Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag van 26 juni 2024, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 451,50 per kind per maand. De moeder had verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank had het verzoek van de moeder afgewezen, maar het hof had de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, omdat het hof had geoordeeld op basis van stellingen van de moeder zonder de vader of zijn bewindvoerder de gelegenheid te geven daarop te reageren. Dit was in strijd met artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6, lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.