Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
uren die boven het wettelijk aantal vastgestelde verlofuren, waarop werknemer met behoud van salaris geen arbeid hoeft te verrichten”. In de cao zijn de wettelijke verlofuren en de bovenwettelijke vrije uren beide opgenomen onder het kopje Verlof. Daarin wordt (bijvoorbeeld ten aanzien van het opnemen en afboeken) geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van verlof. In de uitvoering is dat onderscheid er ook niet: aan de werknemers wordt per jaar een bepaald aantal verlofuren toegekend, zonder onderscheid in wettelijke verlofuren en vrije uren, en in het administratieve computersysteem is voor hen de onderverdeling tussen wettelijke verlofuren en vrije uren ook niet zichtbaar. Daarvan is pas sprake als een werknemer gebruik maakt van het Keuzeplan, waarin het aantal vrije uren als één van de in te zetten bronnen wordt vermeld. Het systeem van de cao houdt in dat de werknemers kunnen kiezen om vrije uren op te nemen of in te zetten voor het Keuzeplan. De werknemers hebben dus de mogelijkheid om de vrije uren in te zetten voor de in het Keuzeplan omschreven doelen. Als zij daarvan geen gebruik maken, hebben de uren het karakter van vrije tijd. Die vrije tijd, ten behoeve van herstel en ontspanning, is dus het uitgangspunt. Dat volgt ook uit de mededeling van de NS tijdens de zitting dat het Keuzeplan bestaat sinds 2004 en dat de werknemers daarvoor ook al bovenwettelijke vrije uren hadden. Uit de cao blijkt niet dat met invoering van het Keuzeplan de vrije uren zijn losgekoppeld van hun oorspronkelijke bestemming en dat deze (nog uitsluitend) als ruilmiddel voor de in het Keuzeplan genoemde doeleinden kunnen worden ingezet. Dat is ook niet de praktijk, omdat niet iedereen gebruik maakt van het Keuzeplan. Voor zover de cao-partijen iets anders zouden hebben bedoeld, geldt dat deze bedoeling voor de uitleg van de cao niet kan meewegen, omdat deze bedoeling niet uit de tekst van de cao blijkt.
alseen oudere werknemer minder onregelmatig werkt (waardoor bepaalde inkomsten wegvallen) hij een gegarandeerd minimaal inkomen krijgt. [de werknemer] stelt dat hij na gebruikmaking van de RO-regeling niet minder onregelmatig is gaan werken, zodat hij niet of minimaal voor een GIOW-uitkering in aanmerking komt en van een dubbeltelling geen sprake is. Dat is door NS niet voldoende weersproken.
“
Partijen spreken af dat als in de toekomst onherroepelijk in rechte komt vast te staan dat één of meer in deze overeenkomst opgenomen bepalingen in strijd zijn met dwingend recht en daarmee nietig of vernietigbaar, partijen zich zullen inspannen om die te vervangen door rechtsgeldige bepalingen”.
het achterstallige salaris aan onregelmatigheidstoeslag” over de bovenwettelijke vakantiedagen. Voldoende duidelijk is dat het dan gaat om ORT, die [de werknemer] blijkens de dagvaarding heeft berekend als DS-vergoeding. Als die berekeningsmethodiek onjuist, respectievelijk te hoog mocht zijn, zoals NS aanvoert, dan kan het juiste, eventueel lagere bedrag onder deze noemer worden toegewezen.