ECLI:NL:HR:2022:1568

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
21/05015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in zaak van niet-ontvankelijkheid hoger beroep door gebrek aan schriftelijke volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat de raadsman geen geldige schriftelijke volmacht had overgelegd. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en stelt dat een e-mailbericht zonder bijlage in beginsel niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke volmacht. Echter, als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die voldoet aan de eisen en is ondertekend door de advocaat, kan dit wel als geldig worden beschouwd. In deze zaak was er een e-mailbericht van de raadsman waarin een digitale scan van de handtekening was opgenomen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05015
Datum1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 november 2021, nummer 21-001182-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Ter terechtzitting van het hof van 12 november 2021 hebben de raadsman en de advocaat-generaal hun standpunten uiteengezet met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de door de raadsman verzonden e-mail als schriftelijke volmacht en met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
(...)
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het e-mailbericht van de raadsman van 3 maart 2020 om 08:16 uur aan de strafgriffie van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b Sv, nu een schriftelijke en ondertekende bijzondere volmacht als bijlage bij deze e-mail ontbreekt.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, Sv het instellen van hoger beroep onder meer kan geschieden door tussenkomst van een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. De raadsman van een verdachte heeft zo de mogelijkheid om door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht een medewerker van de griffie te machtigen om hoger beroep in te stellen.
Uit HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654 (en eerder: HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1241, en HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253) volgt daarnaast dat een e-mailbericht dat niet van een elektronische handtekening is voorzien op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen brief die voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een bijzondere schriftelijke volmacht en die naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, geldt wel als bijzondere volmacht.
Het hof stelt vast dat het op 3 maart 2020 bij de strafgriffie van de rechtbank Overijssel ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b, Sv (die voldeed aan de voorwaarden genoemd in artikel 450, derde lid, Sv). Het hof heeft geen reden om aan deze kennelijke bedoeling te twijfelen. Het hof stelt daarnaast vast dat het e-mailbericht is ondertekend door middel van een ingevoegde digitale scan van de handtekening van de raadsman.
Het hof overweegt in verband met het voorgaande dat handtekeningen strekken tot waarborging van de authenticiteit en de herkomst van (proces)stukken. Van belang is daarnaast dat artikel 450, vierde lid, Sv de mogelijkheid biedt om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen. In de artikelen 5 en 6 van het Besluit zijn eisen gesteld aan de elektronische voorziening en (de authenticatie van) elektronische handtekeningen. Een digitale handtekening die in een e-mailbericht is geplakt voldoet niet aan deze eisen en is ook voor het overige in strijd met de waarde die in het Besluit aan de authenticiteit van digitale processtukken en aan de controleerbaarheid daarvan wordt gehecht. De acceptatie van een digitale handtekening onder een e-mailbericht als geldige bijzondere schriftelijke volmacht zou de regeling uit het Besluit in grote mate overbodig maken. Het hof is derhalve van oordeel dat de door de raadsman verzonden e-mail met ingevoegde digitale handtekening geen rechtsgeldige bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450 Sv is.
Het verlenen van een bijzondere schriftelijke volmacht ten behoeve van het instellen van hoger beroep is een rechtshandeling waaraan omwille van de rechtszekerheid strikte eisen moeten worden gesteld. Bovendien is er een eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep te laten instellen. Van een dergelijke (fysieke en daarna gescande) ondertekende volmacht kan met een voldoende mate van zekerheid worden gezegd dat deze van de indiener daarvan afkomstig en ondertekend is. Dat is anders als het gaat om een digitale handtekening die is geplakt in een e-mail. Daarvan kan niet onder alle omstandigheden worden gezegd dat deze in een onverbrekelijk verband staat tot de advocaat die voor het instellen van het hoger beroep bepaaldelijk is gevolmachtigd. Gelet op het grote belang van rechtszekerheid - dat niet alleen de authenticiteit van de bijzondere schriftelijke volmacht zelf maar ook de werking van de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen betreft - kan het verzuim met betrekking tot de bijzondere schriftelijke volmacht naar het oordeel van het hof niet voor gedekt worden gehouden en is in dit verband geen sprake van onnodig formalisme.
Hoewel het hof in de onderhavige kwestie geen twijfel heeft aan de authenticiteit of herkomst van het e-mailbericht van de raadsman en aan de wens van de verdediging tot het instellen van het hoger beroep, is het hof van oordeel dat het - juist vanwege het belang van rechtszekerheid - niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van bijzondere schriftelijke volmachten in afzonderlijke gevallen voorbij kan worden gegaan aan de vormvereisten die in zijn algemeenheid aan een dergelijke volmacht worden gesteld.
Nu de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep heeft laten instellen, komt het hof tot de slotsom dat de verdachte niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep heeft ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
2.2.2
Het door het hof bedoelde e-mailbericht van 3 maart 2020 te 08.16 uur bevat onderaan (een afbeelding van) de handtekening van J.J.J.L. Maalsté en houdt onder meer het volgende in:
“Bij deze bericht ik u dat zich in bovengenoemde zaak tot mij heeft gewend cliënt, [verdachte], met het verzoek namens hem hoger beroep in te (doen) stellen tegen de beslissing van de meervoudige strafkamer van 2 maart 2020, van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle in bovengenoemde zaak welke aldaar is behandeld.
Cliënt heeft ondergetekende bepaaldelijk gevolmachtigd om dit hoger beroep ter zake in te stellen.
Namens cliënt machtig ik door deze de griffier bepaaldelijk om dit hoger beroep in te stellen en cliënt stemt in met het door uw medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Het afschrift van de oproeping in hoger beroep voor cliënt kan worden toegezonden op het door hem opgegeven adres zijnde het kantooradres van ondergetekende aan de Al-Masoedilaan 144, 3526 GZ te Utrecht.
Ik verzoek u beleefd een en ander spoedig af te wikkelen en mij een kopie van de akte rechtsmiddel te doen toekomen.
(...)
met vriendelijke groet en hoogachting,
mr. Julien J. J. L. Maalsté”
2.3
Artikel 450 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt als volgt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(...)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.4.1
Een door de verdachte of betrokkene bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv een rechtsmiddel instellen door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker. In HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, heeft de Hoge Raad overwogen dat een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte of betrokkene een rechtsmiddel aan te wenden, moet worden aangemerkt als zo’n schriftelijke volmacht, mits:
(i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en
(ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, geformuleerde eisen.
2.4.2
In beginsel kan een e-mailbericht (zonder volmacht in een bijlage) niet als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv worden aangemerkt. Dat is echter anders als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen, bedoeld onder 2.4.1 onder (ii) en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat. In dat geval geeft de enkele omstandigheid dat de ondertekende volmacht niet is opgenomen in een bijlage bij het e-mailbericht aan de griffiemedewerker maar in het e-mailbericht zelf, onvoldoende grond de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde rechtsmiddel. (Vgl. HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909.)
2.5
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daaraan in de kern ten grondslag gelegd dat “de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep heeft laten instellen”. Gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld en in het licht van de inhoud van het onder 2.2.2 weergegeven e-mailbericht en de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden - waaruit ook blijkt dat het e-mailbericht is ondertekend door middel van een ingevoegde digitale scan van de handtekening van de raadsman en er geen reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van het bericht - geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
2.6
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2022.