Uitspraak
zetelende te Quito, Ecuador,
gevestigd te San Ramon, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
gevestigd te San Ramon, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
Global Settlement Agreement and Releasegesloten in verband met de beëindiging en afwikkeling van de concessieovereenkomst. Daarin is onder meer afgesproken dat TexPet of Chevron Corporation de door de oliewinning veroorzaakte milieuschade zou herstellen.
Deze procedure is in Den Haag gevoerd volgens de UNCITRAL Rules. Chevron heeft zich in die arbitrage op het standpunt gesteld dat Ecuador aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden wegens schending van art. II lid 7 BIT. Die schending was volgens Chevron het gevolg van een ontoelaatbare vertraging in de afdoening van de hiervoor onder (iii) bedoelde zeven procedures bij de Ecuadoriaanse gerechten.
Interim Award) heeft het scheidsgerecht zich bevoegd verklaard om van de vorderingen van Chevron kennis te nemen. In zijn gedeeltelijk eindvonnis van 30 maart 2010 (hierna: de
Partial Award) heeft het scheidsgerecht geoordeeld dat Ecuador zich schuldig heeft gemaakt aan rechtsweigering (
denial of justice) in verband met ontoelaatbare termijnoverschrijding (undue delay), omdat in de zeven procedures bij de Ecuadoriaanse gerechten niet tijdig vonnis is gewezen. Daarom is Ecuador veroordeeld om aan Chevron schadevergoeding te betalen. Het scheidsgerecht heeft in zijn eindvonnis van 31 augustus 2011 (de
Final Award) de hoogte van de schadevergoeding bepaald op US $ 96.355.369,17 (inclusief rente).
Final Awardgedeponeerd ter griffie van de rechtbank Den Haag.
Interim Award, de
Partial Awarden de
Final Awardop de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder a, Rv worden vernietigd op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, zodat het scheidsgerecht zich in de
Interim Awardten onrechte bevoegd heeft verklaard. Ecuador heeft met name aangevoerd dat de investering van TexPet in Ecuador op 6 juni 1992 is geëindigd, terwijl het BIT pas op 11 mei 1997 in werking is getreden. Gelet op in het bijzonder art. XII lid 1 BIT was daarom op laatstgenoemde datum geen sprake meer van een
investmentvan TexPet in Ecuador als bedoeld in het BIT. Daarom is evenmin sprake van een
investment disputeals bedoeld in art. VI BIT.
investmentin Ecuador had in de zin van het BIT. Op dat moment was tussen partijen immers nog een aantal rechtszaken aanhangig over de afwikkeling van hun relatie, en bovendien was zij toen nog bezig met de uitvoering van de door Ecuador verlangde werkzaamheden tot herstel van milieuschade in de voormalige concessiegebieden.
Deze uitleg geschiedt volgens de regels, neergelegd in het Weens Verdragenverdrag (hierna: WVV), in het bijzonder de art. 31 en 32 WVV (rov. 13).
right conferred or created by this Treaty with respect to an investment" (onderstreping hof). In dit arbitrale beding wordt een koppeling gelegd tussen het geschil en het toepassingsbereik van het verdrag. Immers, arbitrage wordt aangeboden voor geschillen met betrekking tot rechten die door het verdrag worden gecreëerd of toegekend. Nu Chevron een beroep doet op het recht, haar toegekend in art. II lid 7 BIT, wordt van belang of Chevron aanspraak kan maken op dat recht en dient de toepasselijkheid van het BIT
ratione materiaeen
ratione temporiste worden beoordeeld. (rov. 16)
ratione temporisbepaalt art. XII lid 1 BIT dat dit verdrag van toepassing is op "
investments existing at the time of entry into force". Voor de vaststelling van de betekenis van het woord
investmentis de definitie in art. I van het verdrag bepalend. Behoudens wanneer er indicaties zijn voor het tegendeel moet, elke keer wanneer in het verdrag het woord investment voorkomt, dit worden begrepen in de in art. I BIT gedefinieerde zin. (rov. 17)
investmentin art. I BIT is gedefinieerd, is van belang dat de concessieovereenkomst in 1992 is beëindigd, en daarmee ook de oliewinningsactiviteiten die daarvan het onderwerp waren. Deze activiteiten – de operationele fase – moeten (in ieder geval) worden gekwalificeerd als
investmentin de zin van het BIT. Chevron stelt dat de term
investmentin het BIT en ook in de ‘BIT-praktijk’ ruim wordt opgevat en de gehele levenscyclus van een investering omvat, inclusief de afwikkelingsfase. Volgens Chevron moeten daaronder mede worden begrepen de vorderingen die Chevron heeft ingesteld bij de Ecuadoriaanse gerechten, alsmede de activiteiten die zij heeft ondernomen om de in de operationele fase veroorzaakte milieuschade te herstellen. (rov. 18) Ecuador daarentegen betoogt dat de afwikkeling van een investering slechts onder het BIT valt, indien de investering ten tijde van de inwerkingtreding van het BIT nog in de operationele fase verkeerde, althans in een fase die bijdroeg aan de economie van het land waarin wordt geïnvesteerd (rov. 19). Het hof overwoog hieromtrent:
agreement upon the treatment to be accorded such investment will stimulate the flow of private capital and the economic development of the Parties”. Daarnaast kan als ervaringsfeit worden aangemerkt dat een faire afwikkeling van een investering bevorderlijk is voor het aantrekken van nieuwe investeringen. Het door partijen aangedragen feit dat wereldwijd enkele duizenden, soortgelijke bilaterale investeringsverdragen zijn afgesloten, vormt daarvan een bevestiging.
investment’ in het normale spraakgebruik wordt verstaan: de operationele fase. Reeds uit art. I (a) blijkt dat in het BIT de term ‘
investment’ een ruimere betekenis heeft. Ook Ecuador erkent dat (…). In zoverre blijkt uit het verdrag zelf dat voldaan is aan het bepaalde in art. 31, lid 4 WVV.
and includes” volgt dat de verschijnselen genoemd in de daarop volgende opsomming (i) tot en met (v), tot onderdeel van het begrip ‘
investment’ worden gemaakt. Aldus behoren onder andere ‘
claims to money, associated with an investment’(onder iii) tot een ‘
investment’ onder het BIT.
investment’ in de aanduiding ‘
associated with an investment’, evenals het tweede woord ‘investment’ in de frase ‘“
investment" means every kind of investment’in de aanhef van art. I (a), klaarblijkelijk is bedoeld in de betekenis die het woord in het normale spraakgebruik heeft. Immers, anders zou een circulaire definitie ontstaan, hetgeen vanuit een oogpunt van logica en werkbaarheid niet voor de hand ligt.
investments’ in art. XII de betekenis heeft die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, in plaats van de gedefinieerde betekenis. Zoals het hof hiervoor, in rov. 17, heeft overwogen, is niet van enige aanwijzing gebleken dat het woord ‘
investments’ in art. XII anders dan in de in art. I gedefinieerde (ruimere) zin moet worden opgevat.
investmentin Ecuador in de zin van art. I lid 1 (a) BIT en (dus) van art. XII lid 1 BIT. Daarmee was sprake van een ‘
alleged breach of any right conferred or created by this Treatywith respect to an investment’in de zin van art. VI, lid 1, onder c. Het door Chevron aan het scheidsgerecht voorgelegde geschil valt derhalve onder de reikwijdte van het in art. VI van het BIT opgenomen aanbod aan (rechts)personen afkomstig uit de andere verdragsstaat om een geschil door middel van arbitrage te laten beslechten, zodat het scheidsgerecht ter zake bevoegd was. (rov. 25)
4.Inleidende beschouwingen
Van een dergelijke ruime mogelijkheid tot toetsing van vreemd recht is de regering in een later stadium van het wetgevingsproces teruggekomen, met name op de grond dat de Hoge Raad niet met hetzelfde gezag kan oordelen over regels van vreemd recht als toekomt aan zijn beslissingen over Nederlands recht. In dit licht werd aanvankelijk voorgesteld dat schending van Nederlands, Surinaams en Antilliaans recht tot cassatie kon leiden (Kamerstukken II 1962-1963, 2079, nr. 6). Teneinde buiten twijfel te stellen dat ook de toepassing van het Europese recht en het in de Nederlandse rechtsorde geldende internationaal publiekrecht in cassatie op juistheid kan worden onderzocht, is uiteindelijk de formulering gekozen die thans in art. 79 lid 1, aanhef en onder b, RO is opgenomen (Kamerstukken II 1962-1963, 2079, nr. 11 en 12).
Het BIT schept rechten en verplichtingen voor Ecuador en de VS, alsmede rechten voor (rechts)personen afkomstig uit die staten tegenover de andere verdragsstaat. Nederland is geen partij bij het BIT en is daaraan ook niet anderszins gebonden. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor in 4.4.2 is overwogen, dient het BIT daarom te worden aangemerkt als ‘recht van vreemde staten’ in vorenbedoelde zin. Het gaat hier immers om internationaal publiekrecht dat niet geldt in de Nederlandse rechtsorde. Hieruit volgt dat oordelen van het hof omtrent de inhoud en uitleg van het BIT in cassatie niet op juistheid kunnen worden onderzocht. Voor zover het middel rechtsklachten over de door het hof aan het BIT gegeven uitleg bevat, faalt het dus reeds op deze grond; zodanige klachten worden daarom hierna niet afzonderlijk vermeld of behandeld. Voorts worden motiveringsklachten over de door het hof aan het BIT gegeven uitleg slechts beoordeeld voor zover dit mogelijk is zonder daarbij de juistheid van de oordelen van het hof omtrent de inhoud en uitleg van het BIT te betrekken (vgl. HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9225). Rechtsklachten over de toepassing van het WVV worden hierna echter wel vermeld en beoordeeld.
investmenten van het arbitrale beding zelf in het BIT (waarover nader hierna in 5.2 en 5.7.4).
5.Beoordeling van het middel in het principale beroep
De door het hof aan de term investment gegeven uitleg
investment, zoals gedefinieerd in art. I lid 1 (a)(iii) BIT.
investmentin the territory of one Party (…); and includes (…) (iii) a claim (…) associated with an
investment(…).”
investmentop alle plaatsen waarin het voorkomt in het BIT, op dezelfde wijze uit te leggen. Voorts is onduidelijk welke bezwaren tegen een cirkelredenering bestaan.
investmentdus moeten beschouwen als een gegeven dat voortvloeit uit de wijze waarop partijen aan het BIT vorm hebben gegeven. Bovendien heeft het hof deze term ten onrechte niet uitgelegd in het licht van de preambule en overige inhoud van het BIT, waaronder art. XII lid 1 BIT.
investmentmet gebruikmaking van diezelfde term. Als het aan deze term telkens dezelfde betekenis zou hechten, zou de daarvan gegeven definitie circulair zijn.
investment. Partijen hebben hieraan een ruime, van het normale spraakgebruik afwijkende, betekenis gehecht.
Zij hebben deze term immers omschreven als
every kind ofinvestment, onder meer omvattend “(iii)
a claim to moneyor a claim to performance having economic value, and
associated with aninvestment”. Wil deze omschrijving niet circulair zijn, hetgeen uit een oogpunt van logica niet voor de hand ligt, dan dient de term
investmentop de hiervoor in 5.1 onderstreepte plaatsen echter wél naar normaal spraakgebruik te worden uitgelegd, aldus nog steeds het hof.
investmentin het normale spraakgebruik geen territoriale of temporele beperking kent. Het hof heeft niet anders geoordeeld, maar heeft deze term uitgelegd met inachtneming van de bijzondere betekenis die overeenstemt met de bedoeling van partijen. Door deze term uitsluitend op de hiervoor in 5.1 vermelde plaatsen uit te leggen overeenkomstig de betekenis die hij naar normaal spraakgebruik heeft, heeft het hof zijn oordeel niet onbegrijpelijk gemotiveerd. Het hof heeft met name niet miskend dat het BIT specifiek investeringen betreft van (rechts)personen afkomstig uit de andere verdragsstaat, en dat het hier gaat om investeringen die bestonden op 11 mei 1997, of nadien zijn gedaan. Het hof heeft immers in rov. 21 overwogen dat het doel van het BIT is het stimuleren en beschermen van investeringen door onderdanen van een verdragsstaat in een andere verdragsstaat, en in rov. 27 dat het BIT krachtens art. XII van toepassing is op bestaande en toekomstige investeringen.
investmentop alle plaatsen - ook die welke hiervoor in 5.1 zijn onderstreept - op dezelfde wijze uit te leggen, alleszins begrijpelijk gemotiveerd door te overwegen dat anders een cirkelredenering zou ontstaan. Tegen een dergelijke definitie bestaat naar het kennelijke oordeel van het hof het bezwaar dat zij zinledig zou zijn, terwijl ook een andere uitleg mogelijk is waarin de definitie wél zin heeft.
investmentals een gegeven had moeten beschouwen dat voortvloeit uit de wijze waarop partijen het BIT vorm hebben gegeven, faalt. Bij de uitleg van een verdragsbepaling aan de hand van de art. 31 en 32 WVV dienen de bewoordingen daarvan in beginsel zodanig te worden uitgelegd dat die bepaling een redelijke zin heeft, en dus niet op een wijze die de bepaling zinledig doet zijn (vgl. International Court of Justice 1 april 2011 (Georgia v. Russian Federation), Preliminary Objections, Judgment, I.C.J. Reports 2011, p. 70, rov. 133-134, alsmede International Court of Justice 13 juli 2009 (Costa Rica v. Nicaragua), Judgment, I.C.J. Reports 2009, p. 213, rov. 50-52).
investmentin art. I lid 1 (a)(iii) BIT ten onrechte niet heeft uitgelegd in het licht van de preambule van het BIT. Het hof heeft deze preambule immers in rov. 21 van zijn arrest betrokken in zijn uitleg van deze term.
investmentten onrechte niet heeft uitgelegd in het licht van art. XII lid 1 BIT, mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft deze bepaling immers in rov. 23 betrokken in zijn uitleg van de term
investment.
investmentsdie bestonden ten tijde van de inwerkingtreding van het verdrag en op
investmentsdie nadien zijn gedaan of verkregen.
Het betoog van Ecuador houdt niet in dat onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende fasen van een
investment, maar dat moet worden onderzocht of sprake is van een
investmentin de zin van dit verdrag.
fair and equitable treatment of investment" ertoe strekt "
the flow of private capital and the economic development of the Parties" te stimuleren. Een dergelijke stimulans gaat niet uit van een bescherming van de belangen die Chevron aan haar arbitrale vordering ten grondslag heeft gelegd (zie hiervoor in 3.1 onder (vii)). De door het
hof aan art. XII BIT gegeven uitleg is bovendien onbegrijpelijk omdat de term investment in de door het hof daaraan toegekende betekenis niet tijd- of plaatsgebonden is, terwijl de term deel uitmaakt van het tussen de VS en Ecuador gesloten BIT dat wel degelijk temporele en geografische grenzen heeft.
investmentin de in dat verdrag gedefinieerde betekenis, te onderzoeken of is voldaan aan art. XII BIT. Daarmee getuigt het oordeel van het hof ook van een onjuiste rechtsopvatting over art. 31 WVV. In elk geval heeft het hof miskend dat art. XII BIT onderdeel is van de context van de zinsnede ‘
associated with an investment’(art. I lid 1 (a)(iii) BIT) en om die reden conform art. 31 WVV bij de uitleg daarvan in beschouwing moet worden genomen. Voor zover het hof het beroep van Ecuador op art. XII BIT heeft verworpen op de grond dat dit ertoe zou leiden dat het woord
investmentin art. XII BIT de betekenis heeft die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, is dit onbegrijpelijk. Er is geen reden om deze term in art. XII lid 1 BIT op andere wijze uit te leggen dan overeenkomstig de definitie in art. I lid 1 (a) BIT, aldus nog steeds het onderdeel.
Voor zover de klachten van de onderdelen hieraan voorbijzien, falen zij om deze reden.
investmentniet aan het BIT, in afwijking van art. 28 WVV, terugwerkende kracht wordt verleend, maar dat sprake is van onmiddellijke werking. Voorts overwoog het hof dat het geschil over schending van art. II lid 7 BIT is ontstaan na de inwerkingtreding van het verdrag en dat arbiters slechts het handelen van Ecuador van nadien hebben beoordeeld (zie hiervoor in 3.3 (slot)). Tegen deze overwegingen zijn geen uitdrukkelijke klachten gericht, maar hierna zal ervan worden uitgegaan dat in de onderdelen 1.1 en 3.2, in samenhang bezien, mede een hiertegen gerichte motiveringsklacht ligt besloten.
investmenteen bijzondere en ruime betekenis toe te kennen, zoals hiervoor in 5.2 nader omschreven. Een
investmentin de zin van dit verdrag is door de verdragsluitende partijen immers omschreven als "
every kind of investment" en omvat mede "
a claim to money or a claim to performance having economic value, and associated with an investment".
investment. Naar het zakelijk weergegeven oordeel van het hof is ook dit aanbod ruim omschreven, met name in de aanhef daarvan in verband met hetgeen onder (c) wordt vermeld: "For purposes of this Article, an investment dispute is a dispute between a Party and a national or company of the other Party arising out of or relating to (...) (c) an
allegedbreach of
anyright conferred or created by this Treaty
with respectto an investment" (cursiveringen aangebracht door de Hoge Raad). Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk. Voor zover de onderdelen anders betogen, falen zij.
investment(investering) aldus uit te leggen, dat daaronder de - door Chevron aan haar arbitrale vordering mede ten grondslag gelegde - rechtszaken over de afwikkeling van hun relatie zijn te begrijpen die op 11 mei 1997 tussen partijen aanhangig waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat partijen hebben bedoeld aan deze term de hiervoor vermelde bijzondere betekenis toe te kennen. De daartegen gerichte klachten zijn bij de beoordeling van de onderdelen 2.1-2.3 ongegrond bevonden. Het oordeel van het hof dat deze rechtszaken hebben te gelden als
investmentin de bijzondere betekenis die art. VI lid 1 in verbinding met art. I lid 1 (a)(iii) BIT daaraan geeft, is niet onbegrijpelijk. De door de onderdelen aangevoerde klachten doen daaraan om de volgende redenen niet af.
investmentin het BIT gebruik maakt van de door het onderdeel bedoelde termen, doet het dit in elk geval mede op de grond dat Chevron haar arbitrale vordering heeft toegelicht met behulp van deze onderscheidingen, en dat die onderscheidingen door het scheidsgerecht in zijn oordeel zijn betrokken.
investmentniet aan het BIT terugwerkende kracht wordt verleend, maar dat sprake is van onmiddellijke werking. De
investmentdie Chevron aan haar arbitrale vordering mede ten grondslag heeft gelegd, bestond immers in voormelde zin op 11 mei 1997, de datum waarop het BIT in werking is getreden. Het oordeel van het hof is dus niet in strijd met het in art. 28 WVV besloten liggende verbod van terugwerkende kracht. Voor zover de onderdelen een motiveringsklacht richten tegen de met dit oordeel verband houdende verwerping van het door Ecuador gevoerde verweer dat van een
investmentin de zin van het BIT slechts sprake kon zijn indien die
investmentin operationele zin nog bestond ten tijde van de inwerkingtreding van het BIT, faalt deze dus.
investmentvoldoet aan art. XII BIT, kan de klacht dat het hof dit heeft verzuimd, bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Hetzelfde geldt voor de klacht dat het hof heeft miskend dat art. XII onderdeel is van de context van de zinsnede "
associated with an investment" (art. I lid 1 (a)(iii) BIT) en om die reden conform art. 31 WVV bij de uitleg daarvan in beschouwing moet worden genomen. Het hof heeft deze context immers wel degelijk in zijn beoordeling betrokken en heeft daarin, geenszins onbegrijpelijk, mede een argument gevonden voor zijn uitleg van de term
investment. En ook de klacht dat het hof het beroep van Ecuador op art. XII BIT heeft verworpen op de grond dat dit ertoe zou leiden dat het woord
investmentin art. XII BIT de betekenis heeft die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, faalt omdat het hof begrijpelijkerwijs deze term ook in de context van art. XII BIT heeft uitgelegd in de bijzondere betekenis die partijen daaraan hebben toegekend.
investmentstrookt met de preambule van het BIT, in die zin dat (nieuwe) investeringen door (rechts)personen afkomstig uit de andere verdragsstaat worden gestimuleerd door bestaande investeringen te beschermen in de vorm van een eerlijke en redelijke behandeling daarvan, is niet onbegrijpelijk.
investmentin de door het hof daaraan toegekende betekenis niet tijd- of plaatsgebonden is, terwijl de term deel uitmaakt van het tussen de VS en Ecuador gesloten BIT dat wel degelijk temporele en geografische grenzen heeft, faalt. Het hof heeft deze term immers uitgelegd in de daaraan door partijen in het BIT gegeven zin, en het BIT
bindt uitsluitend de VS en Ecuador als verdragsluitende partijen. Zoals hiervoor in 5.3 overwogen, heeft het hof daarbij niet miskend dat het BIT specifiek investeringen betreft van (rechts)personen afkomstig uit de andere verdragsstaat, en dat het hier gaat om investeringen die bestonden op 11 mei 1997, of nadien zijn gedaan.
6.Beslissing
26 september 2014.