Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen NS Reizigers B.V. (hierna: NSR) en een verweerder. De zaak betreft de uitleg van het begrip 'vakantie' zoals opgenomen in artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek, en de toepassing van bovenwettelijke vakantiedagen in relatie tot het recht op loon, zoals geregeld in de artikelen 7:639 en 7:645 van het BW. De Hoge Raad heeft de eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2021 gedeeltelijk vernietigd, specifiek met betrekking tot de veroordeling van NSR tot afdracht van pensioenpremies over de Compensatie Onregelmatigheid van artikel 110 van de cao.
De procedure begon met een beroep in cassatie door NSR tegen het arrest van het hof, waarin NSR werd veroordeeld tot het betalen van pensioenpremies. De Hoge Raad heeft de argumenten van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock gevolgd, die tot vernietiging van het arrest adviseerde. De Hoge Raad oordeelde dat de onderdelen 1-4 van het middel niet tot cassatie konden leiden, maar dat de klacht van onderdeel 5 wel slaagde. Dit leidde tot de beslissing dat de Hoge Raad zelf de zaak kon afdoen.
In de uitspraak heeft de Hoge Raad de kosten van het geding in cassatie aan de verweerder opgelegd, met een specificatie van de verschotten en het salaris van de advocaat. De uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om zelf af te doen in gevallen waar dat gepast is.