ECLI:NL:HR:2022:1605

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
22/01659
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken advocaat bij de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, die woonachtig is in een niet gespecificeerde woonplaats, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat de procesinleiding niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, zoals vereist door artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De Hoge Raad oordeelt dat het verzuim om de procesinleiding te laten ondertekenen door een advocaat niet hersteld is, aangezien de verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om dit verzuim te corrigeren. De omstandigheid dat de verzoeker geen advocaat kon vinden die bereid was de procesinleiding te ondertekenen, verandert niets aan de ontvankelijkheid. De Hoge Raad verklaart de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn beroep. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij de voorzitter H.M. Wattendorff en de raadsheren G.C. Makkink, K. Teuben en F.J.P. Lock betrokken waren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01659
Datum11 november 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker],
tegen
NAUTA DUTILH N.V.,
gevestigd te Rotterdam.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/10/591473 / HA RK 20-144 van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2020;
de beschikking in de zaak 200.290.360/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 december 2021.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De procesinleiding is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kon worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van art. 426a lid 1 Rv opnieuw in te dienen. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om dit verzuim te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk is. De door verzoeker aangevoerde omstandigheid dat hij niet erin is geslaagd een advocaat bij de Hoge Raad bereid te vinden de procesinleiding te ondertekenen en in te dienen, maakt dit niet anders. [1]

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
11 november 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4497, rov. 3.2. en HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1540.