ECLI:NL:HR:2022:319
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraken Centrale Raad van Beroep inzake Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], Tunesië, vertegenwoordigd door M.H. Haddad, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het cassatieberoep was gericht tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 28 mei 2021 en 16 april 2021, die betrekking hadden op besluiten ingevolge de Algemene nabestaandenwet. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft daarom besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.