In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 juni 2022, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De belanghebbende was vertegenwoordigd door S.M. Bothof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 22 december 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De belanghebbende heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan 12 maanden, maar minder dan 18 maanden, en heeft een schadevergoeding van € 1.500 toegekend aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade en de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is gewezen op 3 oktober 2025.