ECLI:NL:HR:2025:1725

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
25/02805
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet-naleving procesinleidingseisen

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor het procesverloop. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoekster in haar cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet op de voorgeschreven wijze is ingesteld, aangezien de procesinleiding niet langs elektronische weg is ingediend en niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Verzoekster heeft de mogelijkheid om deze verzuimen binnen twee weken te herstellen niet benut. De Hoge Raad concludeert dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar beroep, ongeacht haar argument dat zij geen advocaat kon vinden om de procesinleiding te ondertekenen en in te dienen. De beschikking is op 21 november 2025 gegeven en openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer25/02805
Datum21 november 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: verzoekster,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/15/336672 / FA RK 23-651 van de rechtbank Noord-Holland van 20 maart 2024;
b. de beschikking in de zaak 200.342.599/01 van het gerechtshof Amsterdam van 17 december 2024.
Verzoekster heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid

Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 397 lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook is de procesinleiding niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 397 lid 1 en 426a lid 1 Rv opnieuw in te dienen. Verzoekster heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat zij in haar beroep niet ontvankelijk is. De door verzoekster aangevoerde omstandigheid dat zij niet erin is geslaagd een advocaat bij de Hoge Raad bereid te vinden de procesinleiding te ondertekenen en in te dienen, maakt dit niet anders. [1]

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
21 november 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1605 en HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1540.