In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belanghebbende die aanspraak wilde maken op aftrek van specifieke zorgkosten in verband met uitgaven voor een ivf-behandeling. De belanghebbende, die samen met zijn levenspartner van hetzelfde geslacht een kinderwens had, had in 2016 deelgenomen aan een eiceldonatie- en draagmoederschapprogramma in de Verenigde Staten. Hij had hiervoor aanzienlijke kosten gemaakt, waarvan hij een deel als specifieke zorgkosten wilde aftrekken in zijn belastingaangifte voor het jaar 2016. De Inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrek geweigerd, omdat de uitgaven volgens hem niet in direct verband stonden met ziekte of invaliditeit, zoals vereist door de wet.
De rechtbank Gelderland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar had wel erkend dat er sprake was van een schending van het verdragsrechtelijke discriminatieverbod, omdat heterostellen in vergelijkbare situaties wel aanspraak konden maken op de aftrek. De belanghebbende stelde dat de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten in strijd was met het discriminatieverbod van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, omdat hij en zijn partner ongelijk behandeld werden ten opzichte van heterostellen.
Het Hof oordeelde dat de wetgever een onderscheid had gemaakt tussen 'zieken en gehandicapten' en 'gezonden', en dat dit onderscheid niet in strijd was met het discriminatieverbod. De wetgever had bewust gekozen om alleen uitgaven die in direct verband stonden met ziekte of invaliditeit in aanmerking te nemen voor aftrek. Het Hof concludeerde dat de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten niet in strijd was met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod, en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur werd gegrond verklaard, en de rechtbank werd vernietigd.