgevonden, het benoemen van afzonderlijke incidenten en de consistentie waarmee zij heeft verklaard.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte terwijl zij bij [slachtoffer 1] logeerde met hen porno keek, aan haar vroeg of ze dit ook wilde, zichzelf aftrok en tegen haar zei dat ze beter zou kunnen slapen als ze over dat bolletje bij haar vagina zou wrijven. [slachtoffer 1] moest dat vervolgens aan [slachtoffer 2] voordoen. Daarnaast verklaart [slachtoffer 2] dat zij samen met verdachte en [slachtoffer 1] naakt moest douchen toen ze samen op vakantie waren en dat verdachte zich ook tijdens die vakantie in haar bijzijn heeft afgetrokken.
De verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in en wordt bevestigd door de (hiervoor reeds betrouwbaar geachte) verklaring van [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] met betrekking tot [slachtoffer 2] niet consequent heeft verklaard zoals door de raadsman is aangevoerd acht de rechtbank onvoldoende om de verklaring van [slachtoffer 1] als onbruikbaar steunbewijs te beschouwen. [slachtoffer 1] heeft uitgelegd dat zij in 2019 heeft ontkend dat er iets was voorgevallen omdat zij onder druk werd gezet door haar ouders, welke uitleg op de rechtbank betrouwbaar overkomt. De rechtbank ziet evenmin aanwijzingen voor de suggestie van de raadsman dat [slachtoffer 1] enkel verklaart over wat ze van [slachtoffer 2] heeft gehoord. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] verklaren op eigen wijze en met specifieke details over onder andere het incident waarbij verdachte zichzelf aftrok in het bijzijn van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en waarbij [slachtoffer 1] in opdracht van verdachte aan [slachtoffer 2] moest voordoen hoe zij zichzelf kon bevredigen door het aanraken van haar geslachtsdeel. Ook bevestigt [slachtoffer 1] dat er tijdens de vakantie op de camping een voorval was waarbij verdachte zichzelf aftrok en dat er iets is gebeurd tijdens het douchen. [slachtoffer 1] weet niet meer precies hoe dat douchen verlopen is maar bevestigt wel dat er werd gedoucht. De rechtbank acht feit 5 dan ook wettig en overtuigend bewezen, als ook dat het misbruik plaatsvond terwijl [slachtoffer 2] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.
Feiten 6 t/m 8, slachtoffer [slachtoffer 3] .
Slachtoffer [slachtoffer 3] is zowel in 2018 als in 2023 in verband met haar jeugdige leeftijd in de studio verhoord. Uit beide verbatim verslagen van deze verhoren blijkt dat zij in grote lijnen overeenkomstig verklaart en dat deze verklaringen weer overeenkomen met haar eerste onthulling aan haar moeder, waarvan filmopnames zijn gemaakt die in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] worden beschreven. De verklaringen van [slachtoffer 3] zijn consistent en gedetailleerd. De rechtbank beschouwt deze als authentiek mede door de wijze waarop [slachtoffer 3] in 2018 in het studioverhoor de handelingen van verdachte uitbeeldt. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 3] dan ook betrouwbaar. Dat zij in haar tweede studioverhoor details heeft verteld die zij eerder niet heeft verteld, zoals door de raadsman is opgemerkt, maakt dit niet anders.
Tijdens de studioverhoren heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte zijn piemel heeft laten zien aan haar en [persoon 1] (de jongste dochter van verdachte), dat hij zijn vinger in haar spleetje heeft gedaan, dat hij over haar vagina heeft gekriebeld, dat hij aan haar en [persoon 1] ’ vagina heeft gevoeld en gewreven, dat hij haar hand naar zijn piemel heeft gebracht en dat hij in zijn piemel heeft geknepen waarna er vocht uit kwam. [slachtoffer 3] heeft hierbij verklaard dat ze wist dat de vingers van verdachte in haar vagina gingen omdat zij dat voelde en dat dit vaker gebeurde.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Hierbij acht de rechtbank, naast de aangifte door haar moeder en het proces-verbaal waarin de filmopnames worden beschreven, met name van belang dat [persoon 1] zowel op beeld als tijdens haar studioverhoor heeft bevestigd dat zij in hun woning samen met haar vader en [slachtoffer 3] op bed heeft gelegen. [persoon 1] heeft in 2018 over het misbruik niet willen verklaren en in 2022 verklaard dat haar vader haar heeft aangeraakt op plekken waar ouders hun kinderen niet zouden moeten aanraken en dat het “toen tijdens [slachtoffer 3] ook is gestopt”. [persoon 1] heeft niet verder willen verklaren. Daarnaast is sprake van overeenkomsten in de modus operandi in de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] over de aard van het misbruik. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op momenten dat [slachtoffer 3] aan zijn zorg was toevertrouwd zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen en ontucht bij [slachtoffer 3] door zijn vingers tussen de schaamlippen te brengen en de schaamlippen/schaamstreek van [slachtoffer 3] aan te raken. Ook heeft hij [slachtoffer 3] zijn geslachtsdeel laten betasten en heeft hij haar porno getoond en zich in haar bijzijn afgetrokken. [slachtoffer 3] was ten tijde van het plegen van de feiten 7 à 8 jaar oud.
Feit 9, slachtoffer [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in augustus 2015 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 4] (
feit 9 primair) door zijn vingers tussen de schaamlippen te duwen/brengen en met zijn handen/vingers over de vagina/schaamlippen/schaamstreek van [slachtoffer 4] te gaan, terwijl zij in de tent in de tuin van verdachte aan het logeren was. [slachtoffer 4] was op dat moment 7 jaar oud. De verklaring van [slachtoffer 4] is gedetailleerd en consistent en wordt daarom betrouwbaar geacht. De verklaring van [slachtoffer 4] wordt ondersteund door de aangifte van de moeder van [slachtoffer 4] en door hetgeen de moeder van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] verklaren over het gesprek dat kort erna in de tuin plaatsvond. Tijdens dit gesprek vertelde [slachtoffer 1] dat hetzelfde haar ook overkomen was.
Feit 10.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaring van verdachte en de op de telefoon van verdachte aangetroffen notitie waarin uitgewerkte audiofragmenten zijn te lezen (proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de OnePlus telefoon van verdachte). Verdachte heeft erkend dat hij geluidsopnamen heeft gemaakt waarop zijn dochter [slachtoffer 1] en haar toenmalige vriend te horen waren en dat hij deze geluidsbestanden heeft beluisterd en uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 14 november 2008 tot en met 13 november 2016, in Nederland en in Duitsland,
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong over de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de vinger(s) te betasten in/bij/aan de vagina en/of tussen/bij/aan de schaamlippen, en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] getongzoend;
T.a.v. feit 2:
in de periode van 14 november 2016 tot en met 1 maart 2018, in Nederland en in Duitsland,
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong over de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de vinger(s) te betasten in/bij/aan de vagina en/of tussen/bij/aan de schaamlippen, en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] getongzoend;
T.a.v. feit 3:
in de periode van 14 november 2008 tot en met 1 maart 2018, in Nederland, en in Duitsland,
met zijn eigen kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong over de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- die [slachtoffer 1] opdracht gegeven zichzelf met de vinger(s) te betasten in/bij/aan de vagina en/of tussen/bij/aan de schaamlippen, en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] getongzoend;
T.a.v. feit 4:
in de periode van 14 november 2011 tot en met 1 maart 2018, in Nederland,
(telkens) zijn eigen kind, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004),
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voernoemde [slachtoffer 1] te tonen en zich af te trekken en te ejaculeren en overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
T.a.v. feit 5:
in de periode van 03 maart 2013 tot en met 03 december 2017, in Nederland,
(telkens) [slachtoffer 2] (geboren op 03 maart 2005),
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen en zich af te trekken en te ejaculeren en overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 2] en door diens dochter [slachtoffer 1] opdracht te geven zichzelf ten overstaan van voornoemde [slachtoffer 2] met de vinger(s) te betasten bij/aan de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek;
T.a.v. feit 6:
in de periode van 01 januari 2017 tot en met 16 februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, en in Duitsland,
meerdere malen
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en
- zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 3] ;
T.a.v. feit 7:
in de periode van 01 januari 2017 tot en met 16 februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, en in Duitsland,
meerdere malen
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en
- zijn geslachtsdeel met de hand laten betasten door die [slachtoffer 3] ;
T.a.v. feit 8:
in de periode van 01 januari 2017 tot en met 16februari 2018, te Beek en Donk, gemeente Laarbeek (telkens) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2009),waarvan verdachte wist dat deze deleeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aanzijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,(telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijnvan seksuele handelingen,door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote penis aan voernoemde [slachtoffer 3]te tonen en zich af te trekken en te ejaculerenen overige seksuele handelingen te tonen aan voornoemde [slachtoffer 3];
T.a.v. feit 9:
in de periode van 01 augustus 2015 tot en met 31 augustus 2015,
te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2007,die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,terwijl voornoemde [slachtoffer 4] een minderjarige was die aan zijn,verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,handelingen heeft gepleegd, die mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] ,hebbende verdachte- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die[slachtoffer 4] geduwd/gebracht en
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of deschaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 4]betast/aangeraakt;
T.a.v. feit 10:
op tijdstippen in de periode van 03 juni 2019 tot en met 09 juli 2019 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
met een technisch hulpmiddel, te weten te weten met behulp van opnameapparatuur,
gesprekken die in een woning, gelegen aan de [adres] , werden gevoerd,
opzettelijk
zonder dat hij deelnemer aan die gesprekken was en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek, heeft opgenomen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie zijn de volgende straf en maatregelen gevorderd:
  • een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging; en
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Door de officier van justitie is hierbij aangevoerd dat, indien en voor zover de rechtbank géén TBS-maatregel oplegt, de op te leggen gevangenisstraf substantieel hoger dient te zijn.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de raadsman bepleit dat, gelet op het door hem gevoerde vrijspraakverweer voor de feiten 1 t/m 9, bij een veroordeling geen verdere straf dient te volgen. Indien wel een bewezenverklaring volgt dient een TBS- maatregel, die dient te worden beschouwd als het ultimum remedium, achterwege te blijven nu er geen deugdelijk advies van deskundigen ligt die een dergelijke maatregel noodzakelijk achten. De vordering van de officier van justitie om de TBS-maatregel op te leggen is daarnaast onvoldoende onderbouwd, zowel ten aanzien van de stoornis als ten aanzien van het recidiverisico. De overgelegde rapportages bieden die onderbouwing in ieder geval niet. Daarnaast blijkt nergens uit dat er sinds 2018 nog enig vergelijkbaar delict is voorgevallen en ook om die reden wordt niet voldaan aan het gevaarscriterium. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen zodat verdachte kan laten zien dat hij zich kan onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zijn oudste dochter vanaf zeer jonge leeftijd en gedurende de lange periode van bijna 10 jaar seksueel misbruikt. Het seksueel misbruik bestond uit het seksueel binnendringen vanaf een zeer jonge leeftijd, ontucht en het corrumperen van een minderjarige en vond volgens [slachtoffer 1] vrijwel dagelijks plaats. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie van zijn dochter. Het misbruik vond met name in het ouderlijk huis plaats, een plek die voor kinderen juist veilig hoort te zijn. Verdachte heeft zich daarin geheel laten leiden door zijn eigen behoeftes en heeft zijn dochter daardoor een vrije en onbezonnen jeugd afgenomen. Hoe ernstig de gevolgen voor zijn dochter zijn geweest en nog steeds zijn, blijkt uit haar aangrijpende slachtofferverklaring die zij op de zitting door haar raadsvrouw heeft laten voorlezen. Daarnaast heeft verdachte drie vriendinnetjes van zijn beide dochters aan vergelijkbaar zeer ernstig seksueel misbruik blootgesteld. Dit misbruik vond plaats op momenten die voor die vriendinnetjes juist leuk hadden moeten zijn zoals tijdens het logeren of spelen bij verdachte thuis of tijdens het zwemmen. Dit misbruik vond ook plaats op momenten en met slachtoffers zoals het verdachte op dat moment uitkwam. Als de slachtoffers aangaven dat zij iets niet leuk vonden, dan leek verdachte zich op geen enkele wijze te bekommeren om de gevoelens van die slachtoffers maar was verdachte vooral bezig met het voorkomen dat die slachtoffers iets aan een andere volwassene zouden doorvertellen.
Verdachte heeft de lichamelijke en daardoor ook geestelijke integriteit van de slachtoffers op ernstige wijze geschonden en het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van jonge minderjarigen bij hen tot ernstige psychische schade en tot een verstoring van de eigen seksuele ontwikkeling kan leiden. Het gebeurde heeft echter niet alleen een grote impact gehad op het slachtoffers, maar ook op hun naaste omgeving. Bovendien staat vast dat dergelijke feiten in de samenleving in het algemeen gevoelens van afschuw oproepen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt bovendien dat de ontkennende houding van verdachte heeft bijgedragen aan het vergroten van het leed van de slachtoffers.
Daarnaast vindt de rechtbank het onbegrijpelijk dat verdachte – een volwassen man met kinderen, zonder aantoonbare psychosociale problemen – de ernst van de vele (zowel in aantal als in duur) strafbare feiten die hij heeft gepleegd niet lijkt in te (willen) zien. Illustratief is in dit verband dat verdachte zowel tijdens zijn verhoren als op zitting benoemt dat alle slachtoffers de aantijgingen hebben verzonnen, dat ze aandacht zoeken, problemen hebben, een complot tegen hem vormen, boos op hem zijn (en hij niet weet waarom) en dat ook hun ouders liegen. Uit het dossier volgt ook dat verdachte jegens de (groot)ouder(s) van de slachtoffers (uitgezonderd [slachtoffer 1] ) wraakacties heeft ondernomen. Als [slachtoffer 1] ter zitting in huilen uitbarst toont verdachte geen enkele compassie of gevoelens van spijt en lijkt dit hem niets te doen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, alles buiten zichzelf plaatst, daarmee het leed voor de slachtoffers alleen maar vergroot en zich uitsluitend bekommert om de gevolgen die de strafzaak voor hem hebben.
De persoon van verdachte.
Kijkend naar de persoon van verdachte constateert de rechtbank dat verdachte niet eerder werd veroordeeld. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten van psychiatrisch onderzoek en psychologisch onderzoek en op de inhoud van het reclasseringsadvies.
Op 1 december 2022 heeft de psychiater [psychiater 1] samen met psychiater in opleiding [psychiater 2] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt het volgende:
Er wordt voldaan aan voldoende criteria om te spreken van een autismespectrumstoornis, een diagnose die bovendien reeds is gesteld door het Regionaal Autisme Centrum in 2019.Een aantal symptomen en gedragingen is minder goed direct verklaarbaar vanuit de diagnose autismespectrumstoornis. Door partner wordt gesproken over het “inspelenop de gevoelens van de ander”. Door betrokkene zelf wordt omschreven dat hij er behoefte aan heeft in de aandacht te staan. Conflicten met autoriteiten lopen als een rode draad door de levensgeschiedenis van betrokkene. Dit zijn kenmerken die als deel van de persoonlijkheid van betrokkene beschouwd kunnen worden, maar ook kunnen passen bij de ASS. Gezien er vanuit deze patronen geen sprake is van significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige leven, kan er niet worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis. Wel kan er gesproken worden van persoonlijkheidstrekken, bovenop de beperkingen die voortkomen uit de autismespectrumstoornis.Betrokkene stelt te vallen op volwassen vrouwen. Hij ontkent seksuele interesses voor kinderen, dieren, mensen van een ander geslacht, objecten of handelingen waarinmacht of dominantie een rol spelen. Betrokkene geeft aan hier weinig over te kunnen spreken omdat hij nooit heeft geleerd om open over seksualiteit te spreken. Een seksuele stoornis kan daarom niet worden vastgesteld.Betrokkene is een ontkennende verdachte met een autismespectrumstoornis waardoor er bij hem sprake is van een beperkte sociale afstemming en een verminderde empathie voor de gevoelswereld van de ander. Met betrokkene kon niet worden gesproken over zijn gedachten, gevoelens en gedragingen in de aanloop naar en tijdens het tenlaste gelegde. Een doorwerking vanuit de vastgestelde stoornis in het ten laste gelegde kan daarom niet worden vastgesteld of uitgesloten.Concluderend kunnen rapporteurs geen verband uitsluiten of aantonen tussen de vastgestelde diagnose en het ten laste gelegde. Rapporteurs kunnen ook geen uit-spraak doen over de vraag of en in hoeverre het ten laste gelegde (indien bewezen) aan betrokkene toegerekend zou moeten worden.Gezien betrokkene het ten laste gelegde ontkent, kan er geen betrouwbare inschatting worden gemaakt ten aanzien van het risico op recidive. Er kan geen verband worden aangetoond tussen de vastgestelde stoornis en het ten laste gelegde. Hierom onthouden rapporteurs zich van adviezen over eventuele interventies of over een juridisch kader waarbinnen deze zouden kunnen worden uitgevoerd.
Op 18 januari 2023 heeft de psycholoog [psycholoog] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Door de psycholoog wordt het volgende gesteld:
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van een stoornis in het autismespectrum. Betrokkene ontkent consequent alle handelingen, seksuele gevoelens en gedachten over seks met meisjes. Een pedofiele stoornis kan thans dan ook niet worden vastgesteld. Echter kan een pedofiele stoornis niet worden uitgesloten; bij een bewezenverklaring van de feiten zou betrokkene kunnen voldoen aan de criteria van een pedofiele stoornis.Betrokkene ontkent het tenlastegelegde volledig. Bij een bewezenverklaring betekent dat dat er geen zicht is gekregen op het delictscenario, op betrokkenes afwegingen, zijn beleving,waarneming en gedachten. Er is geen zicht gekregen op een eventueel verband tussen vastgestelde stoornissen en de tenlastegelegde feiten. Een advies over de mate van toerekenen kan dan ook niet gegeven worden.Nu er geen uitspraak gedaan kan worden over de mate van doorwerking noch een advies gegeven kan worden over de mate van toerekenen, en nu er evenmin een volledige risicotaxatie kon worden opgesteld, komt ondergetekende niet tot een behandeladvies.
De rechtbank stelt op grond van de rapporten vast dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het autismespectrum, dat de mate van doorwerking van deze stoornis niet kon worden vastgesteld, dat een seksuele (pedofiele) stoornis niet kon worden vastgesteld en dat evenmin een uitspraak kon worden gedaan over het recidiverisico. De psychiater en psycholoog hebben zich bij deze stand van zaken onthouden van adviezen over eventuele interventies en over het juridisch kader waarbinnen deze zouden kunnen worden uitgevoerd, mede omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent. Ook de reclassering heeft in haar advies van 25 april 2023 gesteld op grond van de beschikbare informatie niet te kunnen adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn omdat het onvoldoende mogelijk is een uitgebreide risicotaxatie af te nemen. Evenmin is door de reclassering in te schatten of toezicht bij de reclassering met een behandelverplichting uitvoerbaar is of dat een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr van toepassing zou kunnen zijn. Een dergelijke maatregel biedt, aldus de reclassering, in ieder geval de mogelijkheid om verdachte in de toekomst in beeld te houden.
De op te leggen straf en/of maatregel.
Door de officier van justitie is, behalve een gevangenisstraf en oplegging van een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel, de oplegging van een TBS-maatregel gevorderd. Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij op grond van standaarden van de GGZ wel komt tot de vaststelling dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis en dat zij een hoog recidiverisico ziet op grond van de aard en ernst van de delicten die langdurig jegens meerdere slachtoffers zijn gepleegd en de moeilijke behandelbaarheid en kenmerken van een autismespectrumstoornis. De destijds (nog) aanwezige beschermende factoren hebben verdachte er bovendien niet van weerhouden de delicten te plegen. Nu verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn delictgedrag acht de officier van justitie de hoogst mogelijke maatregel ter beveiliging van de maatschappij passend.
Teneinde een TBS-maatregel te kunnen opleggen is vereist dat ten tijde van het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, oplegging van de TBS-maatregel eist. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit laatste niet worden vastgesteld, nu de deskundigen of de reclassering in het geheel geen inschatting hebben kunnen doen van het gevaar voor herhaling en verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten werd veroordeeld. Hierbij weegt de rechtbank mee dat voor zover de rechtbank bekend er geen aanwijzingen zijn waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich ná 2018 nog aan vergelijkbare strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Verder is van belang dat bij verdachte weliswaar een stoornis is vastgesteld (een autismespectrumstoornis) maar dat niet duidelijk is geworden in hoeverre deze stoornis een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de delicten. Weliswaar heeft de deskundige [psycholoog] gerapporteerd dat een pedofiele stoornis niet kan worden uitgesloten aldus dat bij een bewezenverklaring van de feiten verdachte zou kunnen voldoen aan de criteria hiervoor, maar zij heeft niet geadviseerd in dat geval de maatregel van TBS op te leggen. Onduidelijk is ook in hoeverre de gediagnosticeerde autismespectrums van invloed is op het gevaar voor herhaling van vergelijkbare feiten terwijl ook uit de aard van de stoornis het recidiverisico voor soortgelijke feiten niet kan worden afgeleid. Het gaat onder deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank te ver om zelf een pedofiele stoornis vast te stellen zoals door de officier van justitie wordt gedaan. Met andere woorden: de rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat niet wordt voldaan aan het zgn. gevaarscriterium en zal daarom geen TBS-maatregel opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de aard en de ernst van de feiten, de lange pleegperiode, de ontkennende houding van verdachte en het feit dat de rechtbank niet zal komen tot oplegging van de TBS-maatregel, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 jaren.
De rechtbank is tevens van oordeel dat oplegging van een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aangewezen is. Met deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de gevangenisstraf gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen, indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank legt immers een gevangenisstraf op wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden. De rechtbank ziet daarom op dit moment geen aanleiding om hiernaast een contactverbod met de slachtoffers en/of locatieverbod op te leggen zoals door sommige van hen is gevraagd. Kort voordat de detentie van verdachte eindigt zal een rapport worden opgesteld met betrekking tot de eventuele noodzaak en de invulling van de gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel waarin de wenselijkheid en noodzakelijkheid van een contact- en of locatieverbod kan en zal worden betrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar nu op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden door de onder 1 t/m 4 bewezenverklaarde feiten. De onderbouwde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en de vorderingen zijn door de verdachte niet weersproken. Hierbij zal tevens de wettelijke rente worden toegekend, waarbij als ingangsdatum voor wat betreft de immateriële schade 1 maart 2018 zal worden gehanteerd en voor wat betreft de materiele schade de datum van de laatste afspraak van [slachtoffer 1] met de GGZ (18 april 2023). De wettelijke rente loopt tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 18 april 2023 voor wat betreft de materiële schade, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is door de raadsman matiging van het toe te wijzen bedrag bepleit. Het door de raadsvrouw van [slachtoffer 2] ingebrachte voorbeeld is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten een materiële schadevergoeding van € 50,76 en een immateriële schadevergoeding van € 3.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 7 maart 2023 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 3 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op de in de vordering beschreven en onderbouwde gevolgen die het bewezenverklaarde voor [slachtoffer 2] heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe worden toegekend, komt het toegekende bedrag van € 3.500,00 de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de meer gevorderde immateriële schade. [slachtoffer 2] kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van [slachtoffer 2] tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2023 voor wat betreft de materiële schade en vanaf 3 december 2017 voor wat betreft de immateriële schade, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade en reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is door de raadsman afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring bepleit voor zover het de gevorderde studievertraging betreft. De raadsman acht de vordering prematuur nu er nog geen studievertraging kan worden vastgesteld noch kan worden vastgesteld dat deze zich zeker zal voordoen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten een immateriële schadevergoeding van € 7.000,00 en een materiële schadevergoeding van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de materiele schade vanaf 1 januari 2022 (afronding therapieën) en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 16 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering in zoverre voldoende onderbouwd en de vordering wordt door verdachte op deze punten ook niet weersproken.
De rechtbank zal [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde studievertraging. Gevorderd wordt een jaar studievertraging op het VMBO, de opleiding die [slachtoffer 3] thans volgt. In een schrijven van de school wordt gesteld dat [slachtoffer 3] na dit studiejaar zal blijven zitten wanneer zij daar ingeschreven blijft, maar eigenlijk een school voor speciaal onderwijs passender wordt geacht. Op het tijdstip van het vonnis is onbekend of [slachtoffer 3] een dergelijke overstap zal maken en of dit ook zal betekenen dat zij een jaar over moet doen. Door de raadsman van de benadeelde is subsidiair bepleit het toe te wijzen bedrag vast te stellen op het normbedrag voor studievertraging tijdens de basisschool, echter over de periode van de basisschool staat vast dat geen doublure heeft plaatsgevonden. Nu niet kan worden vastgesteld op basis van de aangeleverde stukken dat er sprake is van studievertraging en ook niet dat deze zich dit schooljaar zeker zal voordoen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. [slachtoffer 3] kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 voor wat betreft de materiële schade en vanaf 16 februari 2018 voor wat betreft de immateriële schade, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade toewijsbaar is en voldoende onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd nu uit de verklaring kan worden afgeleid dat het delict beperkte gevolgen heeft gehad en de ter onderbouwing overgelegde uitspraak niet vergelijkbaar is.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten een materiële schadevergoeding van € 952,52, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2018 (beëindiging paardentherapie) en een immateriële schadevergoeding van € 2.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op de in de vordering beschreven en onderbouwde gevolgen die het bewezenverklaarde voor [slachtoffer 4] heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe worden toegekend, komt het toegekende bedrag aan immateriële schade van € 2.500,00 de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in de meer gevorderde immateriële schade. [slachtoffer 4] kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2018 voor wat betreft de materiële schade en vanaf 31 augustus 2015 voor wat betreft de immateriële schade, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38z, 57, 139a, 244, 245, 247, 248, 248d van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind
T.a.v. feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind
T.a.v. feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind
T.a.v. feit 4:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen
T.a.v. feit 5:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen
T.a.v. feit 6:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
T.a.v. feit 7:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
T.a.v. feit 8:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen
T.a.v. feit 9:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
T.a.v. feit 10:
het met een technisch hulpmiddel een gesprek dat in een woning wordt gevoerd opzettelijk zonder deelnemer aan dat gesprek te zijn en anders dan in opdracht van zulk een deelnemer opnemen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9 primair, feit 10:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 6, feit 7, feit 9 primair:
Een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 20.697,62. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 138 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 697,62 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 18 april 2023 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 1 maart 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 20.697,62, bestaande uit € 697,62 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 18 april 2023 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 1 maart 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 5:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 3.550,76. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 45 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 50,76 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 7 maart 2023 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 03 december 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 3.550,76, bestaande uit € 50,76 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 7 maart 2023 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 03 december 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6, feit 7, feit 8:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 7.250,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 71 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 250,00 materiële schade en € 7.000,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiele schade vanaf 1 januari 2022 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 16 februari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 6, feit 7, feit 8:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 7.250,00, bestaande uit € 250,00 materiële schade en
€ 7.000,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 1 januari 2022 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 16 februari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 9 primair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 3.452,50. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 44 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 952,50 materiële schade € 2.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 27 augustus 2018 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 31 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 9 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 3.452,50, bestaande uit € 952,50 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade vanaf 27 augustus 2018 en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 31 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en mr. S.J.H. van de Kant, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 24 mei 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, onderzoek OBRBC22157/Hemelboom, afgesloten d.d. 31 oktober 2022.