ECLI:NL:HR:2024:92

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
23/02495
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking Hoge Raad inzake ontvankelijkheid cassatieberoep en volmachtseisen

Op 30 januari 2024 heeft de Hoge Raad een tussenbeschikking gegeven in een cassatiezaak waarbij de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klager aan de orde was. De klager, geboren in 1991, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2023. De advocaat van de klager, A.G. van der Plas, had een e-mail gestuurd naar de griffie van de rechtbank waarin zij verzocht om cassatieberoep in te stellen. De vraag was of deze e-mail voldeed aan de eisen van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker moet bevatten dat de advocaat door de verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de e-mail van de advocaat niet voldeed aan deze eisen, omdat het bericht geen expliciete verklaring bevatte dat de advocaat bepaaldelijk was gevolmachtigd en ook niet was ondertekend. Desondanks concludeerde de Hoge Raad dat de onvolkomen volmacht niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, omdat de wens van de klager om cassatie in te stellen duidelijk was. De zaak werd verwezen naar de rolzitting van 6 februari 2024, waarbij de advocaat-generaal nog niet had gereageerd op de cassatiemiddelen. De Hoge Raad hield verdere beslissingen aan tot de rolzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02495 Br
Datum30 januari 2024
TUSSENBESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2023, nummer RK 23/000525, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.1.11 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De raadsvrouw van de klager en M.W. Stoet, advocaat te ’s–Gravenhage, hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is het volgende van belang:
(i) tegen de beschikking van de rechtbank van 30 mei 2023 is volgens de cassatieakte op 14 juni 2023 cassatieberoep ingesteld door de in de akte genoemde administratief ambtenaar van de rechtbank, die daartoe gemachtigd was “blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht”;
(ii) de onder (i) bedoelde brief is een e-mailbericht van de advocaat van de klager aan de griffie van de rechtbank. Dat e-mailbericht houdt in:
“Van: Adèle van der Plas (...)
Verzonden: dinsdag 13 juni 2023 18:10
Aan: CIB (Rechtbank Oost-Brabant)
Onderwerp: Betreft beslissingen rechtbank Oost-Brabant RK-nummers: (...) 23/000523 ( [klager] )
(...)
Geachte mijnheer, mevrouw,
Hierbij verzoek ik u en machtig ik u namens mijn cliënten [klager] (...) om tegen bijgaande beslissingen van 30 mei jl. van de rechtbank Oost-Brabant met raadkamernummers (...) 23/000525 cassatieberoep in te stellen. Graag ontvang ik van de betreffende aktes kopie na het opmaken ervan.
Met dank voor de te nemen moeite,
Hoogachtend,
Adèle van der Plas
BAKKER SCHUT & VAN DER PLAS ADVOCATENKANTOOR”
2.2
Artikel 450 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt als volgt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(…)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.3.1
Een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet de verklaring bevatten van de advocaat dat hij door de verdachte of, zoals in een geval als dit, de klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2971).
2.3.2
Een e-mailbericht kan als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv tot het instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de onder 2.3.1 genoemde eis en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat (vgl. HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909 en HR 1 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1568).
2.4
Aan zowel de onder 2.3.1 als de onder 2.3.2 genoemde voorwaarde is in deze zaak niet voldaan nu de onder 2.1 weergegeven e-mail van de advocaat van de klager niet (zelf of in een bijlage) de verklaring van de advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het beroep in cassatie, en die e-mail ook niet door de advocaat is ondertekend.
2.5
Uit de omstandigheid dat namens de klager een cassatieschriftuur is ingediend door dezelfde advocaat die de onder 2.1 weergegeven e-mail aan de griffie van de rechtbank heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op twee punten onvolkomen volmacht bij het instellen van het beroep in cassatie de wens van de klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep. (Vgl. HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1212 en HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1463.)
2.6
De advocaat-generaal heeft zich nog niet uitgelaten over de cassatiemiddelen. De Hoge Raad is van oordeel dat de advocaat-generaal daartoe alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld. Met het oog daarop zal de zaak naar de rolzitting worden verwezen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 6 februari 2024;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 januari 2024.