Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die een verstandelijke beperking heeft, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden was verleend. De rechtbank had geoordeeld dat het onderzoek door een psychiater via beeldbellen, met voorafgaande toestemming van betrokkene, voldoende was om tot een zorgmachtiging te komen. De advocaat van betrokkene voerde echter aan dat het onderzoek niet voldeed aan de eisen, omdat dit niet in fysieke aanwezigheid had plaatsgevonden en niet was aangetoond dat een fysiek onderzoek onmogelijk of onverantwoord was.
De Hoge Raad oordeelde dat de psychiater in beginsel het medische onderzoek in de fysieke aanwezigheid van betrokkene dient uit te voeren, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. De omstandigheden die door de psychiater in de medische verklaring werden genoemd, zoals personele schaarste en positieve ervaringen met beeldbellen, waren te algemeen en gaven geen aanleiding om af te wijken van de eis van fysiek contact. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank niet had mogen besluiten tot het verlenen van de zorgmachtiging op basis van het onderzoek via beeldbellen, en vernietigde de beschikking van de rechtbank. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.