Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
. [3]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aanslagen grondbelasting die zijn opgelegd aan [X] N.V. door de Minister van Financiën van Aruba. De zaak betreft de aanslagen voor de belastingjaren 2017, 2018 en 2019, waarbij de belastingplichtige in beroep ging tegen de uitspraken van de Inspecteur en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de aanslag grondbelasting voor het belastingjaar 2019. De Hoge Raad oordeelde dat de aanslag voor 2019 een eerste aanslag is die de Inspecteur mocht opleggen, met inachtneming van het gewijzigde tarief van 0,6 procent. De waarde van de onroerende zaak werd vastgesteld op Afl. 250.000.000, wat leidde tot een vermindering van de aanslag grondbelasting voor 2019 tot Afl. 1.500.000.
De Minister had eerder beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat had geoordeeld dat de aanslag voor 2019 ontoelaatbaar was. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof verworpen en de aanslag grondbelasting voor 2019 herzien. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de wettelijke heffingssystematiek en de voorwaarden waaronder aanslagen kunnen worden opgelegd. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak is openbaar uitgesproken.