ECLI:NL:HR:2022:670
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juli 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.