ECLI:NL:HR:2025:184
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Discriminatie bij aftrek specifieke zorgkosten voor ivf-behandeling door homostellen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting voor een homostel dat deelgenomen heeft aan een ivf-behandeling. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J. Berentschot, had in zijn aangifte voor het jaar 2016 kosten van $ 167.000 voor deelname aan een eiceldonatie- en draagmoederschapsprogramma opgevoerd als persoonsgebonden aftrek. De Inspecteur weigerde deze aftrek, omdat de uitgaven volgens hem niet voldeden aan de voorwaarden van de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten, aangezien er geen ziekte of invaliditeit was vastgesteld bij de belanghebbende of zijn partner.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de aftrekregeling in strijd was met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod, omdat homostellen niet dezelfde fiscale behandeling kregen als heterostellen. Het Hof stelde vast dat heterostellen na twaalf maanden onbeschermde geslachtsgemeenschap automatisch als 'ziek' worden beschouwd, terwijl dit voor homostellen niet geldt. De Hoge Raad heeft deze uitspraak echter verworpen en geoordeeld dat de wetgever een onderscheid mag maken tussen 'zieken' en 'gezonden' belastingplichtigen, en dat de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten niet in strijd is met het discriminatieverbod.
De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever een redelijke en objectieve rechtvaardiging heeft voor het onderscheid dat wordt gemaakt tussen heterostellen en homostellen in de toepassing van de aftrekregeling. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van het Hof en de Inspecteur werden bevestigd. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de fiscale behandeling van homostellen in Nederland, vooral in het kader van zorgkosten en discriminatie.