ECLI:NL:HR:2023:140

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
21/04853
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot instellen rechtsmiddel en reconventionele vordering in civiele procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiseres] B.V. tegen CAGE CAPITAL 1 GMBH. De zaak betreft de vraag of een materiële procespartij in eerste aanleg, die niet formele procespartij was, als procespartij in de zin van artikel 332 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan worden aangemerkt. Daarnaast wordt de bevoegdheid tot het instellen van een reconventionele vordering besproken, evenals de vraag of er sprake is van een uitzondering in artikel 136 Rv. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat [eiseres] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof, concludeert de Hoge Raad dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering nodig, aangezien de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Cage zijn begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04853
Datum3 februari 2023
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaten: F.I. van Dorsser en J. den Hoed,
tegen
CAGE CAPITAL 1 GMBH,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Cage,
advocaat: P.A. Fruytier.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/660418 / HA ZA 19-83 van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019 en 29 januari 2020;
b. het arrest in de zaak 200.284.616/01 van het gerechtshof Amsterdam van 24 augustus 2021.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Cage heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Cage mede door L.M. van Ringelestijn.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Cage begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
3 februari 2023.