Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Overuren (…)
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
20 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de klachtplicht van een werknemer met betrekking tot de betaling van overuren. De werknemer, die in 2011 in dienst trad bij [verweerster], vorderde betaling van overuren die hij meende te hebben gemaakt, maar zijn vordering werd afgewezen omdat hij niet tijdig had geklaagd over het uitblijven van betaling. De Hoge Raad oordeelde dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW ook van toepassing is op loonvorderingen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. De werknemer had in april 2018 geklaagd, maar het hof oordeelde dat hij niet binnen bekwame tijd had gereageerd op het gebrek in de prestatie, wat leidde tot de afwijzing van zijn vordering. De Hoge Raad vernietigde de eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige klachten door werknemers en de gevolgen van het niet voldoen aan de klachtplicht. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan [verweerster] opgelegd.