ECLI:NL:HR:2023:972

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
23/00754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de geldigheidsduur van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat G.E.M. Later, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 30 november 2022, waarin een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden was verleend. De zorgmachtiging was verleend na een verzoek van de officier van justitie, die de rechtbank vroeg om een nieuwe machtiging te verlenen nadat de vorige was vervallen op 20 oktober 2022.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden had verleend, omdat de nieuwe machtiging niet aansluit op de vorige. Volgens artikel 6:5 van de Wvggz kan een zorgmachtiging die aansluit op een eerdere machtiging maximaal twaalf maanden duren, maar in dit geval was de eerdere machtiging al vervallen voordat het nieuwe verzoek werd ingediend. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank slechts een zorgmachtiging voor maximaal zes maanden had kunnen verlenen, zoals bepaald in artikel 6:5, aanhef en onder a, Wvggz.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar alleen voor zover deze bepaalde dat de zorgmachtiging geldig was tot en met 20 oktober 2023. De Hoge Raad heeft zelf de geldigheidsduur van de zorgmachtiging beperkt tot zes maanden, tot en met 30 mei 2023. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wvggz en de voorwaarden waaronder zorgmachtigingen kunnen worden verleend.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00754
Datum23 juni 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT LIMBURG,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar
de beschikking in de zaak C/03/311193 / BZ RK 22/2224 van de rechtbank Limburg van 30 november 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van 30 november 2022 van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, en tot afdoening op de wijze als vermeld onder 3.16 in de conclusie.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Ten aanzien van betrokkene was een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden verleend die gold tot en met 20 oktober 2022.
2.2
Bij verzoekschrift van 9 november 2022 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
2.3
Bij beschikking van 30 november 2022 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend en bepaald dat deze geldt tot en met uiterlijk 20 oktober 2023. De rechtbank heeft daarbij als volgt overwogen:
“2.14. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van twaalf maanden. Omdat de vorige machtiging is geëxpireerd op 20 oktober 2022 zal deze machtiging lopen tot en met uiterlijk 20 oktober 2023.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel I van het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte een zorgmachtiging heeft verleend voor de duur van tien maanden en twintig dagen. Aangezien de verleende zorgmachtiging niet aansluit op de vorige zorgmachtiging, kon slechts een zorgmachtiging voor de duur van maximaal zes maanden worden verleend, aldus het onderdeel.
3.2
Art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz bepaalt, voor zover hier van belang, dat de rechter een zorgmachtiging verleent voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor zes maanden. Indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een eerdere zorgmachtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz, kan de rechter een zorgmachtiging verlenen voor maximaal twaalf maanden (art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz).
3.3
Een zorgmachtiging vervalt indien de geldigheidsduur is verstreken (art. 6:6 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz). Indien de officier van justitie een nieuw verzoek voor een zorgmachtiging heeft ingediend voordat de geldigheidsduur van een zorgmachtiging voor de duur van (maximaal) zes maanden is verstreken, vervalt de eerdere zorgmachtiging in afwijking van art. 6:6 lid 1, onder a, Wvggz echter als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of, voor zover hier van belang, door het verstrijken van de termijn, bedoeld in art. 6:2 lid 1, onder e, Wvggz, zo volgt uit art. 6:6 lid 2 Wvggz.
3.4
Gelet op het vorenstaande voert het onderdeel terecht aan dat de verleende zorgmachtiging niet aansluit op een eerdere zorgmachtiging. Pas na afloop van de looptijd van de vorige zorgmachtiging heeft de officier van justitie verzocht een nieuwe zorgmachtiging te verlenen (zie hiervoor in 2.1 en 2.2). De vorige zorgmachtiging was toen al vervallen. De rechtbank kon daarom slechts op de voet van art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz een zorgmachtiging verlenen voor de duur van maximaal zes maanden. De klacht slaagt.
3.5
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door de geldigheidsduur van de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden na de datum waarop zij is verleend, dus tot en met 30 mei 2023.
3.6
Onderdeel II van het middel kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg van 30 november 2022, maar uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met uiterlijk 20 oktober 2023;
- bepaalt dat de zorgmachtiging geldt tot en met uiterlijk 30 mei 2023.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.B. ter Heide, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
23 juni 2023.