Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
(…)
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Afdoening
€ 16.226,--
€ 122.046,--
€ 126.150,50
6.Beslissing
27 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een vennootschap onder firma, waarbij de waardering van activa centraal staat. De eisers, die elk 25% van de vennootschap bezaten, en de verweerster, die 50% bezat, hebben in 2016 hun samenwerking beëindigd. De peildatum voor de beëindiging van de samenwerking is vastgesteld op 31 december 2017. De rechtbank Gelderland heeft in eerdere vonnissen een wijze van verdeling vastgesteld, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze vernietigd en een nieuwe verdeling vastgesteld, waarbij de eisers zijn veroordeeld tot betaling aan de verweerster van een bedrag van € 331.735,50. De Hoge Raad heeft in cassatie de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de waardering van de registergoederen en de correcties die daarop van toepassing zijn, niet correct zijn toegepast door het hof. De Hoge Raad heeft zelf de zaak afgedaan en de verdeling vastgesteld, waarbij de waarde van de registergoederen is vastgesteld op € 284.956,--, en de stille reserves zijn berekend. Uiteindelijk is de verweerster een bedrag van € 236.352,50 toegewezen, verminderd met een eerder betaald bedrag door de eisers. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie toegewezen aan de verweerster, maar de kosten in het incidentele beroep gecompenseerd.