Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
State Register of Banksgeregistreerd. Het was Privatbank daarmee toegestaan om bankactiviteiten te ontplooien in Oekraïne. In 1994 breidde Privatbank haar activiteiten uit naar de Krim, waaronder Sebastopol. Vanaf 1996 begon de NBU licenties aan banken uit te geven. Aan Privatbank heeft de NBU toen een volledige banklicentie uitgegeven. Privatbank had filialen op de Krim en beheerde aldaar investeringen als geldautomaten en zelfbedieningsloketten. Privatbank heeft leningen uitgegeven aan bedrijven en particulieren op de Krim.
On Terminating the Activities of Standalone Business Units of the Public Joint Stock Company PrivatBank Commercial Bank of Dnepropetrovsk. Ukraine on the territory of the Republic of Crimea and the City of Sevastopol, a City of Federal Significance”). Tussen maart 2014 en dit besluit waren al filialen en andere activa van Privatbank op de Krim door de Russische Federatie in beslag genomen. In april 2014 vaardigde de
State Council of the Republic of Crimeaeen verordening uit waarin stond dat bepaalde bezittingen van Privatbank op de Krim werden genationaliseerd (
Decree No. 2085-6/14 of the State Council of the Republic of Crimea dated 30 April 2014 and amendments thereto dated 3 september 2014 to 27 February 2015(CE-88-E)).
Extraction of funds.There are clear indications that loan proceeds were used to purchase assets and to finance business enterprises inside and outside of Ukraine for the benefit of former shareholders and their affiliates.
Disguising the origins of funds.The mechanisms used to disguise the origin and destination of loan funds demonstrated the characteristics of a large-scale money laundering scheme. The volume and timing of the transactions within minutes of
Bank within the bank.Central to the coordinated manipulation of the loan book,
4.Structure and administration of the loansThe shadow bank administered the
Balance sheet.Prior to nationalisation in December 2016, more than 95 percent of corporate lending was to parties related to former shareholders and their
Agreement between the Government of the Russian Federation and the Cabinet of Ministers of Ukraine on the encouragement and mutual protection of investments)gesloten. Dit verdrag, dat op 27 januari 2000 in werking is getreden, voorziet onder meer in bescherming van investeringen (
investments), gedaan door investeerders van de ene lidstaat op het grondgebied (
territory) van de andere lidstaat. De authentieke taalversies van het BIT 1998 zijn in het Russisch en het Oekraïens.
Article 1
Notice of Arbitrationaan de Russische Federatie. Finilon was een entiteit die een deel van de investeringen van Privatbank had verkregen. In de vernietigings- en herroepingsprocedure speelt Finilon geen rol, omdat in de arbitrale procedure Finilon geen compensatie voor door haar geleden schade heeft geëist. Hierna zal enkel nog van Privatbank worden gesproken.
Notice of Arbitrationweten wie zij als arbiter benoemde. Omdat de Russische Federatie geen eigen arbiter benoemde, is overeenkomstig artikel 7 lid 2 onder (b) van de UNCITRAL-regels een tweede arbiter benoemd. Beide arbiters hebben vervolgens een derde arbiter als voorzitter benoemd. De arbiters hebben Den Haag als plaats van arbitrage aangewezen.
jurisdiction) en aansprakelijkheid (
liability) in een preliminaire fase van de procedure te behandelen (
bifurcation). Op 24 februari 2017 heeft het scheidsgerecht een tussenuitspraak (
Interim Award) gedaan, die is gecorrigeerd op 27 maart 2017. [2] Het dictum van deze uitspraak luidt als volgt:
quantum phase). Op 4 februari 2019 heeft het scheidsgerecht een deeluitspraak (
Partial Award) gedaan. [3] Het dictum van deze uitspraak luidt als volgt:
Procedural Order no. 7van 12 september 2019. Het scheidsgerecht heeft de Russische Federatie in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren met betrekking tot (de omvang van) de schadevergoeding, waarbij zij in dat kader ook in de gelegenheid is gesteld om haar
Illegality Objectionnader uit te werken. De relevante passages van de
Procedural Order no. 7luiden als volgt:
disclosure phasevan de arbitrale procedure opnieuw stukken bij Privatbank kunnen opvragen. Vanwege deze overlap en het feit dat in de
quantum phasevan de arbitrale procedure ook de rechtmatigheid van de investeringen ter discussie staat, heeft de Russische Federatie in dit stadium niet voldoende belang bij haar inzagevordering in deze procedure. (rov. 4.8)
quantum phaseis afgerond, waarin het scheidsgerecht zal oordelen over de (on)rechtmatigheid van specifieke investeringen naar aanleiding van de stellingen van de Russische Federatie. Pas met het oog op een vordering tot herroeping of vernietiging van dat eindoordeel van het scheidsgerecht zou de Russische Federatie een belang kunnen hebben bij inzage in stukken waarmee zij de onrechtmatigheid van specifieke investeringen zou kunnen aantonen. (rov. 4.10)
territoryin art. 1 lid 4 BIT 1998 wordt niet uitsluitend gedoeld op
sovereign territory.(rov. 5.7.9 e.v.)
investmentsin de zin van art. 1 lid 1 BIT 1998 worden beschouwd. Daaraan staat niet in de weg dat zij niet van meet af aan op het grondgebied van de Russische Federatie zijn gedaan. (rov. 5.8.9 e.v.)
investmentmoet zijn gedaan
in accordance with its legislation, dat wil zeggen de wetgeving van de gaststaat. (rov. 5.10.11 e.v.)
corporate raidingen het gebruik van corrupte rechters. Het verband tussen deze entiteiten en (de oprichting van) Privatbank is echter onvoldoende toegelicht. Dit leidt tot de conclusie dat de stelling dat Privatbank onderdeel uitmaakt van de zogenoemde Privat Group niet tot het oordeel leidt dat de investering niet voldoet aan het legaliteitsvereiste. (rov. 5.10.14)
offshoreentiteiten verbonden aan de voormalige bestuurders, welke leningen niet waren gesecuriseerd met zekerheden en vervolgens niet werden afgelost. (rov. 5.10.15-5.10.16)
illegality clausekan rechtvaardigen, kan niet worden aangenomen dat elke vorm van fraude binnen een onderneming de investering als geheel aantast. In dit geval besmet de geconstateerde fraude niet de investering als geheel. Bij een onderneming van een omvang als die van Privatbank kan niet snel worden aangenomen dat onregelmatigheden ten aanzien van een bepaalde categorie van leningen (gepleegd bij de uitoefening van activiteiten van de onderneming) die gehele onderneming op grond van het legaliteitsvereiste aan bescherming onder het BIT 1998 onttrekken. Daarvoor is te minder aanleiding nu
Procedural Order no. 7duidelijk maakt dat het scheidsgerecht in de
quantum phasede illegaliteitsargumenten van de Russische Federatie op het niveau van de schadevergoeding uitputtend zal behandelen. Het hof onderschrijft ook niet de stelling van de Russische Federatie dat het scheidsgerecht al heeft aangenomen dat de investering als één geheel heeft te gelden; het scheidsgerecht heeft de Russische Federatie immers uitdrukkelijk toegestaan om in haar
submission on quantumuitgebreid in te gaan op de gestelde illegaliteiten per (categorie van) investering(en). (rov. 5.10.20-5.10.25)
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
territory) van de Russische Federatie als bedoeld in art. 1 lid 4 BIT 1998, nu dat begrip niet beperkt is tot het soevereine grondgebied van de betrokken staten, maar zich ook uitstrekt tot grondgebied waarover een staat rechtsmacht en effectieve controle uitoefent. Het onderdeel klaagt dat het hof hiermee toepassing heeft gegeven aan het BIT 1998 in een situatie die de verdragspartijen ten tijde van het sluiten van het verdrag niet voorzagen en daarmee de art. 31, 39 en 63 WVV heeft miskend.
territoryuit art. 1 lid 4 BIT 1998 enkel verwijst naar
sovereign territory. Daarbij heeft het hof terecht tot uitgangspunt genomen dat een verdrag op grond van art. 31 WVV te goeder trouw moet worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag (rov. 5.7.9). Vervolgens heeft het hof onder meer overwogen dat uit de bewoordingen van het BIT 1998 niet blijkt dat partijen de bedoeling hadden de werking van het verdrag te beperken tot het soevereine grondgebied (rov. 5.7.10-5.7.11) en dat dit ook niet blijkt uit de tot het verdrag behorende
travaux préparatoires(rov. 5.7.19). Een dergelijke uitleg zou volgens het hof ook niet passen bij de bedoeling van verdragspartijen, die was en is om investeringen over en weer op hun grondgebieden aan te moedigen en te beschermen (rov. 5.7.20-5.7.23). Het hof is tot de slotsom gekomen dat er geen reden is om aan te nemen dat de Krim niet valt onder de
territoryvan de Russische Federatie als bedoeld in het verdrag, en dat daaraan niet afdoet dat partijen de huidige feitelijke situatie destijds niet hebben voorzien, nu het erop aankomt wat past bij de bedoelingen van partijen ten aanzien van de werking van het verdrag op het moment van het sluiten daarvan (rov. 5.7.25). Hiermee heeft het hof kenbaar toepassing gegeven aan de in art. 31 WVV neergelegde regel van verdragsuitleg en ook overigens geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van die bepaling of enige andere bepaling uit dat verdrag, of een onbegrijpelijk oordeel gegeven. De klacht faalt daarom.
in accordance with its legislation”(zie hiervoor in 2.4).
“in accordance with its legislation”. Het kan daarmee raken aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht. Mogelijk is echter ook dat gegrondbevinding van een dergelijk illegaliteitsverweer de toepasselijkheid van het BIT 1998 en daarmee de bevoegdheid van het scheidsgerecht onverlet laat, maar in de weg staat aan (volledige) toewijsbaarheid van de vorderingen tot schadevergoeding. In hoeverre illegaliteit van de investering leidt tot onbevoegdheid van het scheidsgerecht hangt onder meer af van de uitleg van het BIT 1998, en van de aard en omvang van het illegale handelen.
quantum phase) (zie hiervoor in 2.2 onder (xv) en (xvi)). Er is geen regel die meebrengt dat een illegaliteitsverweer als hier bedoeld, ook als het raakt aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht, steeds ten volle beoordeeld moet worden in de bevoegdheidsfase en niet (deels) in de
quantum phasekan worden behandeld. Voor dat laatste kan in het bijzonder aanleiding zijn als de betrokken investering deel uitmaakt van een groter geheel. Voor zover het scheidsgerecht beslissingen ten aanzien van de legaliteit van de investeringen die mogelijk gevolgen hebben voor de bevoegdheid van het scheidsgerecht heeft ‘doorgeschoven’ naar de
quantum phase, en het zich in de
quantum phasevervolgens bevoegd acht om over een bepaalde investering te oordelen, staat tegen die beslissing te zijner tijd, indien overigens aan de voorwaarden daarvoor is voldaan, een vernietigingsprocedure op de voet van art. 1065 lid 1, onder a, Rv open, waarin de betrokken beslissing volledig kan worden getoetst (zie hiervoor in 3.1.2, slot). Anders dan onderdeel 3 aanvoert, kon het hof in deze procedure dus afzien van het beoordelen van illegaliteitsargumenten op de grond dat deze nog in de
quantum phaseaan de orde zullen komen.
quantum phaseen dat het bevoegdheidsoordeel van het scheidsgerecht in zoverre slechts een generiek karakter heeft. Zoals hiervoor in 3.3.2 is overwogen, stond dit het scheidsgerecht vrij, en behoefde het hof bij die stand van zaken in de onderhavige vernietigingsprocedure geen oordeel te geven over de legaliteit van de verschillende deelinvesteringen. De klachten kunnen dus niet tot cassatie leiden.
“in accordance with its legislation”heeft miskend dat de stelplicht ten aanzien van het bestaan van een geldige arbitrageovereenkomst rust op de eiser in de arbitrage. Privatbank moet stellen en bewijzen dat bij haar vorderingen is voldaan aan de vereisten uit het BIT 1998; het hof kon en mocht daarom niet veronderstellen dat sprake was van legale investeringen, aldus het onderdeel.
quantum phasede illegaliteitsargumenten van de Russische Federatie uitputtend zal behandelen. De klacht treft dus geen doel.
4.Beslissing
6 december 2024.