Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
Na verrekening met het hiervoor in 2.2 vermelde verlies van 2007 heeft belanghebbende voor 2016 een belastbaar bedrag van nihil aangegeven.
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van de middelen
Het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking verliesverrekening strekt ertoe dat het te verrekenen verlies op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan het bij die beschikking vastgestelde bedrag van € 159.180. Indien dat standpunt van belanghebbende zou worden gevolgd, zou verdamping van het verlies van het jaar 2007 eventueel worden voorkomen (vgl. onderdeel 5.9 van de conclusie van de Advocaat-Generaal). Als belanghebbende met de vrijval van de pensioenverplichting verdamping van dat verlies kan voorkomen, zou zij in zoverre in een betere positie komen met betrekking tot de beschikking verliesverrekening en heeft zij dus belang bij het maken van bezwaar. De omstandigheid dat wijziging van het bedrag van het met de belastbare winst van het jaar 2016 te verrekenen verlies van het jaar 2007 alsdan en op zichzelf beschouwd geen gevolgen heeft voor de aanslag voor het jaar 2016, doet hieraan niet af.
Het vorenstaande geldt in overeenkomstige zin voor het door belanghebbende ingestelde beroep, hoger beroep respectievelijk beroep in cassatie.
In dit verband verdient opmerking dat het in het onderhavige geval gaat om een werkgever met één werknemer en dus ook om een pensioenregeling voor slechts één werknemer. In zo’n geval zou toepassing van het omslagstelsel in feite neerkomen op het hanteren van het zogenoemde kasstelsel. Immers, voor het kunnen omslaan van pensioenkosten wordt een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden verondersteld. Bij slechts één werknemer is omslag niet mogelijk. [4]
Toepassing van het omslagstelsel heeft verder tot gevolg dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit gevolg is in strijd met het aan goed koopmansgebruik ten grondslag liggende matchingbeginsel.
Het voorgaande is niet anders voor andere verplichtingen die soortgelijk zijn aan pensioenverplichtingen. Dit betekent dat ook dergelijke verplichtingen op de winstbepalende balans moeten worden gewaardeerd met inachtneming van artikel 3.29 Wet IB 2001, dat wil zeggen naar algemeen aanvaarde actuariële grondslagen waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste vier procent.