ECLI:NL:HR:2022:354
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 juni 2021. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier had belanghebbende op 9 september 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Een tweede brief van de griffier op 12 oktober 2021, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, werd onbestelbaar teruggezonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om het griffierecht te betalen. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.