Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Procesverloop
2.Feiten
appointing authorityaangewezen, die een tweede arbiter heeft benoemd.
Quantum Phase).
Procedural Order No. 7van 12 september 2019 heeft het scheidsgerecht het verzoek van de Russische Federatie afgewezen voor zover het betreft de bevoegdheid van het scheidsgerecht en de schending van artikel 5 van het Verdrag, omdat hierover reeds definitief was beslist in het Tussenvonnis en het Gedeeltelijk Eindvonnis. Het scheidsgerecht heeft de Russische Federatie wel toegestaan om zich in de
Quantum Phaseover de begroting van de schade uit te laten. In deze
Procedural Orderheeft het scheidsgerecht, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
(…) the Tribunal notes that, in support of its argument that “PrivatBank does …not qualify as an investor within the meaning of Article 1(1) of the [Treaty] who has made investments within the meaning of Article 1(2) of the [Treaty], because PrivatBank obtained its investments through corruption, fraud and violence, among other things” (the “Illegality Objection”), the Respondent has put forward in its Set Aside and Revocation Writs a set of arguments and factual evidence that was neither put before the Tribunal by the Claimant, nor addressed by the Tribunal in its Awards. Although the Respondent could have raised this issue at an earlier stage of these proceedings, the Tribunal considers that, in view of the substantial new evidence now adduced by the Respondent, as well as the serious nature of its allegations, it would be appropriate to allow the Respondent to make submissions on its Illegality Objection, should it wish to do so. In order to minimize any delay resulting from such submissions and given that the Respondent’s arguments and evidence in respect of the Illegality Objection will likely also be relevant to the damages issues in these proceedings, the Tribunal considers that any such submissions should be made in the Respondent’s submissions on compensation (…)”.
Quantum Phaseis nog geen eindbeslissing genomen. De mondelinge behandeling in de Quantum Phase zal naar verwachting in januari 2022 plaatsvinden.
3.Vorderingen
schedules,
appendicesen
exhibits.
4.Beoordeling
any kind of tangible and intangible assets invested by an investor of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Partyin accordance with its legislation”, onderstreping van het hof). Het scheidsgerecht heeft dat onderzocht aan de hand van een analyse van de wetgeving van de Russische Federatie waarbij de Russische Federatie de Krim heeft geïncorporeerd. Op grond daarvan heeft het scheidsgerecht geconcludeerd dat de investeringen van PrivatBank in de Krim in overeenstemming waren met de wetgeving van de Russische Federatie op 21 maart 2014 (punten 196 tot en met 214 van het Gedeeltelijk Eindvonnis).
Procedural Order No. 7van 12 september 2019 (hiervoor geciteerd in 2.7) heeft het scheidsgerecht bepaald dat de Russische Federatie deze stellingen in de
Quantum Phasevan de arbitrale procedure alsnog naar voren kan brengen. Vervolgens heeft de Russische Federatie in de arbitrale procedure een inzageverzoek gedaan dat grotendeels overeenkomt met de inzagevorderingen in de onderhavige procedure. Het scheidsgerecht heeft PrivatBank daarop bevolen de stukken genoemd in de inzagevordering van de Russische Federatie onder (ii) tot en met (vi) over te leggen. (Deze inzagevordering is hiervoor in 3.2 weergegeven.) PrivatBank heeft in reactie daarop een aantal stukken overgelegd. Volgens de Russische Federatie heeft PrivatBank niet volledig aan het bevel van het scheidsgerecht voldaan.
Procedural Order No. 11van 7 september 2020 bepaald dat PrivatBank “
shall remain under a continuing obligation to produce the document promptly, if at any point in the future it comes into the Claimant’s possession, custody or control”. Naar aanleiding van een hernieuwd verzoek om inzage in dit rapport heeft het scheidsgerecht PrivatBank bij brief van 23 oktober 2020 verzocht “
(…) by Monday, 2 November 2020, to provide a description of the searches it has undertaken for the document in question, as well as copies of any document requests it has addressed to the entities likely to be in possession, custody or control of this document, and any responses thereto.” Nadat PrivatBank een beschrijving van haar onderzoekingen had verstrekt en de Russische Federatie in reactie daarop had vastgehouden aan het inzageverzoek ten aanzien van het Kroll rapport, heeft het scheidsgerecht bij brief van 17 november 2020 onder meer het volgende aan partijen medegedeeld: “
(…) The Tribunal recalls that the Claimant is under a continuing obligation to produce the Kroll report promptly, if at any point in the future it comes into the Claimant’s possession, custody or control (…). As noted previously, insofar as any documents ordered to be produced are not produced or not fully produced, the Tribunal will draw the inferences it deems appropiate, taking into consideration all relevant circumstances (…). The Tribunal notes that it may in this connection request the Claimant to provide further particulars and evidence of the searches undertaken internally or externally (…).”
Illegality Objection’ nader kunnen onderbouwen. Vervolgens volgt er nog een
disclosure phasewaarin partijen stukken van de andere partij kunnen opvragen, een tweede schriftelijke ronde en een mondelinge behandeling.
disclosure phasevan de arbitrale procedure opnieuw stukken bij PrivatBank kunnen opvragen. Vanwege deze overlap en het feit dat in de
Quantum Phasevan de arbitrale procedure ook de rechtmatigheid van de investeringen ter discussie staat, heeft de Russische Federatie in dit stadium niet voldoende belang bij haar inzagevordering in deze procedure. Aan dat oordeel ligt mede het volgende ten grondslag.
een deelvan de investeringen van PrivatBank in de Krim door corruptie, fraude of geweld is verkregen en/of dat PrivatBank informatie dienaangaande in de arbitrale procedure heeft achtergehouden, kan immers niet leiden tot herroeping of vernietiging van het Tussenvonnis of het Gedeeltelijk Eindvonnis. Zoals hiervoor overwogen (in 4.4), steunt het Tussenvonnis niet op een oordeel ten aanzien van de rechtmatigheid van de investeringen, zodat het Tussenvonnis niet zou kunnen worden aangetast als zou worden vastgesteld dat een deel van die investeringen onrechtmatig is, en/of PrivatBank in de arbitrale procedure informatie heeft achtergehouden waaruit de onrechtmatigheid van een deel van die investeringen blijkt. In het Gedeeltelijk Eindvonnis heeft het scheidsgerecht wel een algemeen oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de investeringen, maar dat oordeel berust op een analyse van de wetgeving van de Russische Federatie waarbij de Russische Federatie de Krim heeft geïncorporeerd. Het Gedeeltelijk Eindvonnis gaat niet in op (de rechtmatigheid van) specifieke investeringen, kennelijk omdat de Russische Federatie die rechtmatigheid in dat stadium van de arbitrale procedure niet heeft aangevochten. Een vaststelling dat specifieke investeringen van PrivatBank in de Krim niet gekwalificeerd kunnen worden als ‘investeringen’ in de zin van het Verdrag omdat zij onrechtmatig zijn verkregen, zou dus evenmin kunnen leiden tot vernietiging van het Gedeeltelijk Eindvonnis wegens algehele onbevoegdheid van het scheidsgerecht. Er kan immers van uit gegaan worden dat er ook investeringen van PrivatBank in de Krim zijn die wel rechtmatig zijn verkregen, en ten aanzien van die investeringen kan niet worden gezegd dat het scheidsgerecht onbevoegd is omdat het geen ‘investeringen’ zijn in de zin van het Verdrag. Evenmin kan worden gezegd dat ten aanzien van deze rechtmatige investeringen een grond voor herroeping bestaat. Dat betekent dat het Gedeeltelijk Eindvonnis niet vanwege de – mogelijke – onrechtmatigheid van bepaalde investeringen vernietigd of herroepen kan worden. De vraag of het scheidsgerecht ten aanzien van specifieke investeringen van PrivatBank in de Krim onbevoegd is omdat deze investeringen onrechtmatig zijn verkregen, kan pas worden beantwoord nadat ook de
Quantum Phaseis afgerond, waarin het scheidsgerecht zal oordelen over de (on)rechtmatigheid van specifieke investeringen naar aanleiding van de stellingen van de Russische Federatie. Pas met het oog op een vordering tot herroeping of vernietiging van dat eindoordeel van het scheidsgerecht zou de Russische Federatie een belang kunnen hebben bij inzage in stukken waarmee zij de onrechtmatigheid van specifieke investeringen zou kunnen aantonen.