In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen, specifiek gericht op de taxatie van een ex-rental voertuig. De belanghebbende, [X] B.V., had een gebruikte personenauto uit een andere lidstaat geregistreerd in Nederland en had aangifte gedaan van belasting op basis van de taxatiemethode. De taxateur had de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een koerslijst, maar had ook een waardevermindering in aanmerking genomen vanwege het verhuurverleden van de auto. De Inspecteur had echter een naheffingsaanslag opgelegd, omdat hij vond dat de taxateur de waarde te laag had vastgesteld.
De Rechtbank Gelderland oordeelde dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ging in hoger beroep verder en oordeelde dat de taxateur geen rekening had mogen houden met de waardevermindering door het verhuurverleden, omdat deze variabele niet in de koerslijst was opgenomen. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had en dat de taxateur wel degelijk rekening had kunnen houden met het verhuurverleden bij het bepalen van de afschrijving. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de naheffingsaanslag verder verminderd tot € 254, met een bijbehorende aanpassing van de belastingrente.
De Hoge Raad heeft ook de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, en de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid voor taxateurs om bij de waardebepaling van gebruikte voertuigen rekening te houden met specifieke kenmerken zoals het verhuurverleden, zelfs als deze niet expliciet in de gebruikte koerslijst zijn opgenomen.