ECLI:NL:HR:2024:1473
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Onroerendezaakbelastingen en coronamaatregelen in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen door de gemeente Schiedam voor het jaar 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door K.A.G.M. Domen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 24 augustus 2023. De Rechtbank had eerder de aanslag bevestigd, waarop de belanghebbende in cassatie ging. Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie op 19 juli 2024.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de onroerendezaakbelastingen en de impact van coronamaatregelen op het gebruik van onroerende zaken.