ECLI:NL:GHAMS:2022:3540

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
200.284.501/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen van werknemers op uitbetaling van overuren en achterstallig loon

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van een werknemer tegen zijn werkgever over de uitbetaling van overuren en achterstallig loon. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 5 april 2022 het beroep van de werkgever op schending van de klachtplicht gehonoreerd, wat leidde tot afwijzing van het grootste deel van de vorderingen van de werknemer. Na dit tussenarrest hebben partijen aanvullende stukken ingediend en is het hof tot een verdere beoordeling gekomen.

De werknemer, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W.M. Heijlaerts, heeft in hoger beroep vorderingen ingesteld met betrekking tot de feestdagentoeslag, vakantietoeslag en ziekengeld. De werkgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aupers, heeft hierop gereageerd met herberekeningen van de nabetalingen die aan de werknemer zijn gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer recht heeft op een toeslag van 50% over gewerkte uren op feestdagen, maar dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij meer uren heeft gewerkt dan door de werkgever is opgegeven.

Daarnaast heeft de werknemer een vordering ingediend voor ziekengeld, waarbij hij stelt dat de berekening van de werkgever niet correct is, omdat deze geen rekening houdt met overuren. Het hof heeft de werkgever de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en het hof heeft de zaak naar de rol van 31 januari 2023 verwezen voor het nemen van een akte door de werkgever.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.284.501/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8158980 CV EXPL 19-23780
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2022
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
advocaat: mr. M.W.M. Heijlaerts te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,handelend onder de naam [geïntimeerde] of [geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
advocaat: mr. K. Aupers te Amsterdam.

1.Het verdere geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Verwezen wordt naar het tussenarrest van 5 april 2022 (hierna ‘het tussenarrest’) en het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2021. Hierna hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- akte na tussenarrest van de zijde van [geïntimeerde] van 17 mei 2022, met producties;
- antwoordakte na tussenarrest van de zijde van [appellant] van 28 juni 2022.
Ten slotte is arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenarrest zijn de grieven 1 tot en met 3 in principaal appel verworpen. Ten aanzien van de feestdagentoeslag (grief 4 in principaal appel), de vakantietoeslag over vakantiedagen (grief 5 in principaal appel) zijn partijen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen. Daarbij konden partijen zich tevens uitlaten over het verschuldigde ziekengeld (vermeerdering van eis in hoger beroep).
Aan [geïntimeerde] is verzocht een duidelijk en gespecificeerd overzicht over te leggen van de feestdagen en uren die volgens haar zijn gewerkt en betaald alsmede van de door haar betaalde vakantietoeslag over de vakantiedagen gedurende de in het tussenarrest genoemde relevante periode van 19 november 2013 tot 1 november 2018. [appellant] mocht hierop bij akte reageren, waarbij hem is verzocht een duidelijke en gespecificeerde berekening over te leggen van wat volgens hem onbetaald is gebleven exclusief overwerkuren.
2.2.
[geïntimeerde] heeft bij akte inzicht gegeven in drie door haar opgestelde herberekeningen ter zake het aan [appellant] toekomende loon die hebben geresulteerd in nabetalingen van:
-€ 4.127,79 bruto op 19 juni 2020;
-€ 3.020,51 bruto op 28 februari 2021
-€ 1.176,79 bruto op 28 september 2021,
derhalve in totaal € 8.325,09 bruto.
[appellant] erkent bij antwoordakte dat - uitgaande van de kaders zoals in het tussenarrest gegeven - zijn vorderingen hiermee zijn voldaan, behoudens
(a) na te noemen vordering van € 179,64 bruto wegens feestdagentoeslag;
(b) een bedrag van € 121,09 bruto betreffende ziekengeld;
(c) een bedrag van € 4.492,52 bruto zijnde de bonus van € 2.539,25 over 2017 en van
€ 1.953,27 over 2018;
-alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Feestdagentoeslag (a)
2.3.
Het bedrag van € 179,64 bruto aan feestdagentoeslag dat volgens [appellant] nog verschuldigd is houdt verband met het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] recht heeft op een toeslag van 50% loon over de op een feestdag gewerkte uren. De hoogte van het verschuldigde uurloon is evenmin nog langer in geschil tussen partijen. [appellant] stelt bij antwoordakte dat met de door [geïntimeerde] gedane nabetalingen alle reguliere, op een feestdag gewerkte uren zijn betaald, maar dat over een aantal
extraop feestdagen gewerkte en verloonde uren nog geen feestdagentoeslag is betaald. [appellant] stelt dat de in de akte van [geïntimeerde] onder 2.2 vermelde, door hem gewerkte uren niet juist zijn, onder verwijzing naar eerder door [geïntimeerde] in de procedure als producties 5 en 7 overgelegde overzichten van door hem gewerkte uren. Het betreft de volgende dagen:
2014
-Koningsdag 26 april 2014 (50% van 7 extra uren)
-Hemelvaartsdag 29 mei 2014 (50 % van 3 extra uren)
2015
-Koningsdag 27 april 2015 (8,15 regulier plus 5 extra uren gewerkt, recht op 6,57, toegekend 6,07 dus 0,5 uur tekort)
2016
-1e Paasdag 27 maart 2016 (2 extra uren x 50 %)
-Koningsdag 27 april 2016 (8,15 regulier plus 10 extra uren, recht op 9,07; toegekend 6,07 uur dus 3 uur tekort)
-Bevrijdingsdag 5 mei 2016 (50 % van 10 extra uren)
-1e Pinksterdag 15 mei 2016 (50 % van 2 extra uren)
2017
-1e Paasdag 16 april 2017 (50% van 1 extra uur)
-Koningsdag 27 april 2017 (8,15 regulier plus 7 extra gewerkt, recht op 7,75 uur, toegekend 6,07 dus 1,68 uur tekort).
Het totaal aantal uren waarover feestdagentoeslag betaald had moeten worden vermenigvuldigd met het uurloon levert volgens [appellant] het bedrag op van
€ 179,64 bruto.
2.4.
Nu [geïntimeerde] een gespecificeerd overzicht heeft overgelegd van de volgens haar door [appellant] gewerkte uren op feestdagen gedurende de relevante periode, en [appellant] zijn stelling dat hij andere of meer uren op feestdagen heeft gewerkt niet of onvoldoende heeft onderbouwd, zal worden uitgegaan van de juistheid van de opgave van [geïntimeerde] . Dit leidt ertoe dat de hiervoor onder 2.2 sub (a) vermelde vordering zal worden afgewezen.
Ziekengeld (b)2.5. [appellant] stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde] vanaf het moment dat hij zich ziek heeft gemeld (20 juli 2017) ten onrechte ziekengeld heeft betaald uitgaande van 16 diensten van 18,5 uur = 130,4 uur per maand. [appellant] stelt dat in de 13 daaraan voorafgaande perioden gemiddeld 10,35 overuren per periode zijn verloond, zodat deze uren dienen ‘mee te tellen’ bij de basis waarop het ziekengeld wordt gebaseerd. De berekening zoals uiteengezet in zijn akte levert vervolgens het hiervoor onder 2.2. sub (b) genoemde bedrag op van € 121,09 bruto. [geïntimeerde] heeft zich hierover nog niet kunnen uitlaten en zal dat alsnog bij akte mogen doen.
Bonus (c)
2.6.
[appellant] becijfert zijn bonusaanspraak op basis van het gemiddelde van de bonussen die betaald zijn over de jaren 2014, 2015 en 2016 op € 2.539,25 bruto over 2017 en op € 1.953,27 bruto over 2018. Ook over deze berekening heeft [geïntimeerde] zich nog niet kunnen uitlaten, waartoe zij alsnog de gelegenheid krijgt.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en in (voorwaardelijk) incidenteel appel:
verwijst de zaak naar de rol van 31 januari 2023 voor het nemen van een akte door [geïntimeerde] zoals hierboven bedoeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, M.L.D. Akkaya en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.