Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het vijfde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel
4.Beslissing
16 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 april 2022. De verdachte, geboren in 1986, was betrokken bij een vergismoord en de voorbereiding van moord op een beoogd doelwit in Utrecht in januari 2017. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 21 jaren naar twintig jaren en acht maanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.