In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2016, waarbij belanghebbende een belastbare winst van € 159.180 had opgegeven, maar na verliesverrekening een belastbaar bedrag van nihil resteerde. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag gehandhaafd, wat leidde tot beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde hoger beroep in, waarbij de vraag centraal stond of zij het door haar gehanteerde pensioenstelsel mocht wijzigen naar een omslagstelsel.
Tijdens de zitting op 19 oktober 2021 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur. Het Hof oordeelde dat belanghebbende procesbelang had bij het hoger beroep, omdat de wijziging van het pensioenstelsel invloed kon hebben op de verliesverrekeningsbeschikking. Het Hof concludeerde dat de stelselwijziging niet in strijd was met goed koopmansgebruik en dat de gepassiveerde pensioenvoorziening van € 369.543 in 2016 volledig vrijviel. Dit leidde tot een belastbare winst van € 551.206, die na verliesverrekening op nihil werd vastgesteld. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.
De proceskosten van belanghebbende werden vastgesteld op € 3.896, en de inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.